Molenechos's Homepage Molenechos.org

Molen Butaye

Oostvleteren (Vleteren), Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Molen Butaye
Ligging
Burgweg 25
8640 Oostvleteren (Vleteren)
westzijde
oostzijde Poperingevaart
grens met Westvleteren
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
1769
Verdwenen
1786, verplaatst naar Pollinkhove, Lovaart 9
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen, runmolen
Bescherming
niet
Database nummer
4922

Beschrijving / geschiedenis

De Molen Butaye was een houten olie- en schorswindmolen aan de westzijde van de Burgstraat, aan de zuidzijde van de boerderij aan het nummer 25 (thans uitgebaat door Danny Logghe), gelegen aan de oostzijde van de Poperingevaart en de grens met Westvleteren.

Filip Igace Butaye uit Pollinkhove en later "censier" in Oostvleteren, kreeg op 17 juni 1769 het octrooi voor de oprichting van een olie- en schorsmolen te Oostvleteren, op een perceel in het zuiden van zijn "cense" en dat paalde aan gronden in het bezit van:
- hemzelf (in het westen en het noorden)
- van de orde van Malta ("chevalier de Maltèse") en van Pieter Vandromme (in het oosten)
- en van het Godshuis van Nazareth te Ieper (in het zuiden).
Butaye motiveerde zijn verzoek door te stellen dat er in vijf of zes parochies rond Oostvleteren geen enkele oliemolen te vinden was.
Tegen zijn aanvraag (11 maart 1769) was geen verzet gerezen.

Op 26 november 1785 vroeg dezelfde Butaye de toelating om zijn windmolen in Oostvleteren over te brengen naar Pollinkhove. Hij had daartoe  een perceel ten westen van de Lovaart  in cijns had genomen van de abt en graaf van Lo. We vermoeden dat de verplaatsing te maken heeft met de grote hinder in de windvang, vanwege de aanwezigheid van vele bomen aan de westzijde, zoals dat duidelijk te zien is op de Ferrariskaart van ca. 1775.

In Pollinkhove zou de molen komen op eene partie landts groote twee lynen (ca. 30 aren) van westen den Loovaert, eigendom van de augustijnerabdij van Lo. Tijdens het openbaar onderzoek kwam geen verzet binnen. Baron Bonaert uit Ieper wees in zijn advies van 23 januari 1786 op het groot nut van de schorsmolen voor de huidevetters van Lo en elders. Tot dan toe moesten zij ver rezien om gemalen schors (als noodzakelijke looistof) te halen.

Op 30 maart 1786 verleende de gevolmachtige minister namens de Oostenrijkse keizer Jozef II de verlangde akte om de molen te verplaatsen. Zo verdween het stampkot te Oostvleteren. Terwijl de molen op zijn vroegere standplaats belast was met een jaarlijkse cijns van 1,5 mud tarwe, werd dat opgetrokken tot 2 mud tarwe. Het grootste verschil was echter de constructie. Terwijl in Oostvleteren een gewone staakmolen stond, werd dit in Pollinkhove een houten achtkante grondzeiler.

Zie verder: Pollinkhove, Molen Becuwe.

Lieven DENEWET & John VERPAALEN

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Raad van Financiën, nr. 1880 (oprichtingsbundel van1769)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Raad van Financiën, nr. 1926 (verplaatsing in 1785)

Werken
John Verpaalen, "Molens van het Hoppeland. De molens van Poperinge, Roesbrugge-Haringe, Proven, Reningelst, Watou, Woesten, Oost- en Westvleteren", Koksijde, 1997, p. 22.
Lieven Denewet, "Van drijvers of ketsers - Molen te Lo-Reninge, Molenecho's - Vlaams tijdschrift voor Molinologie XXXIV, 2006, 2, p. 61-164.
Marc De Jonckheere, "Verdwenen Vleterse windmolens", in: Vlietmara, VII, 1985, 2, p. 6-12 (niet vermeld).
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999 (niet vermeld).