Heilige Geestmolen
Kortrijk, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Heilige Geestmolen
- Ligging
- Spoorweglaan
8500 Kortrijk
tussen de Keer der Vlamingenstraat
en de Vlamingenlaan
Vesten
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1370
- Verdwenen
- tussen 1831 en 1834, sloop / 1839, afgraven molenwal
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 4635
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Heilige Geestmolen was een houten korenwindmolen. De staakmolen op hoge molenwal stond op de Vesten, aan de huidige Spoorweglaan tussen de Keer der Vlamingenstraat en de Vlamingenstraat. Deze twee laatste vormen een kleine driehoek, waar nog niet zolang geleden het beeld van "Cowboy Henk" (Herr Seele) stond. Dat was ooit de plaats van de molenmote.
Zo lang de molen er stond, was de oostkant van de molenwal gevormd door het verlengde van de Vlamingenstraat waar geen bebouwing was. De Vlamingenstraat draaide met een bocht rond de noordzijde van de molenwal om zo de stadswallen te bereiken. Deze bocht of Keer der Vlamingenstraat was aan beide zijden bebouwd met kleine huisjes. Tot voor kort was er in de Spoorweglaan 20 een winkelhuis "'t Molentje".
De molen maalde voor de "Disch van de H. Geest". Daarom werd hij de H. Geestmolen genoemd. De Dis was, als voorloper van het huidige OCMW, een instellinng die hulp bood aan de armen, onder meer door hen van brood te voorzien.
Eénmaal werd de molen ook "Moulin de l'Arbaleste" (Kruisboogmolen) genoemd, als staande tegenover "de Redoute de l'Arbaleste" (het Schuttershof met de Bossetoren van de Bosseniers). Dit werd teruggevonden op een recent in Noorwegen terggevonden en zeer nauwkeurige kaart van de Kortrijkse vestingen, gedateerd 1740, maar onsigneerd. Deze molenbenaming is een duidelijke indicatie dat de boogschutters de wieken van de molen gebruikte voor hun schietingen.
De staakmolen werd voor 1370 opgericht. Hij wordt als volgt vermeld in een oorkonde van het O.-L.-Vrouwekapittel: "Supra unum suum molendinum venti situm infra clausuram fossatorum Cortracensis prope locum dictum Neveldriesch".
In 1438 nam Jan Declerc, zoon van Gillis, de H.-Geestmolen in pacht voor 6 mudden en 10 razieren koren plus enkele kannen wit en bruin bier die om de 3 maanden bezorgd moest worden.
De molen wordtvermeld in de Kortrijkse stadsrekenningen vanaf 1460.
In een renteboek van de H. Geest lezen we voor de' jaren 1481-1490: "Loy Cochuut, f. Matheeus, heeft in huere ghenomen ende in pachte de coernemuelne up den Eveldriesch jeghen die heleghe Gheestmeesters in desen tyt IX jaer lanc, ingnaende te Lichtmesse anno duust IIIIc een ende tachentig, omme VI mudden ende een alf taerwe Curtricsche mate, te betalene alle weken een rasiere, te kerssavonde VIII ras., te Lichtmesse VI ras., elke sondach van den vasten III ras."
De molen komt onnonderbroken voor op alle plattegronden en kaarten van de stad vanaf 1560, zoals Deventer (1560) en Sanderus (1641).
In 1648 was de molen eigendom van Jan Verwee, toen gehuwd met Jacquemyne Ameye. Na haar overlijden werd een boedelbeschrijving opgemaakt met als erfgename Rogyne, dochter van Jan: een vierde deel van de korenmolen op de "Neveldriesch" (de H.-Geestmolen) en een gelijk deel van de molenwal kwamen haar toe.
In 1693 hoorde de molen voor de helft toe aan Pieter Verwee, zoon van Jan, en voor de andere helft aan Jossijnne Joye, weduwe van Guillaume Tremmerie, zoon van Joos. Deze Joos Tremmerie wordt ook vernoemd bij de Gentsepoortmolen te Kortrijk (zie aldaar). Bij haar overlijden in 1702 erfden haar kinderen de helft van de molen en van het molenhuis. De andere helft bleef in handen van Pieter Verwee. In 1741 stierf Catharina Bolle, echtgenote van Jacques Verwee, zoon van Jacques. Toen werd de molen nog eens de "coorenwintmeulen op de Neveldriesch" genoemd.
De molen bleef niet van ongevallen gespaard.
1) Op 23 februari 1751 vond met tegen de "meulenwal" het lijkje van Maire-Catherine Toussein, 5 à 6 jaar oud, die al spelend werd gevat door "een sterck ende grouf instrument als een meuleneinde" (molenwiek).
2) Op 30 augustus 1760 verongelukte de 22-jarige, ongehuwde Guillielmus Verwee, zoon van Jacques, "in het opperste draeywerck van den H. Geestmeulen". Hij werd er gegreven door de kamwielen op de steenzolder.
Tijdens de hevige storm op 9 november 1800 waaiden verschillende molens omver, niet alleen in Kortrijk maar in de hele streek. Voor wat Kortrijk betreft was dat het geval voor de "Schorsmolen" aan de Meensepoort, het "Sint-Denijskot" aan de weg naar Sint-Denijs en een snuifmolen op de weg naar Zwevegem. De H.-Geestmolen werd toen rechtgehouden door de macht van het volk, terwijl het kolkend water uit de wallen de zwoegende mensen op de molenwal nat spoot.
De staakmolen werd gesloopt tussen 1831 en 1834. We zien de molen nog afgebeeld op een plattegrond van 1831 maar bijvoorbeeld niet meer in de oudste documenten van het Belgisch kadaster (1834) en ook niet meer op de kaart van Henry van 1850. De molenwal werd afgegraven in 1839 voor de aanleg van de spoorweg. Op een aquarel van de Doorniksepoort, gezien vanuit het westen, uit ca. 1840 door Jean Baptiste Daveloose, zien we de nog de molenmote met de resterende teerlingen.
Lieven DENEWET & Pierre MATTELAER
Literatuur
Rijksarchief Kortrijk, Oud stadsarchief Kortrijk, akten en contracten 1438, f° 85 r° (pacht door Jan Declerc, 1438)
Rijksarchief Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 2101 (lijkschouwing van Marie-Catherine Toussein, verongelukt op 23 februari 1751).
Jacob van Deventer, Plattegrond van Kortrijk omstreeks 1560. Facsimile van de oorsponkelijke Atlas van Deventer, ING, 1890.
Pierre le Poîvre, "Description topographique de la ville de Courtrai", 1580. Handschrift Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel.
Louis de Bersaques, "Carte figurative... van Cortrijck" (Raadzaal Stadshuis Kortrijk), 1634-1641
Louis de Bersaques, Plattegrond van Kortrijk, in: A. Sanderus, "Flandria Illustrata", 1641.
Petrus Snayers, Beleg van de stad in 1648 (schilderij in Stadsmuseum, kopie), 1650.
Adam-Fr. Vander Meulen, "De iname van Kortrijk door Louis XIV, kopergravure, 1667.
A. de Bersaques, "De gedemolierde vesten der stede van Cortrycke", 1686, pentekening.
Kaart van de Kortrijkse vestingen, ongesigneerd, 1740 (aangetroffen in Noorwegen)
Ir. Dupain, Plattegrond van Kortrijk, 1744.
de Ferraris, Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, 1778.
C. Cierkens, "Plan der stad Kortrijk", 1822-1830.
W.J. Henry, "Plan de la ville de Courtrai", 1850.
"Plans de la Ville de Courtrai et de la Banlieue", 1902, Imprimerie Vandesteene Frères, Courtrai.
Emile Vandesteene, "Courtrai au 7500me", 1894.
C. Vandevoorde e.a., "Volkstelling 1814 (Deel XXIII en XXIV)", Brugge, 1988.
R. Goemaere, "Kortrijk 1815", in: Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige K ring van Kortrijk. Nieuwe reeks, 38 (1971), p. 246-276.
Mattelaer Pierre, "De Kortrijkse molens", De Leiegouw, XVIII, 1976, p. 323-352.
Mattelaer Pierre, De windmolens van Kortrijk, De Leiegouw, LIII, 2011, 1, p. 5-77.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 4. Gemeenten K-L", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1997.
M. Van Hoorick & E. Roets, "Molens en molenaars", Vlaamse Stam.
Philippe Despriet, "Kortrijk en Vauban, 1633-1707", Kortrijk, 2008 (Archeologische en historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen, 68).
Van Hoonacker E., "Duizend Kortrijkse straten", Kortrijk, 1986, p. 460-462.
Ph. Despriet, "Kortrijk en Vauban, 1633-1702", Kortrijk, 2008 (Archeogische en historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen, 68), afbeelding op p. 76 (kaart van de Kortrijkse vestingen uit 1740, in Noorwegen teruggevonden).
F. Debrabandere, "Kortrijkse plaatsnamen", p. 159-170 (over de (N)Eveldries).
Th. Sevens, "In de straten van Kortrijk op het einde der XVe eeuw naar een rentenboek van den H. Geest", in: Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundnige Kring van Kortrijk, IV, 1906-1907, p. 324.
J. Roelstraete, "Lijkschouwingen", in: Vlaamse Stam, 12, 1976, p. 355-364.
P. Mattelaer, "Orkanen boven Vlaanderen", in: De Leiegouw, jg. 29, 1987, p. 485-489.