Molenechos's Homepage Molenechos.org

Tillegemmolen

Sint-Michiels (Brugge), Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Tillegemmolen, Grote Molen, Plaatsmolen
Ligging
Tillegemstraat 2
8200 Sint-Michiels (Brugge)
noordzijde
hoek Rijselstraat (nr. 170)
Doornhagehoek
400 m ZW van de kerk
kadasterperceel A432
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
voor 1445
Verdwenen
1866 - 22 sept., storm
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet
Database nummer
4392
© Fragment van figuratieve kaart van ca. 1668 (Stadsarchief Brugge, Verzameling Franchoo, s.n. - repro J. Demarée, Sint-Andries)

Beschrijving / geschiedenis

De Tillegemmolen was een houten korenwindmolen op wal in de noordelijke hoek van de Tillegemstraat (achter de huizen met nrs. 2-4) en de Rijselstraat (nr. 170), een uithoek van de heerlijkheid Tillegem. Vanwege zijn ligging achter de herberg de Doornhage aan de Rijselstraat, werd hij ook de Doornhagemolen genoemd.

De molen werd voor 1445 gebouwd en was tot bij de verkoop van de heerlijkheid Tillegem in 1664 in het bezit van de opeenvolgende heren. Bij deze vroegste molenvermelding was Jan (jr.) van Aartrijke (+1452) heer van Tillegem.

Vanwege de ligging achter het eerste gildehuis van de Sint-Sebastiaansgilde (een schuttersgilde die voor 1445 werd gesticht) werd de molen voor papegaaischietingen gebruikt. De papegaai met de schutsboom of stang werd aan een roedetop gebonden en de lucht ingedraaid. De molenaar werd hiervoor door de gilde vergoed. Dit gildehuis was de - nu verdwenen - herberg "het Cleen Casteel van Sluys", op de hoek van de huidige Tillegem- en Rijselstraat, dus vlakbij de Tillegemmolen.

Brugse soldaten brachten de Tillegemmolen buiten werking op 20 oktober 1490 bij hun opstand tegen regent Maximiliaan van Oostenrijk. Ze deden dat door de spil en het molenijzer uit de molenstenen te verwijderen. We lezen hierover in een anonieme kroniek over de gebeurtenissen in Brugge tussen 1477 en 1491, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (handschrift nr. 6272): "Item up den 20sten dach in October, anno 90 (1490), doe (toen) zo ghyngen de saudoyers (soldeniers, soldaten) van der stede van Brugghe toot up de muelne van Tillegeem, ende haelden daer de spille van den muelne ende tmuelen yzer huuten steenen, omme dat de muelne niet meer malen en zoude.

We zien de Tillegemmolen afgebeeld met dwarsgetuigde roeden en witte zeilen op de Grote kaart van het Brugse Vrije geschilderd door Pieter Pourbus tussen 1561-1571.

Van oudsher was de Tillegemmolen de banmolen van de heerlijkheid. De inwoners dienden dus al hun graan in deze molen te laten malen. En al het meel moest in de bakkerij van Tillegem gebakken worden. (Dat staat bijvoorbeeld te lezen in het leendenombrement van 1556 van Jan van Poeke).

Rogier Hagheman werd in 1598 de nieuwe molenaar, in opvolging van Pieter De Man. Hagheman werd tevens wethouder van de heerlijkheid Tillegem. Toen was Silvester de Matanca de heer van Tillegem (1597-1638), die zijn broer Jan (1591-1597) had opgevolgd Ze stamden af van een koopliedenfamilie uit het Spaanse Burgos.

Deze nieuwe mulder ondervond algauw moeilijkheden met bakker Cornelis de Vuerstere uit Sint-Michiels. Hij beweerde dat het afgeleverde meel lichter woog dan het gebrachte graan!

De bakker klaagde de mulder aan voor de vierschaar van Sijsele. De heerlijkheid Sijsele waar onze bakker  woonde, beperkte zich toen niet tot de huidige gelijknamige gemeente, maar bevatte oorsponkelijk het oostelijk deel van het Brugse grondgebied, Sijsele, Sint-Kruis, Oedelem en Assebroek.

Om zijn bewering te staven had Cornelis de Vuerstere vier jonge getuigen:
- zijn knecht Joos de Wielmakere, ongeveer 20 jaar (volgens de verweerder was zijn echte naam Joos Scaelboot!)
- Mayken Huus, dochter van Cornelis, ca. 24 jaar, ooggetuige
- Wouter vanden Stuere, zoon van Jan, geboren in Brabant, ca. 19 jaar, een vremden gheselle en voerman met een hakeneye of paard
- Christiaen Reveel, zoon van Pieter, uit Brugge, ca. 17 jaar, ooggetuige.

Zij legden hun getuigenissen af op 10 juli 1598 voor de schepenen Jan Bilau en Joos Willay van de vierschaar van Sijsele. Ze verklaarden dat het afkomstige meel van de Tillegemmolen in het huis van bakker Cornelis de Vuerstere lichter woog dan de tarwe die naar de molen gebracht werd. Het tekort bedroeg vrijwel steeds 8 à 10 pond (3,7 à 4,6 kg) op elke zak. Zo verklaarde bakkersknecht Joos de Wielmakere dat hij de laatste drie maanden diverse keren tarwe gebracht had naar de Tillegemmolen, iedere week zo'n 12 "hoed" (een oude korenmaat), dit komt neer op 20,64 hectoliter of 1,4 ton. Hij gebruikte daartoe 16 zakken met een gemiddelde inhoud van elk 129 liter of 90,3 kg.
Wouter vanden Stuere, de Brabander die met een bootje (akemeye, hakeneye) op de Kerkebeek een zak graan van de Strovisbrug (Strovisch brugghe) naar de bakker had gebracht, zei dat het tekort slechts 4 à 5 pond (1,8 à 2,3 kg) op elke zak bedroeg, maar eigenlijk had hij er niet goed op gelet. De andere getuigen maakten melding van een dubbel tekort. Bakkersknecht Joos de Wielmakere zei tot zijn meester: ghy zult  hu byster backene ende de muelnaere rycke (jij zal je arm bakken de molenaar rijk).

De molenaar leverde zelf de meelzakken aan de bakker. Toen de bakker hem wees op het meeltekort, stak die de schuld op zijn knecht. Bij een nieuwe maalbeurt zou hij wel het te weinig geleverde meel meehebben. Toen de molenaar met de nieuwe lading aankwam verweet de bakkersvrouw hem dat hij het ontbrekend meel niet bij zich had: ghy muelnaere en brincht niet weeder tmeel dat ghy de laeste reyse te coort brocht. Onze mulder stak de schuld wederom op zijn cnaepe...

Op 13 oktober 1598 kwam het verweerschrift van molenaar Hagheman. Hij verklaarde dat hij de bakker al voor dezelfde vierschaar van Sijsele gedagvaard had, ter vordering van 10 schellingen groten (oude geldmaat) achterstallig maalloon. Aldus verweet de molenaar de bakker dat hij een ongegronde wedereis (een eis in reconventie) voor dezelfde rechtbank deed om zijn schuld te ontlopen.

Onze mulder betwistte ook de waarde van de getuigenissen. Ze zijn ongeloofwaardig: ze hooren foy noch gelove.
1. De getuigen werden niet voor een rechter beleden.
2. Ze getuigen heel dubieus (donckerlyc ende twiffelyc). Ze hebben de zaken niet zelf gezien (niet van zyne), ze weten het zelf niet goed (noch van wel wetene) en hebben verschillende versies (niet eendrachtich ghelyc).
3. Ze bevestigen enkel de strafvordering (intendit) van de eiser. Ze zijn of waren dienstknechten (broothalen) van de eiser en spelen onder één hoedje met hem. Ze willen hem begunstigen.
4. De getuigen zijn te jong en hebben nog geen besef wat hun getuigenis inhoudt.
5. Joos de Wielmakere loochent zijn echte naam. Hij heet immers Joos Scaelboot.
6. Wouter vanden Stuere is als vreemdeling gekomen in dit land, aangezien hij uit anderen lande (het hertogdom Brabant) komt.
7. De precieze tijdsaanduiding ontbreekt in de getuigenissen.

Om deze redenen motiveerde de molenaar de vrijspraak van de aanklacht. Als straf voor de eiser vroeg hij niet enkel de betaling van de proceskosten, maar ook een verbod van 20 à 50 jaar om binnen de heerlijkheid Tillegem te komen (ban).

De bakker bekende dat hij geweigerd had om 10 schellingen groten te betalen, maar dat was precies omdat de meelzakken te licht waren. Nochtans had de molenaar hem beloofd om het te weinig gebrachte meel de volgende keer mee te brengen. De bakkersknaap was op de molen gekomen met als voorstel, zonder verdere beschuldging: vuldoet my van uwen beloofte Ic zal hu voldoen van uwen salarys ende aerbeide. De bakker nam het de molenaar ook kwalijk dat hij zijn vermeend onrecht (omwille van het niet verkregen geld) wilde compenseren door nogmaals te weinig meel af te leveren...

De bakker weerlegde het verwijt dat de getuigen geen eensgezinde verklaring aflegden. Hij had getuigen gekozen die van de zaak afwisten en geen buitenstaanders met negatieve bedoelingen (alder werelt niet behoorde ghemainfoseert te zyne, omme te stuwen quaden waen, die personen souden moghen nemen, int posityf vanden zelven intendit).

Op het verwijt dat de eiser geen tijdsaanduiding had opgegeven, antwoordde de bakker dat hij dit niet nodig achtte, aangezien het om een wedereis ging. Eigenaardig is wel zijn ontkenning van de jeugdige leeftijd van de getuigen. Ze waren nochtans slechts 17, 19, 20 en 24 jaar of een gemiddelde van 20 jaar.

De bakker besloot dat de beschuldiging van de mulder onontvankelijk  verklaard zou worden. Anderzijds bepleitte hij op zijn beurt een veroordeling.

Spijtig genoeg kennen we de uitspraak van de vierschaar van Sijsele niet. Toch hebben we voldoende gegevens om de situatie te analyseren.

Het geding handelt over een twist tussen een molenaar en een bakker. De teruggebrachte meelzakken zouden te licht wegen in vergelijking met de aangeleverde tarwezakken. Belangrijk om op te merken is dat het maalloon toen niet meer in natura (het zogenaamde scheploon) maar al door geld was vervangen. En de eerste aanklager (voor de vierschaar van Sijsele) was niet de bakker, maar wel de molenaar: hij had zijn maalloon van 10 schellingen groten niet gekregen. De bakker weigerde deze som te betalen, precies omdat hij te weinig meel had gekregen. Op zijn beurt diende de bakker een klacht in, met de beschuldiging dat de molenaar systematisch te weinig meel afleverde, zo'n 8 à 10 pond op elke zak. En de molenaar kaatste de bal terug met de stelling dat de wedereis van de bakker bedoeld was om zijn betaling te ontlopen.

We zullen dit vermeend meeltekort wat nader onderzoeken. In het Brugse Vrije schreef het gewoonterecht (de costuymen) voor dat de molenaar 1/16 van het meel als scheploon mocht nemen. Bij een overtreding moest hij 10 ponden parisis betalen. Volgens de omzetting van de oude maten uit het Brugse Vrije, komt deze 1/16 neer op 5,6 kg op een zak van 90,3 kg. Aangezien het tekort slechts 3,7 kg à 4,6 kg op elke zak bedroeg (of 1/20 à 1/24), stellen we vast dat de molenaar minder afhield dan bij het normale scheploon van 1/16. Maar we moeten er onmiddellijk aan toevoegen dat het "multer "reeds door geld vervangen was. De molenaar mocht dus geen meel meer afhouden en ook niet de schuld op zijn cnaepe afschuiven.... Blijkbaar hield onze sluwe (of domme?) mulder dus van "dubbel scheppen" door zowel geld te innen als meel af te houden...

Er dient echter ook rekening gehouden te worden met een natuurlijk gewichtsverlies van het meel tegenover het graan: door verhitting bij het malen, door verdroging (indien het geleverde graan nog vochtig was), door verstuiving van het meel, door stofmeel in de steenkuip... In Zaffelare mochten de molenaars in 1818 voor een dergelijk verlies 8/9 liter per hectoliter graan aanrekenen, buiten het scheploon van 4 liter per hectoliter (of 1/25), zodat het totale multer of maalloon feitelijk 5 liter per hectoliter (of 1/20) bedroeg. Maar het is ons duidelijk dat dit verlies verwaarloosbaar is in vergelijking met wat de Tillegemse mulder afhield. De molenaar bekende eigenlijk zijn daad toen hij zijn knecht als schuldige aanwees... En de weigering van de bakker om het maalloon te betalen, heeft hem ertoe aangezet, om - als vergelding of als extra-vergoeding - ook bij volgende maalbeurten dieper te scheppen...

De molenaar had in 1598 in Sint-Michiels een monopoliepositie: er bestonden in die tijd geen andere molens in het bosrijke dorp. De bakker woonde op de heerlijkheid Sijsele en was dus niet gehouden aan de banplicht van Tillegem. Maar om geen verre verplaatsingen te maken, vond hij zich toch genoodzaakt om, zijn graan door de "frauderende" molenaar te laten malen.

Een bittere verhouding tussen een molenaar en de bakkers en boeren is van alle tijden, maar des te meer in oorlogstijd. In 1585-1600 waren onze streken onderhevig aan de plunderingen van de Hollandse vrijbuiters die opereerden vanuit Oostende en Vlissingen. Dit leidde tot een massale plattelandsvlucht. Het was erg onveilig om verplaatsingen te maken met graan of meel. Zeer vele windmolens werden in brand gestoken. De Tillegemmolen was zelfs één van de weinige die tijdens de troebelen niet verwoest werden.

Deze ongunstige tjidsomstandigheden zijn zelfs terug te vinden in de processtukken. Op het einde van het verweerschrift van de melnaar lezen we: bidt om expedicie. Dit verwijst naar de reeds lang geplande verovering van Oostende om de plunderingen door de "geuzen" een halt toe te roepen. Dat gebeurde pas met het Beleg van Oostende in 1601-1604.Er heerste ook een grote hongersnood. Vele akkers waren onbebouwd. De graanprijzen lagen hoog. Een tekort aan afgeleverd meel was dus bittere ernst.

Hoe verliep het verder met de molen? We zien hem getekend op de Ferrariskaart van ca. 1775 met het bruin symbool van een staakmolen. Tussen 1812 en 1830 kwam er felle concurrentie vanwege de oprichting van de houten korenwindmolen van Jan Vandekerchove aan de oostzijde van de Rijselstraat (nr. 117), amper een honderd meter ten noordoosten van de Tillegemmolen. Deze nieuwe molen werd in 1852 op een torenkot geplaatst om een beter windvang te hebben. De molen stond later bekend als "molen Van Maele" en werd in 1914 gesloopt. De bekendste telg van deze familie was Michel Van Maele (Sint-Michiels 1921 - Brugge 2003), burgemeester van Sint-Michiels (1947-1970) en van Brugge (1972-1977), ondernemer en voorzitter van voetbalvereniging Club Brugge.

Keren we nu terug naar de Tillegemmolen. Zoals we al meldden, waren de opeenvolgende heren van TIllegem eigenaar van de molen tot bij de verkoop van de heerlijkheid in 1664.

Overzicht van de molenaars:
- 1571-1597, pachter: Pieter de Man
- 1598, pachter: Rogier Hagheman, tevens wethouder van de heerlijkheid Tillegem (= onze molenaar uit het geding met de bakker...).
- 1634, eigenaar: Silvester de Matanca, heer van Tillegem, pachter (begonnen voor 6 jaar): Josse Dheeschere, molenaar te Ettelgem
- 1673, eigenaar: P. Vandendriessche, meester van het godshuis van Sint-Julien; pachter (van de molen en hofstede): Jacques Kesteloot
- 1698, pachter: P. Verbauwen
- voor 1710, eigenaar; Deprée
- 1710-1714, eigenaar: Mattheus Loncke, pacher: Domyn Verstraete
- 1782, eigenaar-molenaar: Pieter Jacobus Scherens
- 1802-1830, eigenaar-molenaar: Constant Vandenbussche (°Klemskerke 1776 - +Sint-Michiels 1847), gehuwd met Monica Scherens (°Sint-Michiels 1779), dochter van Pieter Jacobus Scherens
- 1847, erfenis: de weduwe (Monica Scherens) en de kinderen (overlijden van Constant Vandenbussche)
Jan Vandenbussche (°Sint-Michiels 1817), zoon van Constant en gehuwd met Anna Vandenbroucke uit Oostkamp, was er al molenaar sinds 1842.

Door een rukwind waaide de molen om op 22 september 1866 en werd geheel verbrijzeld. Niemand bevond zich in de molen. Er gebeurde geen heropbouw.

Lieven DENEWET

Noot: Hij mag niet verward worden met de nabijgelegen Molen Van Maele aan de oostzijde van dezelfde straat (zie aldaar)

Literatuur

Archiefbronnen
Koninklijke Bibliotheek Brussel, Handschrift nr. 6272, "Het Boeck van al 't gene datter gheschiedt is binnen Brugghe, sichtent jaer 1477, 14 februarii, tot 1491", 22x14,5 cm, papier, 37 bladen, anoniem, geheel in het Vlaams. Uitgegeven door de Maetschappy der Vlaemsche bibliophilen bij C. Annoot-Brackmann te Gent in 1859 (3de reeks nr. 2). De - niet geheel feilloze - transcriptie werd verzorgd door C(harles) C(arton).

Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 12.873. Kopie van een kaart uit 1524 (met: "muelen van(den) heere")
Rijksarchief Brugge, Heerlijkheid Tillegem, nr. 20. Leendenombrement van Jan van Poeke (07.03.1556), nr. 21.
Rijksarchief Brugge, Heerlijkheid Tillegem, nr. 21. Uittreksel uit het leenregister van het leenhof van Voormezele m.b.t. het leendenombrement van Anna van Oostende: akte van recepisse, d.d. 15.01.1557 n.s.
Rijksarchief Brugge, Heerlijkheid Tillegem, nr. 46. Tekening van het kasteel van Tillegem met omgeving, uit het westen gezien, 1573. Linksboven: "watermuelen brugghe"; tekening, einde 17de eeuw (met "watermeulenbrugghe" en "meulen van tilleghem").
Rijksarchief Brugge, Verzameling Jonckheere, nr. 1233. Kadastrale legger van de gemeente Sint-Michiels, 1819, 1 katern.
Brugge, Stedelijk Administratief Centrum Het Brugse Vrije. Pieter Claissens. Kopie van de Kaart van het Brugse Vrije, die tussen 1562 en 1571 door Pieter Pourbus opgemeten en geschilderd werd, doek, 335x620 cm, 1597.
Rijksarchief Brugge, Kaarten en Plannen, nr. 535. Kaart van Tillegem, ca. 1830.
Rijksarchief Brugge, Ommeloper van het Sijseelse, 1671.
Rijksarchief Kortrijk, "Bruine Pakken", 1ste reeks, nr. 6300 (processtuk uit 1598)
Kaart 17de eeuw
Kaart bij ommeloper 1767.
Rijksarchief Brugge, Omlopers Mestdagh, nr. 1028. Nieuwen Ommelooper van Alle de Landen gheleghen ter prochie van Sinte michiels buijtten der Stede van Brugghe (...), 1710-1714, f° 40 (12de begin, art. 7, tillegem muelen); een vroeg 19de-eeuwse kopie van dat register in: Rijksarchief Brugge, Omlopers Mestdagh, nr. 1029.
Ommelooper van het Maendagsche, Sint-Michiels, 1762.
Stadsarchief, Verzameling Franchoo, s.n., figuratieve kaart circa 1668.
G. Franchoo, "Het Keizer- en Koninklijk Gild Sint-Sebastiaan uit Sint-Michiels", Sint-Andries, 1964 (Heemkundige Kring "Maurits Van Coppenolle", 3).
Ferrariskaart ca. 1775
Kaart van de Heerlijkheid van Tilleghem, uit Kaarten en Plattegronden van Watering van Blankenberge 1785.
Pré-kadasterkaart uit 1812
Atlas der Buurtwegen, 1846

Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaenderen, 24.09.1866, p. 2, kol. 3.
Lieven Denewet, "Ghy zult hu byster backene ende de muelnare rycke"... Klachten tegen de molenaar van de Tillegemmolen bij Brugge die te weinig meel afleverde (1598). Molenecho's, XVI, 1988, p. 194-200.
Devliegher L. (e.a.), Het kasteel van Tillegem te Brugge, Brugge, 1989.
Franchoo G., De heerlijkheid Tillegem, in Provinciaal Domein Tillegem Bos, s.d.
Adriaensens W. (e.a.), Groen Brugge, Brugge, 1987.
Bonduel P., Geschiedenis van de Brugse rand. Sint-Michiels, 1992.
Crois R., De oudste sporen van menselijk leven te Sint-Michiels, in Brugs Ommeland, jg. 3, 1963, nr. 3, p. 98-103.
J. Rotsaert, "Jan Lopez Gallo en de heerlijkheid Sijsele", Het Brugs Ommeland, jg. 19, 1979, p. 349-361.
Franchoo G., "De kerk en de parochie van Sint-Michiels", in Brugse Ommeland, jg. 5, 1965, nr. 2, p. 74-109.
Gevaert H., "Sint-Michiels: een educatieve wandeling", 1982.
Holemans Herman, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-U, Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2003.
Notredaeme J., Het ontstaan van de parochie Sint-Michiels-bij-Brugge, in Brugs Ommeland, 1965, nr. 2, p. 47-65.
Ryckaert M., Brugge. Historische stedenatlas van België, 1991, p. 76-77.
Ryckaert M. (e.a.), Brugge. De geschiedenis van een Europese stad, Tielt, 2001.
Schouteet A., De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge, 1977.
Gilté S., Vanwalleghem A., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 18nb zuid, Stad Brugge. Middeleeuwse stadsuitbreiding, 2004.
Vanwalleghem A. & Van Vlaenderen P. m.m.v. Gilté S. & Dendooven K., Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Michiels, Bouwen door de eeuwen, 2005.
"Laatste herberg verdween op de wijk "Doornhage" te Sint-Michiels", Brugsch Handelsblad, 05.04.1975.

Overige foto's

Tillegemmolen, Grote Molen, Plaatsmolen, Sint-Michiels (Brugge), Fragment van kaart bij ommeloper 1767 (repro J. Demarée) | Database Belgische molens
© Fragment van kaart bij ommeloper 1767 (repro J. Demarée)
Tillegemmolen, Grote Molen, Plaatsmolen, Sint-Michiels (Brugge), Kadasterkaart Sint-Michiels, 1812 (repro J. Demarée) | Database Belgische molens
© Kadasterkaart Sint-Michiels, 1812 (repro J. Demarée)
Tillegemmolen, Grote Molen, Plaatsmolen, Sint-Michiels (Brugge), Eerste stafkaart uit 1861 (repro J. Demarée) | Database Belgische molens
© Eerste stafkaart uit 1861 (repro J. Demarée)