Molen Staessens
Oostende, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Molen Staessens, Molen Leleu
- Ligging
- Torhoutsesteenweg
8400 Oostende
aan de westzijde
hoek Molenstraat
Molenwijk
kadasterperceel A 19
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1834 / 1852
- Verdwenen
- 1852 - 25 aug., brand - 1896, sloop
- Type
- Stenen windmolen
- Functie
- Koren- en oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 3781
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
In de gewezen Catharinapolder stonden twee staakmolens. Ze bevonden zich op vroeger Mariakerks grondgebied dat op 1 juli 1899 met de rest van het oude dorp bij Oostende werd gevoegd.
De percelen A 19 en A 22b waren gelegen aan de noordwestkant van de Torhoutsesteenweg, bij een bocht van de Catharinakreek, ter hoogte van de Molenstraat. Op A 19 had er van 1834 tot 1896 een stenen graan- en oliewindmolen gestaan. Dat was de oudste van de twee molens. Die was eigendom geweest van de gebroeders Jan Hendrik Jozef Staesens (Mariakerke 1810 - Oostende 1886) en Alexander Frans Staessens (Mariakerke 1813 - Oostende 1874) ondernemende kooplieden en de zoons van Jan Frans Staessens uit Oudenburg (geb. ca . 1770-1835) die zich als koopman ging vestigen eerst in Mariakerke (waar zijn twee zonen geboren werden) en daarna in Stene waar hij als "wijn- en drankhandelaar" gestorven is, zeven jaar na zijn vrouw Noëmi Dugardein (Oudenburg ca. 1782-1828). Die Jan Frans Staessens moet een verstandig en bedrijvig zakenman geweest zijn. En vooral succesvol in zijn nakomelingen die een rol speelden in het Oostendse zakenleven.
Zijn oudste zoon Jan Hendrik Jozef huwde een dochter uit een gegoede familie : Euphrasie Louise Carbon (Oostende 1833-1910). De andere zoon Alexander Frans bleef ongehuwd. Onder de zonen van Jan H.J. was er een bankier, een brouwer en een exploitant van een steenbakkerij. Een afstammeling was Jan Olsen (°1924), voorzitter van motortoerisme Oostende en zoon van Elias Olsen, scheepsmakelaar uit het Noorse Drammen (aan een zijtak van de Oslofjord) en van Marie Adrienne Staessens (Oostende 1895 - Gistel 1989). Jan Olsen was de kleinzoon van bankier Julien Jan Staessens (Oostende 1856-1938) die zelf een kleinzoon was van de bovenvermelde Jan Frans Staesens uit Oudenburg.
Op 25.08.1852 brandde de stenen molen volledig uit. Een jaar nadien werd hij met de bijhorende grond en woning (op A 17-20) verkocht aan Jan Augustinus Leleu (Gistel 1797 - Mariakerke 1890) een koopman in granen die zich gevestigd had in Mariakerke. Hij was gehuwd met Catharine Coleta Kint (Koolkerke 1807 - Oostende 1874). Het echtpaar J. Leleu-Kint bouwde in 1870 op A 17-20 een nieuwe woning.
Hun zoon Augustus Leleu (Brugge 1829 - Oostende 1900) gehuwd met Jacoba Prudentia Demuenynck (Oostende 1842-1908) bediende de (herstelde) molen. De vader Jan A. Leleu, die in Oostende woonde, overleed in Mariakerke in het huis van zijn zoon waar hij tijdelijk verbleef. Volgens zijn overlijdensakte in de Mariakerkse registers stond die woning in de Molenwijk. Hiermee wordt dat gedeelte van Mariakerke bedoeld waarop de twee molens (A 19 en A 22b) stonden. Zoon Augustus werd bij de aangifte van zijn zeven kinderen (allen geboren in Mariakerke tussen 1870 en 1882) telkens molenaar genoemd. Hij stierf in zijn woning in de Torhoutsesteenweg nr. 83, in de buurt van de molens in de genoemde Molenwijk. Dat nr. 83 werd later Taverne Petit Venise (naast de Kredietbank) ongeveer halfweg tussen Petit Paris en de Weeshuisstraat. Het grafmonument van het echtpaar Aug. Leleu-Demuenynck staat op het kerkhof rond O.L.Vr. ter Duinen in Mariakerke.
De molen werd gesloopt in 1896. Op het vroegere molenperceel werden huizen gebouwd.
Daarmee is het raadsel van die "dubbele" Molenstraat (Molen- en Oude Molenstraat) opgelost. Met anderen heb ik vroeger bij die straatnaam gewoon aan één enkele molen gedacht. Maar die kadastergegevens betreffende A 19 en A 22b heffen elke twijfel op. Er stonden daar werkelijk twee molens. Het was trouwens niet logisch aan één molen twee straatnamen te wijden.
Er werd nog geen kaart gevonden waarop die twee molens aangeduid worden. Zelfs de Atlas der Buurtwegen van Mariakerke (1844), van Popp (ca. 1850) en onze oudste stafkaarten nl. die van Ph. Vandermaelen (1846-1854) en die van het Dépot de la Guerre (1876) (allebei op schaal 1:20.000) kennen slechts de eerste molen (die op A 19).
Germain BILLIET
Literatuur
Farasyn Daniël, "De Oostendse molens". De Plate, VII, 1978, 9, p. 11.
Deschacht D., "Straatnamen van Oostende van A tot Z", Oostende, 1998.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999.
Billiet Germain. ‘Nog de twee Mariakerkse windmolens bij Petit Paris’. De Plate, XXIV, 1995, p. 268-270.
Dreesen, Jan-Baptist. ‘De laatste Oostendse maalderij’. De Plate, VII, 1978, p. 113.
Billiouw Martin. ‘De laatste Oostendse maalderij’. De Plate, XXIX, 2000, p. 139.