Molenechos's Homepage Molenechos.org

Oostmolen

Roeselare, Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Oostmolen, Molen van Vrouwenhove, Molen Vanhee
Ligging
Ardooisesteenweg
8800 Roeselare
noordwestzijde
westelijke hoek met Beversesteenweg
kadasterperceel A279
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
15de eeuw / voor 1603
Verdwenen
ca. 1580, oorlog / 1869, sloop
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen, later ook schorsmolen
Bescherming
niet
Database nummer
3422

Beschrijving / geschiedenis

De Oostmolen was een houten korenwindmolen (later ook schorsmolen) op de noordwestzijde van de Ardooisesteenweg, op de westelijke hoek met de Beversesteenweg, tegenover de vroegere herberg "Het Kanon". De molen lag net buiten de twee paalstenen van Roeselare-Schependom en lag zo onder het gebied van Roeselare-Ambacht.

Een eerste houten korenwindmolen bestond al in de 15de eeuw.

Tijdens de godsdiensttroebelen rond 1580 werd hij verwoest.

Voor 1603 werd hij herbouwd: we vinden de molen o.m. terug op "De Caerte der Stede ende vrijhede van Rousselar met de palsteenen aldus gemaeckt by my onderschrev(en) geswooren erfachtig Lantmeter. Torconden 5 mey 1641" van Lowys de Bersaques.

In het "Terrierboek" opgesteld door landmeter Coolaert Darlijn in de periode 1645-1648 staat de ligging van de Oostmolen als volgt beschreven: "item soo ligghens zuutoost van daer een stick lants met veele houcken genaempt den couter an oostmuelen streckende meest noortoost en suut west, crom op de noortwestzyde jeghens den herwech al tusschen tnaer volgende - Jo(ncvrauwe) magryte vander straete en de hardoyestraete al over de suut oostzyde, commende metter noortooshende tlant deser hofstede groot met de twee deelen vande muelenwal daer den oostmuelen op staet, en een houcxken int stick noort ande wal tsamen acht gemeten LXVIIJ roedené.

In het "Terrierboek" van landmeter Hendrik De Mey uit 1729 vinden we: "ten zuyt westhoucke van desen canton ende noort aen tvoorgaende de ardoyestraete daer tusschen, een happende partie erfve daer den oostmuelen op staet wesende leen nevens alle de naervolghende partien vanden selven heer burghgraeve paelende noort ende oost syn selfs landen zuyt d'ardoyestraete ende west tschependom aldaer scheedende op twee paelstenenen groot met dhelft vanden waeghewegh van oosten ende derfve alwaer d'huyzinghe staet over den selven wegh".

In de stadsrekeningen van Roeselare wordt de Oostmolen af en toe als lokatie vernoemd. Een eerste vermelding vinden we in het boekjaar 1528-1529: "Item noch betaelt de zelve, elc van VIII daghen straten te makene an doostmuelene ende elders, te V sc. parisis sdaechs."
In het volgende boekjaar 1529-1530 treffen we aan: Item betaelt Jacop Parmentier ende zynen zone, van straten te makene inde heerstraete ande oostmuelene, elc van V daghen.

Volgens het Kohier van de honderdste penning, opgemaakt in 1569-1570 huurde Olivier de Lepelaere de molen van de Roeselaarse burggraaf voor een jaarlijks bedrag van 84 ponden parisis.
In het Kohier van de tiende penning van 1576 vinden we dezelfde Olivier de Lepelaere, die naast de pacht aan de burggraaf ook nog verplichtingen had ten opzichte van de Heer van Roeselare, de hertog van Kleef, namelijk het leveren van tarwe en haver:
- "Olivier de Lepelaere pacht een cooren wintmuelen van mijnen heer de burggrave van Rousselaere, tsjaers voor de somme van LXXXIIII £ parisis, compt den xn pennynck VIII £, VIII sc. parisis".
- "Den zelven gheeft noch den hertoghe van Cleven, ter causen voorscreven: XXX Rasieren terruwe, Rousselaersche mate, ghereduceert upde mate van Ghendt. Compt in ghelde jaerlycx 1c XCII parisis".
- "Den zelven ghelt noch jaerelicx den hertoghe voorscreven XV hoet haver, Rousselaersche mate, ende ghereduceert upde mate van Ghendt. Compt in ghelde tsjaers: LXXII £ parisis, den Xn pennynck: VII £ IIIIsc. parisis.

In 1603 was de Oostmolen verpacht aan Amand Snaet, die ook de Noordmolen en de Oostwatermolen in pacht had.

In 1607 was Pieter van Hulle de molenaar op de Oostmolen. Dit weten we uit een geschil die er gerezen was tussen de molenaar en de burggraaf. De plaatselijke greffier was van 10 tot 14 februari 1607 naar Valenciennes getrokken om er te onderhandelen met de burggraaf.

In 1666 was Hendrik Mestdagh huurder van de Oostmolen en de Oostwaterkotmolen. Zijn vader bediende de Zilverbergmolen. In dat jaar vond een doodslag plaats in de Oostmolen. Molenaar Hendrik Mestdagh had een dief op heterdaad betrapt en in de daaropvolgende schermutseling had hij de dief (Georgius Versavele) met een mes neergestoken. De procesbundel wordt bewaard in het stadsarchief van Roeselare.

In de 18de eeuw werd de Oostmolen uitgebaat door de olieslagersfamilie Demets. Op de figuratieve kaart van de Roeselaarse burggravie uit 1767 staat bij de afbeelding van de Oostmolen de naam vermeld van Jozef Mestdagh. Een ander familielid, Hilaire Demets, kocht in 1785 de Kazandmolen van Rumbeke.

De molen staat aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842) met het grondoppervlak van een staakmolen op teerlingen.

Op 12 juni 1798 (25 Prairial an VI) verscheen in de "Gazette van Brugge" een advertentie over de verkoop van "eenen graen windmolen gezeyd den Oost-molen met een huys en een gemet 50 roeden lands gelegen ter commune van Rousselaere". Verder "twee graen molens waer van eenen wind-molen genaemt den Westerschen-molen, met een huys en ontrent 60 roeden lands gelegen tot Rousselaere".

Rond 1800 was Albert Joye molenaar op de Oostmolen. Zijn zoon Laureyns, geboren in 1814, was schepen van Ogierlande en molenaar op de Grijspeerdmolen in Gits.
In de 19de eeuw werd de molen uitgebaat door de molenaarsfamilie Vanhee (rond 1830: Jozef Vanhee).
Marie de Vandemont uit Parijs verkocht de molen in 1836 aan Charles Scherpereel en consoorten, landbouwer te Moorslede. Molenaar Jan Vanhee wist de molen in 1838 aan te kopen (akte notaris Mulle, 30.08.1838).
In 1864 werd de molen omschreven als een graan- en schorswindmolen.
De sloop volgde in 1869.

De vroegere molensite wordt thans ingenomen door de busstation van De Lijn aan de oostzijde van het treinstation van Roeselare.

Lieven DENEWET & Geert HOORNAERT

Literatuur

Archieven en landkaarten
- Stadsarchief Roeselare, 1037, nr. 563
- Stadsarchief Roeselare, 1031, nr. 1289
- Stadsarchief Roeselare, 246
- Stadsarchief Roeselare, 1263.
- Lowys de Bersaques, "De Caerte der Stede ende vrijhede van Rousselar met de palsteenen aldus gemaeckt by my onderschrev(en) geswooren erfachtig Lantmeter. Torconden 5 mey 1641" 
- Ferrariskaart (ca. 1775)
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1842)
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1854)

Gedrukte bronnen
- Gazette van Brugge, 02.06.1798 (verkoopsadvertentie)
- Favorel N., Zantingen, dl. 19, p. 110, 154; dl. 74, p. 8; dl. 75, p. 58.

Werken
- Denys Désiré, Toponymie van Roeselare, Roeselaars plaatsnaamkundig woordenboek, Roeselare, 1952; herdruk: Kortemark-Handzame, 1982.
- De Potter F., Schets eener Geschiedenis van de Stad Rousselare, Roeselare, 1875, p. 346, voetnoot.
- Dochy B., Geschiedenis van de Stad Roeselare vanaf de oudste tijden tot heden, s.l., 1949.
- Holemans Herman, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten P-R, Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 2001.
- Michiel De Bruyne, Doodslag op de Oostmolen, 1666, in: Anekdoten uit de geschiedenis van Roeselare, Roeselare, 1981, p. 12-21.
- Geert Hoornaert, Roeselaarse Molenkroniek, in: Rollarius, 1990, p. 186.
- Geert Hoornaert, "Roeselaarse molenkroniek (vervog-3 en slot), in: Rollarius, XXII1³993, 2, p. 50-51.
- Geert Hoornaert, De korenwindmolens en de watermolen van de Roeselaarse burggraaf tijdens de XVIde en XVIIde eeuw, Rollarius, XXX, 2001, nr. 1.
- Jozef Huygebaert, Ferdy Callewaert & Pol Dejonghe, Geschiedenis van de Onze-Lieve-Vrouweparochie te Roeselare: 1892-1973, Roeselare, 1974.

Persberichten
- A. Denys, De verdwenen windmolens van Rousselare, in: De Rousselaarsche Bode, 09.03.1935.