Vergeldermolen
Hooglede, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Vergeldermolen
- Ligging
- Diksmuidesteenweg 17
8830 Hooglede
noordzijde
Vergeldermolen
kadasterperceel C908 (houten molen)
C 909bis (stenen molen)
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1769 (hout) / 1847 (steen)
- Verdwenen
- 1887, enkel romp / 1918, oorlogsschade / 1954, romprestant gesloopt
- Type
- Staakmolen, later stenen stellingmolen
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 3286
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Vergeldermolen was aanvankelijk een houten en later een stenen graan- en oliewindmolen (type stellingmolen) aan de noordzijde van de Diksmuidesteenweg (nr. 17), in het gelijknamig gehucht Vergeldermolen, tegen de grens met Oostnieuwkerke (Staden) en Roeselare, op 2,2 kilometer ten zuiden van de kerk van Hooglede.
We zien de molen aangeduid op:
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen
- Atlas der Buurtwegen (1844): "Vergelder Molen"
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850): "Vergelder Molen"
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860)
In oktober 1768 vroegen Antoon Ostyn("Antoine Ossthein") en consoorten, en Jan-Baptiste Clarysse, beide inwoners va Hooglede, de toestemming om een graan- en oliewindmolen op te richten, in Hooglede, op een "hemkieden gemeene partie van lande, op "ettelycke roeden" van de straat van Roeselare naar Staden (de huidige Diksmuidesteenweg), op de grens van Hooglede en Oostnieuwkerke, op een afstand van 800 roeden van "Hooghelede platse", onder de jurisdictie van "Ayshove ofte Schievelde". Tegen de vraag werd verzet aangetekend. Op 8 april 1769 bekwamen ze van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia het gevraagde octrooi.
Opeenvolgende eigenaars:
- 1769, oprichting: Ostyn Antoon en Clarysse Jan-Baptiste
- 1834, eigenaar: Bonte-Delporte Louis, olieslager te Hooglede. Hij was een vooruitziend iemand, want voor 1846 was er stoomaandrijving.
- 09.08.1846, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Louis Bonte - "windmolen met stoommachine").
- 03.01.1858, erfenis: Bonte Louis (jr.) en consoorten, olieslager te Hooglede (akte notaris De Brouckère, Roeselare)
- 21.05.1878, deling: Bonte Virginia, olieslaagster te Hooglede (notaris De Brouckère -windmolen met stoomtuig)
- 1880, huwelijk: Biebuyck-Bonte Alphonse, olieslager te Hooglede
- 14.12.1898, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Alphonse Biebuyck)
- 11.01.1899, erfenis: de kinderen (overlijden van Alphonse Biebuyck)
- 27.06.1900, deling: a) Biebuyck René Joseph Alphonse, zonder beroep te Hooglede en b) Bonte-Biebuyck Oscar, olieslager te Hooglede (notaris Wyffels - olieslagerij met stoomtuig)
- 28.04.1922, verkoop: Biebuyck René Joseph, zonder beroep te Hooglede (notaris Decock - olieslagerij)
- 10.01.1928, verkoop: Vereecke-Lambrecht Rudolf Pierre, landbouwer te Hooglede (notaris Van Isacker - magazijn)
De weduwe en kinderen van Louis Bonte vervingen de houten molen in 1847 door een stenen stellingmolen op het nabijgelegen perceel C909bis, die werd ingericht om olie te slaan en graan te malen. Het duurde tot 1853 vooral de stenen windmolen klaar was. Volgens overlevering zouden een tijdlang beide molens naast elkaar bestaan hebben.
Op maandag 8 juni 1857 rukte de wind de wieken af. Een ervan vloog op het dak van de molenaarswoning en viel er doorheen. Niemand werd gewond. De schade werd geraamd op 2000 frank. De molen was evenwel verzekerd voor 23.000 frank.
Na het huwelijk van Virigna Bonte met Alphonse Biebuyck in 1880 ontstond de bedrijfsnaam "Biebuyck-Bonte". Onder hen beleefde het bedrijf een (nieuwe) bloeiperiode.
We noteerden al dat al voor 1846 een eerste stoommachine was geplaatst. Niuewe stoommachines werden geplaatst in 1899 en 1901. Terwijl in 1878 nog melding werd gemaakt van een "windmolen met stoomtuig", dus een samengaan van wind- en stoomkracht, werd vanaf 1887 de windmolen niet meer gemeld, maar enkel nog "stoomoliemolen en stoomkoekbrekerij". We veronderstellen dat het wiekenkruis toen verwijderd werd. Malen met de wind was overigens niet meer mogelijk, door de aanbouw van een bijgebouw tegen de romp, tot boven stellinghoogte.
Op dinsdag 22 juli 1890 gebeurde een ongeval met twee aaneengekoppelde wagens van olieslager Biebuyck-Bonte. Het gespan reed door Roesleare. Een jongen van 13 jaar was belast om toezicht te houden over de achterste wagen. Een "ijdelvat" stuikte van deze wagen, waardoor het been van de jongen verbrijzeld werd. Men droeg hem naar het hospitaal, waar men hem het been afzette tot aan de knie.
Op zaterdagmorgen 4 december 1897 viel de dienstknecht van zijn kar en rolde onder de wielen. Hij was erg gewond overgebracht naar het hospitaal en verkeerde in levensgevaar.
Op woensdagmorgen 14 december 1898 schoot Biebuyck, olieslager, schepen en provinciaal raadslid, zich een kogel door het hoofd. Opvallend zijn de verschillende versies in de verslaggeving door kranten. Volgens de Gazette van Rousselare van 17 december 1898 ging het om een een ongeluk: hij "onderzocht" in de hof van zijn woning zijn geladen revolver toen plots een schot afging. De Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen van dezelfde datum sprak over "gemoedsaandoeningen" en "verandering in zijn gedoen". Hij was op dinsdag naar de cichoreimarkt te Roeselare vertrokken en 's avonds was hij weg met de trein. Hij stond 's nachts om één uur op zonder in zijn olieslagerij bij zijn werkers te gaan. Niemand hoorde of zag hem. Enkel 's morgens trof men hem ander zijn veranda dood aan. De krant besluit dat men moeilijk kan begrijpen hoe iemand met zo'n hoog aanzien, in waanzin kan vallen. Hij liet een weduwe en twee minderjarige kinderen achter.
Nadat ook zijn weduwe overleed op 11 januari 1899, kwam de stoomolieslagerij toe aan de kinderen René Joseph Alfons Biebuyck, zonder beroep te Hooglede en Oscar Bonte-Biebuyck, olieslager te Hooglede (akte notaris Wyffels, 27.06.1900, olieslagerij met stoomtuig).
Rond 1900 was er discussie of het traject van de tramlijn Roeselare-Diksmuide al dan niet over Sleihage zou lopen. Eén van de argumenten om dat traject te volgen, was het groot vervoer en de opbrengst voor de tramlijn door de "aanzienlijke" olieslagerij Biebuyck-Bonte.
Op maandagmorgend 20 juni 1904, om half negen, was er een begrafenisstoet van Salembier aan de Sint-Amandsstraat te Roeselare. Het paard van olieslager Biebuyck-Bonte uit Hooglede, dat op hol geslagen was aan het station, kwam in volle vlucht door de stoet gelopen. De dragers lieten het lijk midden de straat staan en iedereen nam de vlucht. Hugo Van Opdenbosch, pakkenmaker bij Houtsaeger-Vereecke en Cie, sprong het paard naar zijn kop en lukte erin om, met gevaar van zijn eigen leven, het paard tegen te houden. Aldus kon een groot ongeval vermeden worden. Het was reeds de tweede keer in 8 dagen dat Van Opdenbosch dergelijke moedige daad stelde.
In 1914 werd in het kadaster een vermindering van de stoomkracht genoteerd.
Tijdens de eerste wereldoorlog verbleven in de grote gebouwen vele Duitse soldaten. Deze gebouwen werden bij de terugtrekking van de Duitsers in 1918 sterk beschadigd. Na de oorlog, in 1922, werd René Joseph Biebuyck de enige eigenaar. Hij zette de stoomolieslagerij verder tot in 1928. Dan verkocht hij de olieslagerij aan Rudolf Pieter Vereecke-Lambrecht, een landbouwer maar met veel ondernemerszin. Hij vestigde in de gebouwen een vlasfabriek. Er bleef nog een stuk van de molenromp bewaard, in gebruik als magazijn, tot in 1954.
Pieter Vereecke liet de vlasfabriek tijdens de crisisjaren van het vlas rond 1950 omvormen tot een vlasvezelplatenonderneming. Voor 1957 was de onderneming een gewone firmavennootschap, waarna P. Vereecke een p.v.b.a. stichtte onder de naam Placolin. Deze vennootschap werd beheerd door de 3 zonen van de stichter. Zo bezat Placolin het karakter van een gesloten famiale vennootchap.
Het bedrijf bezat oorspronkelijk één productieschema, nl. geperste vlasspaanplaten, onderverdeeld in 2 lijnen. De oude lijn produceerde tot in juni 1979 vlasvezelplaten (122x244 cm), terwijl de andere lijn spaanplaten vervaardigde (125x1250 cm).
Volgens de keuze van de koper verdeelde de zaagmachine de lengtes in 2 hoofdstandaardmaten, nl. 250 of 313 cm en de diktes tussen 6 en 25 mm. Het bedrijf werkte in een drieploegenstelsel.
Arbeidersaantal: 22 werklieden en 2 bedienden in 1986, vroeger was dat meer. Door de sterke mechanisatie en het opheffen van de oude lijn werd de bezetting geminimaliseerd.
Omzet: 140.000.000 Belgische frank rond 1985. 40 procent was dan bestemd voor het binnenland en de rest voor: Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Denemarken.
Zusterfirma Flaxipan. Deze was elegen in de Vergeldermolenstraat en was beheerd door dezelfde vennoten. Beide firma's waren juridisch van elkaar gescheiden. Werknemers rond 1985: ca. 40.
Thans zijn alle oude gebouwen gesloopt en is er een geheel ander bedrijf gevestigd die niets meer met de olie- of vlasverwerking te maken heeft.
Lieven DENEWET
Literatuur
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1879 (verzoekschrift, oktober 1768).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1880 (dikke bundel met octrooi, 08.04.1769).
Gewestelijke Directie van het Kadaster te Burgge, Kadasterdocumenten Hooglede.
Uitgegeven bronnen
Ferrariskaart (ca. 1775)
Atlas der Buurtwegen (1844)
Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860)
Standaerd van Vlaenderen, 11.06.1857, p. 2, kol. 2.
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 30.07.1890, p. 3, kol. 1-2.
Gazette van Rousselaere, 11 december 1897.
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen, 17.12.1898, p. 2, kol. 4-5.
Gazette van Rousselare, 17.12.1898.
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen, 12.05.1900, p. 2, kol. 2-3.
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen, 22.06.1904, p. 2, kol. 3.
Werken
Lieven Denewet, "Windmolens vroeger en nu. Hooglede-Gits", Hooglede, 1979.
Lieven Denewet, "Hooglede en Gits in de krant, 1840-1910. Van een wonderdokter, valse nonnen en een landbouwer-uitvinder", Hooglede, 2009, 162 p. (Ledda Giddis. Bouwstoffen voor de geschiedenis van Hooglede en Gits, 1).
Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995, p. 33.
Désiré De Laey, Geschiedkundige aanteekeningen over Hooghlede, Roeselare, J. De Meester- Roeselare,1902.
Freddy Anckaert & F. Vanacker, Hooglede door de jaren heen, Hooglede, 1995, 2 dln.
Sylère Matten, Sleihage. Van gehucht naar parochie, Sleihage, 1986.
Marcel Vermeulen, Hooglede in vroeger dagen, Hooglede, 1973.
A. De Gunsch, C. Metdepenninghen & P. Vanneste m.m.v. A. Tansens, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17N2, Brussel - Turnhout, 2001.
Dirk Verhelst, Vleugels boven Hooglede-Gits 1914-1918, Koekelare, 2008.
Fossez G., "Gasten, we gaan den elektriek aansteken" (familie Bonte), De Weekbode, 12.03.1976.
Edward Vermeulen, "Nalatenschap", Roeselare, 1964, p. 33 (foto)
Jozef Maes, "Rondom de oude molens van Hooglede", De Belgische Molenaar, 22.06.1976.
"Westvlaamse windmolens. De Vergeldermolen te Hooglede", in: Curiosa (Blad van de interverzamelaarsclub Harelbeke - Kortrijk - Wervik - Zwevegem, vol. 41, 2003, nr. 409, p. 24-25.
"Westvlaamse windmolens. De Vergeldermolen te Hooglede", Curiosa (blad van de interverzamelaarsclub Harelbeke - Kortrijk - Wervik - Zwevegem), XLI, 2003, nr. 409, p. 24-25.
Mededelingen
Mondelinge info van mevr. Paula Maria Bonte (°Hooglede 1905), dochter van Oscar Bonte, aan Lieven Denewet, 1982.