Hoge molen
Esen (Diksmuide), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Hoge molen, Hoogmolen, Molen Debackere, Backertjes molen
- Ligging
- Hoge-Kamstraat 3
8600 Esen (Diksmuide)
oostzijde
hoek met Maalderijstraat
1,7 km Z v.d. kerk
kadasterperceel C604
(later C603a)
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1772 / tussen 1800 en 1820 / 1840 / 1921, overgebracht uit Zande
- Verdwenen
- tussen 1800 en 1820 / 1840, brand / 1914 - 24 december, oorlog / 1929 - december, storm
- Type
- Staakmolen, later stenen molen, later staakmolen
- Functie
- Korenmolen, later koren- en oliemolen, later korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2803
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Hoogmolen was aanvankelijk een houten, later een stenen en nog later opnnieuw een houten korenwindmolen, aan de oostzijde van de Hoge Kamstraat (nr. 3), op de hoek met de Maalderijstraat, ongeveer op het hoogste punt van Esen, op 1,7 kilometer ten zuiden van de kerk van Esen.
De gezusters Françoise Este en Isabelle Este, weduwe van Mergaert, molenarinnen te Diksmuide, schreven op 21 februari 1772 een verzoekschrift om in Esen een windmolen te mogen oprichten.
We vinden hem terug op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen onder de benaming ""den Hooghen Molen", in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) met een rond teken (stenen molen) met de naam "Hoogmolen, Moulin) en op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) als "Hoog Molen".
Op 4 maart 1779 diende Philippe Cys een aanvraag in bij de Finaciële Raad in Brussel om in Esen een korenwindmolen te mogen oprichten. Dat leidde tot verzet van andere molenaars: Joseph Joye, meester-molenaar in Esen, Pieter Wullepit uit Esen en Carel Wullepit uit Woumen. Er volgde geen octrooi.
Judocus (Josse) Van Biervliet, zoon van Jan, molenaar te Werken, deed op 10 mei 1786 en op 19 november 1787 een aanvraag voor de oprichting van een graan- en oliewindmolen te Esen.
Jan D'Hondt deed eveneens op 10 mei 1786 een aanvraag voor de oprichting van een graan- en oliewindmolen te Esen, maar op een andere plaats. Tegen hun aanvragen rees veel verzet, o.a. van de burgemeester en schepenen van Diksmuide en van de molenaars van Diksmuide.
Norbert de Ceuninck, kuiper uit Veurne, kreeg op 31 augustus 1786 het octrooi om te Esen een oliewindmolen op te richten. De oprichting kwam er en hij deed op 3 november 1787 en op 2 april 1794 een aanvraag om zijn oliemolen om te vormen tot een korenmolen. Deze handigheid (eerst olie-, dan korenmolen) deed heel wat beroering ontstaan bij de andere korenmolenaars van Esen. In de bundel wordt melding gemaakt van de andere twee molens te Esen, namelijk de "Hoogen Molen", eigendom van de familie Mergaert-Elle te Diksmuide, en de "Roggheveltmolen" van Joseph Joye.
De Hoogmolen werd tussen 1800 en 1820 heropgericht door landbouwer Petrus Van den Broucke. De staakmolen brandde in 1840 af. Het schijnt dat een zoon van Petrus Van den Broucke de molen zelf in brand had gestoken om met de verzekeringspremie een nieuwe, grotere stenen molen te bouwen. Dat laatste klopt in ieder geval: het werd een hoge stenen stellingmolen, ingericht als koren- en oliemolen.
De korenwindmolen werd, samen met het "hofstedeken" en 2 ha 65 a 96 ca grond (in oude maat 6 gemeten 4 roeden), bestaande uit de molenwal, bebouwde grond, hovenierhof, boomgaard en zaailand. De molen was nog tot 1 mei 1839 in gebruik door molenaar Karel Van Poucke. Het geheel was ingedeeld in 6 kopen en had volgens het kadaster een gezamenlijk belastbaar inkomen van 585,49 frank. Het ging om een openbare, gerechtelijke verkoop die doorging op maandag 7 januari 1838 om 14 uur in de herberg Het Bourgondisch Schild in de Woumenstraat te Diksmuide. Men kon inlichtingen bekomen bij de notarissen Peellaert te Diksmuide en bij Holvoet te Beerst.
Eigenaars:
- 1787, eigenaar: Mergaert-Elle, Diksmuide
- voor 1834, eigenaar: Van den Broucke-Seys Petrus, landbouwer te Esen
- 22.09.1836, erfenis: de kinderen (overlijden van Petrus Van den Broucke)
- 09.09.1844, verkoop: Mestdagh-Selschotter Bruno, molenaar te Staden (notaris Schottey)
- 13.05.1879, erfenis: de weduwe Selschotter (overlijden van Bruno Mestdagh)
- 02.07.1888, erfenis: Selschotter-Ygodt Louis, de weduwe en de kinderen, landbouwers te Esen (overlijden van de weduwe Selschotter van Bruno Mestdagh)
- 15.10.1902, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Ygodt van Louis Selschotter)
- 20.08.1908, deling: Selschotter-Hillewaere René, molenaar te Esen (notaris Proot)
- 17.11.1911, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van René Selschotter)
- 26.01.1912, verkoop: Darras-Verlez Jozef, molenaar te Handzame (notaris Proot)
- 23.10.1912, verkoop: Debackere-Vanacker David, molenaar te Esen (notaris Parret - stenen graanwindmolen)
Molenaar Selschotter heeft op dinsdagavond 4 februari 1902 groot geluk gehad. Hij was in Gent en sukkelde, door de duisternis misleid, in de vaart. Hij was zeker verdronken, indien Arthur Depoorter zijn hulpgeroep niet had gehoord. Op gevaar van zijn eigen leven kon hij de drenkeling, die al voor de tweede keer onder water aan het zinken was, op het droge trekken.
Molenaar René Selschotter werd in april 1911 voor de rechtbank van Veurne veroordeeld voor een gevangenisstraf van 2x8 dagen en een boete van 26 frank en 4 x 18 fr. voor diefstal van veldvruchten.
Op 24 december 1914 werd de stenen "Hooghen molen" vernield, vermoedelijk door het Belgische leger. Hij werd toen begaan door de molenaarsfamilie Debackere, vandaar de volkse benaming Backertjes molen.
In 1921 werd de Hoge molen heropgebouwd: een houten driezolder-staakmolen werd overgebracht uit Zande. In december 1929 waaide de molen echter om. Er werd een mechanische maalderij opgericht (Hoge-Kamstraat 3), waarin vele balken van de molen werden verwerkt, zoals de molenroeden voor de ribben van de zoldervloer.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Zie ook: Zande, Zandemolen
Literatuur
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1889. Verzoekschrift door de zussen Françoise Este en Isabella Este, weduwe van Mergaert, voor deoprichting van een graanwindmolen in Esen, 21.02.1772.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1909. Verzoekschrift van Philippe Cys om in Esen een graanwndmolen te mogen bouwen, 4 maart 1779.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1926. Judocus van Biervliet, molenaar in Werken en Jan D'Hondt vragen elk toelating om een graan- en oliewindmolen op te richten in Esen op een verschillende plaats, 1786.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1927. Octrooi voor Norbert de Ceuninck, 31.08.1786.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1941 Norbert de Ceuninck vraagt om zijn oliemolen te mogen omvormen in een korenmolen, 02.04.1794; eerder al op 03.11.1787)
Rijksarchief Gent, Archief Raad van Vlaanderen - Correspondentie der Fiscalen, nr. 30.899.
Uitgegeven bronnen
"Gazette van Brugge en der Provincie West-Vlaenderen", 28 december 1838 (openbare verkoop)
"Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen", 8 februari 1902 (molenaar bijna verdronken)
"De Veurnaar", 26.04.1911 (veroordeling van René Selschotter voor diefstal van veldvruchten)
Werken
Paul Huys, "Dossiers over betwistingen rond molens in 1780-1787 (Uit het Archief van de Raad van Vlaanderen in Gent)", Molenecho's, jg. 26, 1998, p. 107-112.
Luc Ervinck & Siegfried Debaecke, "Het drama van Esen", Koksijde, 1996, p. 25.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994, p. 31-32.
H. Missiaen & P. Vanneste m.m.v. F. Gherardts & O. Scheir, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18", 2005.
Serraris Louis, "De Hoge Molen te Esen", Bachten de Kupe, IV, 1962, p. 98-100.