Heidemolen
Rekem (Lanaken), Vlaanderen, Limburg
- Naam
- Heidemolen, Siepmolen
- Ligging
- Heidestraat
3621 Rekem (Lanaken)
voet Molenberg
op de Ziepbeek
kadasterperceel A94
Vlaanderen - Limburg
- Gebouwd
- voor 1230 / 1751
- Verdwenen
- 1748, oorlog / 1880-1895, sloop
- Type
- Bovenslag watermolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2617
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Deze watermolen met bovenslagrad, gelegen aan de voet van de Molenberg, Sectie A, nr. 91, achter de latere Kinderkolonie, werd omstreeks 1880 (volgens het kadaster in 1895) afgebroken.
Het was een bovenslagmolen gelegen aan de overloop van de nog bestaande "Gaarvijver". Deze vijver betrok zijn water uit de bronnen van de "Siepbeek", waarin de overloop achter de molen weer terechtkwam. Vandaar ook de benaming "Siepmolen".
Opgravingen ter plaatse door de Archeologische Kring van Rekem en de leerlingen van de Normaalschool te Mechelen aan de Maas, onder leiding van E.H. A. Claassen, in het jaar 1971, legden o.a. het "molenbed" bloot, nl. de versterkte fundatie waar de molenstenen op draaiden. Deze vloer was gemaakt van zware gevlakte zwerfstenen van 40 tot 60 cm doormeter die vlak gestapeld waren tussen opstanden van kleine keien in kalkmortel.
Deze vloer, van ongeveer twee meter vijftig op vier meter, lag drie meter onder de overloop van de vijver.
Buiten het molenhuis omvatte het molendomein nog een woonhuis met kelders, schuur en stallingen. De ruines zijn sinds de opgravingen, gedeeltelijk zichtbaar vanaf een wandelweg in het Natuurreservaat "De Ziepbeek".
De oudste vermelding van deze molen vinden we in 1230. Toen werd door Gisbert III van Bronckhorst, heer van Radeken (Rekem), de molen van Wiveseche (Weseth), gelegen in de heide, afgestaan tegen een vergoeding van 41 gulden, voor één helft aan het Norbertinessenklooster van Rekem en voor de andere helft aan de Abdis van Herkenrode.
In 1234 verkocht de Abdis van Herkenrode haar aandeel in de Heidemolen voor 22 gulden aan de abdij van Cornillon, van wie het Norbertinessenklooster van Rekem afhing.
In 1483 was de molen terug inn het bezit van de heer van Rekem, dewelke er een zekere Pauwels als molenaar aanstelde. Er bleef een pactcontract uit 1454 bewaard.
In 1746 werd de molen vernield door de Franse legerbenden, die de stad Maastricht belegerden. Zij werd heropgebouwd in 1751.
De plichten van de molenaar in 1775 bleef bewaard (zie bijlage).
Gedurende de Franse omwenteling werd de molen, eigendom van de graaf, aangeslagen en verkocht. Jan Savelberg stierf als laatste Heidemolenaar in 1802.
De Bestendige Deputatie van de provincie Limburg keurde op 18 oktober 1848 de vastgestelde pegelhoogte van 0,750 meter goed. De toenmalige eigenaar was Alfred Kaison, rentenier te Rekem. Zijn schoonzoon, graaf Carolus Dumonceau-Kaison uit Lanaken, erfde de molen in 1874.
De molen geraakte sinds zijn stillegging in 1802 in veval. De ruïne werd afgebroken in 1880 (volgens het kadaster pas in 1895). De nog bestaande Gaarvijver aan de Molenberg herinnert ons nog aan het bestaan van de watermlen.
Lucien JANSSEN
Literatuur
Lucien Janssen, "De verdwenen watermolens op de Ziepbeek in het graafschap Rekem", Limburg, 1979, p. 134-139.
Lieven Denewet, Inventaris van de Limburgse watermolens met hun pegelhoogtes (1846-1849), Molenecho's, 39, 2011, nr. 2
Herman Holemans & Werner Smet, Limburgse watermolens. Kadastergegevens: 1844-1980, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1985, p. 68.
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.
Mailbericht Jan Loubele, Genk, 01.03.2014