Koekuitmolen
Moorslede, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Koekuitmolen
- Ligging
- Kalkoenstraat
8890 Moorslede
hoek met Gentsestraat
Koekuit
Kadasterperceel sectie B nr. 274.
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- tussen 1800 en 1815 / 1846
- Verdwenen
- 1914, oorlog
- Type
- Staakmolen op torenkot
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2275
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Naam
Koekuitmolen (naar de wijk)
Type/technische kenmerken
Eerst staakmolen op teerlingen, gebouwd op een molenwal, in 1846 op torenkot geplaatst. Was van hetzelfde type, maar kleiner dan Lonckes molen. Tot op het einde uitgerust met houten pestelroeden.
Functie
Eerst korenmolen, vanaf 1846 koren- en oliemolen.
Ligging
Kalkoenstraat (westzijde), tegenover het huis bewoond door Eddy Deryckere, voorheen Albert Remmery (nr. 1), hoek met de Gentsestraat, wijk Koekuit. Kadasterperceel sectie B nr. 274.
Oprichting
Tussen 1800 en 1815. Volgens een overlevering kocht Desiré Demeulenaere de onderdelen van de pas gesloopte Strobomemolen aan om zijn molen op te bouwen, maar we vonden deze hypothese niet bevestigd in archiefdocumenten (zie meer onder "Strobomenmolen").
Omgebouwd als staakmolen op torenkot in 1846.
Eigenaars en molenaars
De oprichter was Desiré Demeulenaere (°Roeselare 1770), landbouwer en olieslager, gehuwd met Maria Magdalena De Wilde (°Ieper 1779). Zoon-erfgenaam Maximiliaan Demeulenaere (Moorslede, 1805-1881) bewoonde het Kasteel van de Koekuit in de Krasselhoekstraat 1-3 dat na de eerste wereldoorlog herbouwd werd. In 1881 erfden de gebroeders Alberic Decoussemaker-le Hardy du Marais en Leon Decoussemaker (†1891) de molen. Sinds 1898 was Alberic de enige eigenaar.
Leden van de familie D'Hooghe werkten er als molenaar-olieslager: Charles Louis D'Hooghe (1852-1942), gehuwd met Mathilde Storme (1855-1922). Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog werden ze bijgestaan door hun kinderen, waarbij René D'Hooghe (°Moorslede, 1892-1958) het erf zou overnemen.
Feiten en gebeurtenissen
De kadasterdiensten rangschikten de molen rond 1850 als windkorenmolen 1ste klas en begrootten hem op 266 frank.
In 1846 werden de teerlingen vervangen door een torenkot. Bij de opmaak van de Atlas der buurtwegen in dat jaar was het torenkot al gemetseld, met de melding Voute du moulin.
De Koekuitmolen staat geschilderd in de linker bovenhoek van het paneel "repen" of "repelen" in de vlascyclus van de Moorsleedse kunstschilder Emiel Jacques uit 1903.
Verdwijning
Vernield op 19 oktober 1914. Na de eerste wereldoorlog werd nog gemalen met een motor, maar naderhand legde men zich enkel toe op de landbouw.
Lieven Denewet, Hooglede
Literatuur
Personen
Guido Vanhoutte, Moorslede
Archieven
Rijksarchief Brugge, Bevolkingsregisters 1814-1816, reeks I, nr. 133 (Moorslede)
Gedrukte bronnen en kaarten
Atlas des communications vicinales de la Commune de Moorslede. Arrondissement administratif de Roulers. Province de Flandre Occidentale [Atlas der Buurtwegen - Moorslede],1846.
Gemeente Moorslede. Oorspronkelijke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eigenaren, met omschryving van derzelver ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen,... Brugge, P.C. Popp, ca. 1840.
Kadastrale kaart van Moorslede door P.C. Popp, ca. 1840.
Volkstelling 1814. Deel 50. Moorslede - Dadizele - Leffinge, Brugge, VVF, 2005.
Mondelinge bronnen
Michel Loncke, Moorslede (†)
Literatuur
Lieven Denewet, "De molens van Moorslede", Moorslede, Heemkundige Kring Moorslede, 2007.
H. BIERRE, Schets over Slyps in twee deelen met eene kaart-plan van 't omliggende der plaats om de verschillige veranderingen verstaanbaar te maken, Ieper, 1903, p. 41-42.
G. DEBOUTTE, a.w.
M. DE BRUYNE, B. DEWILDE, R. HOUTHAEVE & N. LECLUYSE, Emiel Jacques. Kunstschilder 1874-1937, Moorslede, 1987.
H. HOLEMANS, a.w., p. 54.
R. HOUTHAEVE, a.w., p. 207.
R. HOUTHAEVE & N. LECLUYSE, a.w., p. 13, 51, 158.
J. MAES, Nog Moorsleedse molens, De Belgische Molenaar, LXII, 1967, 4 (22 febr.), p. 60-61.
N. LECLUYSE, O. DENORME, O. MUS, a.w., p. 34, 57.
A. THEUNINCK, a.w., p. 149.
M.J. VAN DEN WEGHE, Windmolens..., p. 208-212.