Veldmolen
Moorslede, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Veldmolen
- Ligging
- Monseigneur Catrystraat 32
8890 Moorslede
kadasterperceel B nr. 625
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1768
- Verdwenen
- 1918, oorlog
- Type
- Staakmolen met gesloten voet
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2274
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Naam
Veldmolen, Beitemmolen (wegens zijn ligging dicht bij Beitem), Sinnesaels molen (naar de eigenaars-molenaars)
Type/technische kenmerken
Staakmolen op teerlingen, later met ingebouwde voet, gebouwd op een molenwal. Drie zolders. Grote molenkast met kombuis aan de trapzijde, rechts van de toegangsdeur. Zadelkap. Tot op het einde een houten wiekenkruis met pestels en einden.
In het magazijn naast de molen stond een grote vergaarbak waarin de olie werd opgeslagen. Als de oliekelder vol was, werd die bak gevuld. Hij was helemaal in bladlood gemaakt en gevat in een stevige houten bekisting.
Functie
Gebouwd als koren- en oliemolen. Later enkel nog in gebruik als korenmolen.
Ligging
Monseigneur Catrystraat 32 (zuidzijde), huis bewoond door Danny Sinnesael (afstammeling van de molenaarsfamilie), vroegere Veldstraat, nabij de Menensesteenweg (het stukje Moorslede aan de oostzijde van deze weg), grens met Beitem (Rumbeke-Roeselare).
Kadasterperceel sectie B nr. 625.
Oprichting
Op 29 februari 1768 werd het verzoekschrift van Jan Baptist Deveughele voorgelegd, om in het oosten van het dorp Moorslede, een koren- en oliemolen op te richten. Hij kreeg de steun van vele inwoners van Moorslede, Rumbeke en Ledegem, vanwege de verre ligging van de omliggende molens en de slechte toestand van de wegen in de winter. Er kwam verzet vanwege de heren van Rumbeke en Moorslede. De comtes de Murray et de Croix beweerden dat hun eigen molens benadeeld zouden worden door de nieuwe molen. Tevens wezen ze op hun verworven rechten. De baron van Lovendegem weerlegde in zijn advies deze verzetschriften als zijnde ongefundeerd, al erkende hij wel het omzetverlies voor de heerlijke molens van Moorslede en Rumbeke. Hij werd in zijn gunstig advies gevolgd door de Rekenkamer en de Financiële Raad. Aldus werd het octrooi in naam van keizerin Maria-Theresia reeds op 8 juni 1768 (ruim 3 maanden na de aanvraag) verleend aan Jan Baptist Deveughele. Hij moest jaarlijks een recognitie (reconnoissance) betalen van 2 mud tarwe (hoeuds de froment) aan de Watergraaf van Vlaanderen. Deze cijns bedroeg het dubbele in het eerste jaar. Als borg werden de molen en het bouwterrein gehypothekeerd. De molen moest binnen het jaar opgericht zijn of het octrooi zou vervallen.
De molen werd gebouwd op cijnsgrond die toebehoorde aan de geestelijken van ten Bundere geseyt Coninxdale binnen Ieper, ten oosten van de steenweg Brugge-Menen, bij het Gasthuis ten Bundere, in de heerlijkheid de Hazelt.
Meester-molenmaker Philippus-Jacobus De Gruytere uit Ieper begon de molen te bouwen.
Eigenaars en molenaars
De bouwheer Joannes De Veughele geraakte echter in financiële moeilijkheden en verkocht op 28 oktober 1769 de nog onvoltooide molen aan Pieter-Jacobus Steverlynck (°Oekene 1739). Hij was afkomstig van de Penemolen te Oekene, waar zijn vader Antoon (1677-1749) en zijn broer Balthazar Joseph Steverlinck (1725-1796) molenaars waren. Deze molen was overigens kort voordien, op 3 juni 1769, vernield door blikseminslag, maar werd herbouwd.
Voor 1815 werd de Veldmolen verkocht aan Joannes Judocus Muylle (°Moorslede 1762).
In 1827 werden de molen en de bijbehorende hoeve met boomgaard, weide en zaailanden (groot "B. 4-15-8 ellen") openbaar verkocht voor notaris Soenen te Hooglede, uit kracht van octrooy van justitie. De molen en de hoeve waren nog tot 1 december 1827 in gebruik door Augustyn Isenbaert voor 298 gulden 28 cent per jaar. Ze werden ingesteld op 2770 gulden. Daarnaast werden ook nog een huis van twee woonsten in de Tuimelaarstraat te Moorslede (ingesteld op 120 gulden) en de stenen koren- en oliemolen op de Most in Oostnieuwkerke te koop aangeboden. De instel gebeurde op woensdag 13 juni 1827 in herberg de Zwarte Leeuw te Hooglede (bewoond door Jan Crombez) en de overslag op 27 juni 1827 in herberg het Gouden Hoofd (bewoond door Bruno de Wilde), eveneens in Hooglede.
Koper was Carolus-Franciscus Sinnesael (Moorslede, 1783-1849). Kort na zijn huwelijk met Barbara Theresia Vanneste (Moorslede, 1789-1876) in 1811 had hij zich als broodbakker gevestigd op de hoek van de Menensesteenweg en de Mgr. Catrystraat, grondgebied Rumbeke-Beitem. Tevens had hij nog als molenaar gewerkt in Langemark. Na de dood van de weduwe in 1876 kwam de molen toe aan zoon Pieter-Joannes Sinnesael (†1892), gehuwd met Theresia Baert (°Beveren-Roeselare 1816 - †Moorslede 1869).
Hun zoon Hendrik Sinnesael (°Beveren-Roeselare 1861 - †Beitem-Rumbeke 1923), gehuwd met Marie-Louise Persoon (°Moorslede 1868 - †Beitem-Rumbeke 1916) werd de laatste eigenaar-molenaar.
Feiten en gebeurtenissen
De verkoop van 28 oktober 1768 omvatte de half afgewerkte molen: de vier teerlingen met hun verbant, staecke, steenbalcken, de cuype ende cappe mitsgaders den wyntweegh half beslegen... synde hier noch medevercocht den hasse, vier henden, twee pestels, den steert, ezel, swaenegespan [sic, lees tvaenegespan] met de maeckelaere ende het noodigh berdt tot het voltrecken van den voorseyden windtweegh ende het beslaen van de cappe, al ligghende op den meulenwal ofte daer omtrent.
Aldus waren al opgericht: de teerlingen, het gebint met de staak en kruisplaten, de steenbalk, het molenkot en de kap. De windweeg was al half beslagen. Lagen nog opgestapeld op de molenwal of er rond: de molenas, de twee pestels en de vier einden van het molenkruis, de staart, de ezel, het vanegespan met de makelaar en het berd voor de afwerking van de windweeg en het beslaan van de kap.
De eigenlijke koopsom bedroeg 700 ponden groten Vlaams Brabants courant. Voor de godspenning moesten 2 permissie schellingen betaald worden, voor het huys van correctie in Ieper 3 guldens (dit ingevolge een keizerlijk decreet) en voor het hooftcleedt 6 guinées.
Er was de eigenaardige overeenkomst dat de koper aan de verkoper of zijn erfgenamen drie jaar lang, tien zakken graan moest leveren sonder vergelt en dat de verkoper de koper bij hem moest laten inwonen gedurende een jaar, eveneens sonder vergelt. Dit alles wijst er duidelijk op dat de bouwheer financieel aan de grond zat:
Bovendien is de cooper belast ende verobligiert van geduerende den tydt van drie jaeren, wanof het eerste incommen sal met het drayen van den selven molen, alle jaere aen den vercooper, ofte hoirs in cas van overlyden, te leveren vyf sacken tarwe ende vyf sacken messeljoen sonder eenigh vergelt.
Den vercooper verobligeert hem ten surpluse van den cooper, voor den tydt van één jaer te beginnen van hedent, te sullen geven woonste van eene ceucken ende camer op den oostcant van syn nieuw gemaeckt huys staende niet verre van den molen, 't welck hy gehouden is daertoe in staete te stellen, dit oock sonder vergelt nochte recompense.
Daarnet meldden we dat Deveughele op zwart zaad zat. Dit belette hem echter niet om in november 1768 een nieuw verzoekschrift te richten voor de oprichting van een windmolen te Moorslede, namelijk een korenmolen op een stuk land genaamd
Den Boomgaert op de Bloemhoek. Dat klinkt erg onbegrijpelijk. Trad hij op als stroman? (Hierna zullen we lezen dat baron Bonaert speculatie vermoedde). Ook ditmaal kwam er protest van de heer van Moorslede. Hij herhaalde zijn argumenten van de vorige keer en gaf een opsomming van de vier reeds bestaande korenmolens in het dorp: de s'Heeren Plaetsemeulen, de molens op de heerlijkheden Watermeulen, Slyps en de Hazelt. In verband met die laatste molen (pas uit 1768), meldde de heer van Moorslede dat het ging om dezelfde aanvrager als de huidige en dat hij deze molen onafgewerkt moest verkopen.
Vooral dat laatste argument was doorslaggevend om Deveughele zijn tweede octrooi niet toe te kennen. Baron Bonaert uit Ieper wees zelfs op het euvel, dat sommigen "speculeerden" op molenoctrooien: eenmaal verkregen, verkochten ze die voor veel geld door aan anderen zonder de molen in kwestie op te richten.
Op 6 augustus 1842, om 3 uur 's nachts, sloeg de bliksem in het molenaarshuis, dat volledig afbrandde. Ook een groot deel der meubelen en effecten en een grote hoeveelheid graan en koolzaad gingen in de vlammen op. De schade werd geraamd op 9000 frank en er was niets verzekerd.
De kadasterdiensten rangschikten de molen rond 1850 als windkorenmolen 3de klas en begrootten hem op 210 frank.
In 1877 werd een gasmotor geplaatst om ook te kunnen malen bij te geringe wind.
De huidige bewoner, de heer Danny Sinnesael, is de kleinzoon van Firmin Sinnesael, die de vlasroterij en -zwingelarij beging.
Verdwijning
De molen werd vernield op woensdag 27 februari 1918. Na de oorlog werd het puin gebruikt voor de heropbouw van de school in Beitem.
De molen werd niet heropgebouwd, wel werd nog mechanisch verder gemalen. Voor de plaatsing van een stoomtoestel kreeg Henri Sinnesael op 27 december 1922 de toestemming van de Bestendige Deputatie.
Lieven Denewet, Hooglede
Literatuur
Personen
Luc D'haene, Moorslede
Danny Sinnesael, Moorslede
Jenny Sinnesael, Sint-Denijs-Westrem
Louis Sinnesael, Moorslede
Willy Sinnesael, Izegem
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1878 (oprichtingsoctrooi), nr. 1880 (aanvraag door Jan Baptist de Veughele tot oprichting van een graanwindmolen op een stuk land genaamd Den Boomgaerd, dikke bundel, 1769).
Provinciaal Archief Sint-Andries, Hinderlijke inrichtingen, A3/A5/A7 - GB/1996 (toestemming Bestendige Deputatie aan Hendrik Sinnesael voor de plaatsing van een stoomtoestel, 27.12.1922).
Rijksarchief Brugge, Bevolkingsregisters 1814-1816, reeks I, nr. 133 (Moorslede)
Rijksarchief Gent, Vorstelijke Domeinen, nr. 99, stuk 74, 75, 76, 77, 81 (aanvraag door Jan Baptist de Veughele tot oprichting van een graanwindmolen op het perceel Den Boomgaerd, 1768-1770)
Gedrukte bronnen en kaarten
Atlas des communications vicinales de la Commune de Moorslede. Arrondissement administratif de Roulers. Province de Flandre Occidentale [Atlas der Buurtwegen - Moorslede],1846.
Gazette van de provincie West-Vlaenderen en der stad Brugge, vrijd. 8 juni 1827 (nr. 69), p. 4; ma.18 juni 1827 (nr. 73), p. 4 (exemplaar in: Stedelijke Bibliotheek, Brugge).
Standaerd van Vlaenderen, di. 9 aug. 1842 (nr. 4543), p. 2, kol. 2 (exemplaar in: Stedelijke Bibliotheek, Brugge).
Gemeente Moorslede. Oorspronkelijke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eigenaren, met omschryving van derzelver ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen,... Brugge, P.C. Popp, ca. 1840.
Kadastrale kaart van Moorslede door P.C. Popp, ca. 1840.
Volkstelling 1814. Deel 50. Moorslede - Dadizele - Leffinge, Brugge, VVF, 2005.
Literatuur
Lieven DENEWET, "De molens van Moorslede", Moorslede, Heemkundige Kring Moorslede, Moorslede, 2007.
G. DEBOUTTE, a.w.
J. DELBAERE, De familie Steverlinck, in: De Leiegouw, V, 1963, 2, p. 155-160.
J. D[ELBAERE], De molen "van ouds genaemt de Dry Conynghen" te Oekene, Biekorf, 1958, p. 121-122.
J. DELBAERE, Sinnesaels kapelle te Beitem op grondgebied Moorslede, in: Iepers Kwartier, VIII, 1972, p. 121-125.
K. DE FLOU, a.w., XVI, 1935, kol. 183.
H. HOLEMANS, a.w., p. 53-59.
R. HOUTHAEVE, a.w., p. 206-207.
R. HOUTHAEVE & N. LECLUYSE, a.w., p. 207.
F. MESSIAEN, De oude Drie Koningenmolen te Oekene, in: Biekorf, 1962, p. 136.
F. MESSIAEN, Molens en molenaars te Oekene, in: Biekorf, 1958, p. 77-81.
N. LECLUYSE, O. DENORME, O. MUS, a.w., p. 55-58.
M.J. VAN DEN WEGHE, Windmolens..., p. 208-212.