Bazel (Kruibeke), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- Pismolen, Peismolen
- Ligging
- Pismolenstraat
9150 Bazel (Kruibeke)
westzijde
Pismeulenhoek
op de Barbierbeek
grens met Bazel, Kruibeke en Haasdonk
2,6 km NW v.d. kerk
kadasterperceel A939bis
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1290
- Verdwenen
- 1866, landgebouw / 1885, sloop
- Type
- Onderslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 5463
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Pismolen (oudere vorm: Peismolen) was een graanwatermolen met onderslagrad op de Barbierbeek, aan de westzijde van de huidige Pismolenstraat, op de grens met Bazel, Kruibeke en Haasdonk.
De watermolen werd voor 1290 gebouwd en behoorde tot de heerlijkheid van Gheelhauts, ook nog Billioen genaamd. De vluchtburcht waaraan het Geelhof zijn ontstaan heeft te danken, zal wel op dezelfde plaats hebben gestaan waar het middeleeuws kasteel stond: op de mote die nog in de wallen ligt. Die mote is nu een boomgaard.
De gronden die aan de verdediger van de burcht in leen werden gegeven, lagen hoofdzakelijk tussen Barbierbeek, Kerkstraat, Gauwstraat en Groenstraat. In het oudste leenboek van de graven van Vlaanderen (omstreeks 1320) lagen die gronden opgesplitst in een heerlijkheid die later Gheelhauts zal heten en in een leen dat de naam Billioen of Buljoen kreeg. Heerlijkheid en leen zijn kennelijk bij de aanvang één geheel geweest. Het leen Billioen vertrekt immers bij de wallen van het Geelhof en ligt aan drie kanten door de heerlijkheid ingesloten; met zijn vierde kant grenst het ten noorden aan de Barbierbeek.
Het is ook vrijwel zeker dat Billioen of Buljoen de naam is geweest van het éne oorspronkelijke geheel. De oudste vorm van de naam was Beliun en Biliuen. In 1290 staat een Zegher van Beliun vermeld die op Bazel verscheidene gronden bezat; in 1309 schreef men Seger van Biliuen (Rijksarchief Antwerpen, Sint-Bernaards, charters, doos 1200: charter van maart 1290 en van vijfde zondag na Pinksteren 1309). In het Middelnederlands betekende billioen o.m. goud of zilver dat meer dan wettelijk vermengd was met niet-edele metalen; dus: slecht of vals geld. Het leen kan die naam gekregen hebben wegens de oorspronkelijk geringe waarde van de grond. Wat bij de Barbierbeek lag, was drassige, rauwe grond. Het overige gebied was niet veel beter. We ontmoeten daar de Doverik, de Rietakkers, het Rietbunder en een aantal Braamdriesen.
De oorspronkelijke naam van het geheel is tot ons gekomen in een verbasterde vorm, waarin hij nauwelijks nog herkenbaar is. Op de kaart van Boudewijn Speelman (1688) heet de wijk waarin het Geelhof ligt: Houck van Reliquem. Op het plan Popp (1860) heet hij: Beliguen. We zien de gang van de verbastering:
Beliun werd Beliguen en iemand die verkeerdelijk las of verstond, maakte er eens Reliquem van. Andere verbasterde vormen van Billioen waren: Billen, Billon en Baillon.
Toen het oorspronkelijke enige leen in twee was gesplitst, bleef het grootste en beste deel verbonden aan de primitieve burcht en kreeg later de naam heerlijkheid Gheelhauts. Het andere deel behield de oorspronkelijke naam van het geheel, leen te Billioen
In de leenboeken schommelt de oppervlakte van Gheelhauts tussen de 54 en 64 bunders; die van het leen te Billioen bedroeg 17 of 18 bunders. Beide lenen stonden elk «ten dienste van eenen paerde van 100 schellingen ... als de grave oorlocht met zijnen mannen «. Wat een paard van 100 schellingen betekent, is niet duidelijk. Wellicht moesten de leenhouders een bepaalde tijd op eigen kosten meevechten.
De vorm Gheelhauts dateert van 1638; in 1572 schreef men Ghellaerts, in 1528 Ghellouds. Waarschijnlijk is dit de vervormde naam van een vroegere bezitter. In 1350 staat te Bazel een Egidius Ghelloet vermeld, in 1398 een Sigerus Ghelloet.
De heerlijkheid Gheelhauts heeft nog andere benamingen gedragen. In 1492 heette ze: "'t Goed te Baersele geheeten 't Sanckers", naar Heinric van Bortbure geseyd "de Hanckere", die in 1435 de heerlijkheid in leen hield. In 1528 heette ze ook: "'t Goet te Watermuelene", naar de watermolen - later Pismolen - die bij de heerlijkheid lag en waarvan sommige heren van Gheelhauts eigenaar zijn geweest.
Uit Gheelhauts is Geelhof voortgekomen, mede wellicht uit analogie met Blauwhof. De benaming Geelhof vinden we in de documenten voor 't eerst in 1787 vermeld.
Het Geelhof is nu nog een mooi voorbeeld van wat in de middeleeuwen een heerlijk hof was. Vooreerst ligt het hof veilig verwijderd van de openbare weg. Van die weg bereikt men het over een vrij lange dreef of dam. Het eigenlijke hof, het opperhof of kasteel, ligt omwald. Buiten de wal ligt het neerhof. In de vroege middeleeuwen huisden daar de lijfeigenen die de velden van de heer bewerkten en zijn vee verzorgden. Later werden die lijfeigenen vervangen door knechten. Nog wat later werd het neerhof met velden in pacht gegeven en het werd een pachtgoed.
Het opperhof of kasteel van het Geelhof stond op de mote binnen de wallen; die mote is nu een boomgaard. Het huidige woonhuis is het woonhuis, van het pachtgoed en werd gebouwd in 1641. Dat jaartal staat ingesneden in een van de zolderbalken. Omstreeks diezelfde tijd werd bij de ingang van het hof een monumentaal poortgebouw opgetrokken, een hoog rechthoekig gebouw, negen meter breed, met een zolder en afgedekt met pannen. De hoge brede poort liep uit op een ogiefboog. Beneden in het gebouw was een ruimte voorzien voor de poortwachter. Het gebouw liep tijdens de tweede wereldoorlog zware schade op door een V-bom en diende te worden gesloopt. Jammer.
We laten nog de lijst volgen van de bekende heren van Gheelhauts: in 1320 Heinric Vos, in 1365 en 1383 Jan Radewaert met zijn moeder Margriete van Burdebure, in 1435 Henric van Bortbure geseyd de Hanckere, in 1468 Joes Chaesheyns, in 1473 Jossine Chauseins, in 1492 Meester Jan Wouters. In datzelfde jaar 1492 verpachtte Jan Wouters het neerhof met een aantal landerijen aan Paschier van de Vivere, uit Beveren, voor de duur van 18 jaar. De jaarlijkse pachthuur bestond uit 12 pond groten, een mud rogge, zes steen boter en twee steen vlas (een steen was 2 en een halve kilo).
De heerlijkheid bleef in het bezit van de familie Wouters tot in 1593. In dit jaar werd ze gekocht door Jan van Pekken, koopman te Antwerpen, die ze naliet aan zijn zoon Daniël. In 1639 werd ze geërfd door Daniëls dochter Anna van Pekken, die Pieter Thijsman trouwde. De heerlijkheid bleef in de familie Thijsman tot in 1770, toen ze gekocht werd door Pieter Joseph Angelus Everaert en zijn vrouw Maria Theresia Ludovica Versmessen, die ze nalieten aan hun zoon Jan-Baptist Frans Everaert, burgemeester van Beveren-Waas, overleden te Gent in 1854 (A. Maris. "Bazel in Waas Land, volk en kerk", 1976 p. 32)
Het gravenleen genaamd de heerlijkheid van Geelhauts of Billioen was rechtstreeks gehouden van de graaf van Vlaanderen. Het had als zetel het Geelhof gelegen in de Kerkstraat nr 24 2 gemeten 115 roeden, waarmee het verbonden is met een vrij lange dreef of dam. In 1528 noemde men het 't Goet te Watermeulene, naar de watermolen, later gekend als de Pismolen, waarvan de heren van Gheelhauts eigenaar zijn geweest. Het vroegere opperhof of kasteel was omwald maar de mote is nu een boomgaard. Het hof is altijd een hoeve geweest en is het nog, al werd er op zeker tijdstip een herenwoning bijgebouwd
Het hof te Geelhants (Geelant) ook wel eens het goed ten Watermolen geheten, was 64 bunder, een half gemet en 75 roeden groot en was gelegen ten zuidwesten van de Barbierbeek, in de Barbierhoek. De gronden lagen gedeeltelijk in Bazel en een deel in Haasdonk. In tijd van oorlog was de leenman voor zijn leen aan de graaf een paarddienst van 100 schellingen verschuldigd.
In 1320 werd de heerlijheid gehouden door jonkvrouw Margriete van Bordebure, kleindochter van Bertram van Bordebure. In 1365 was het in leenbezit van Sander Radewart en in 1383 van Jan Radewart. In 1425 bezit van Pieter Couthals die in 1429 ams schildknaap staat vermeld. Het behoorde in 1435 aan Hendrik de Bortbure. Omstreeks 1480 maakte het deel uit van de bezittingen van de heren van Wissekerke. In 1492 was de heerlijkheid gekend onder de naam "het goed te Barsele, geheten 't Sanckers". Het was in het bezit van Jan Wouters, heer van Vinderhoute en Merendre, hoofdschepen van het Land van Waas en later lid van de Raad van Vlaanderen. Het hof verhief ook van het leenhof van het Land van Waas.
Hier volgt een denombrement uit 1528.
MEESTER JAN WOUTERS, licenciaet in beede de rechten ende raet ordinaire der K, M. ons gheduchs heeren in zyne Camere in Vlaendren, es houdende een leen van der voorseider' K. M. als grave van Vlaenderen, van zynen Hove van Waes, een leen groot drie zoe viere ende tsestich buindren ende een half ghcmet ende. vyf ende tseventich roeden, luttel' min oft meer, daer af dat hy maer en heeft, up ende afvarens een ende twintich buindren oft daer ontrent, ligghende te Baersele ghenaemt tHof te Ghellouds ende nu ghemeenelyck gheheeten tGoet ter Watermuelene, hanthovende zoe hier naar volcht : Eerst topperhof metten wal daer up dat staet ende den wateren daere rontsomme loop en ende den nederhove ende den bogaerden ende zyne grachten ende den landen die al deen :an dandere rondtsomme ligghen, groot omtrent derthien buindren, an de westzyde ghelandt Gherin Borluyt, noort commende lancx der straten, zuudt Adriaen de Block, oost den selven meester JAN WOUTERS met eenen stickxken erven, inslach wesende, commende an sheeren strate, voorts de meerschen van den zelven leene ligghende over deen zyde van den lande hier boven, groot vier buindren, west ghelandt de voornomde Gherim Borluyt, noort de beke daer an ghelandt is Gheerolf De Wulf, ende noch hooghere commende Adriaen Van Kerrebrouck ende voorts an de watermuelene daer an commende oost sheeren strate, zuudt lancx der selver straten, ende de reste wesende oock vier buindren gheheeten de Serpackcrs ligghende an de gantstrate, noort Adriaen Baghelaert, west beghinnende an de zundtzydc Jacop de Bueckele, ende. voorts hendende :an de zelve zuudtzyde dhorie van Jan de Schoenmakere , oost dhorie van Adriaen Verclusen ende ande selve zyde vulendende Pieter De Bosschere; ende dit leen heeft hof ende ghedinghe met mannen, boeten "van X sch, ende IJ sch, par;, staende tvoorseide leen ter trauwe ende waerhede te vertierlycke ende versterflycke coope te X pondt par, ofter bester vromen van drien, ende voorts ten dienste van eenen paerde van hondert sch. par'. te dienene onsen ghenayeghen heereals hy oorlocht met zynen leenmannen van Vlaendren, ende te ghedinghe te gaene metten kercgheboden van Baersele ter viersharen aldaer, oft te boetene naer de costume zoe hier volcht (de Schoutheete de Tervarent: Livre des feudataires des comtes de Flandre au Pays de Waes, aux XIVe, XVe et XVle siècles. Sint-Niklaas, 1872., f° 435)
Toponymische vermeldingen:
* Watermolen (later Pismolen)
- 1519: de strate van den watermeuIen naer Baersel kercke (A. Van Geertsom, Erfelijke renten van Haasdonk: De Heilige Geestrenten, in: Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 64, 1960, p. 123-210, nr 77)
- 1638 : de watermeulen ... 70 roeden, Beeckhouck nr 117 (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 393).
* 't Goed ten Watermolen: andere benaming dus voor de heerlijkheid van Gheelhauts of Ghellouds.
- 1528: Meester Jan metten zijnen goede gheseyt te Watermuelen ... tHof te Ghellouds ende nu ghemeenlijck gheheeten 't Goet ten Watermuelene (de Schoutheete de Tervarent: Livre des feudataires des comtes de Flandre au Pays de Waes, aux XIVe, XVe et XVle siècles. Sint-Niklaas, 1872 (denombrement uit 1528). f° 325, 435).
* Watermolenwijk of Molenwijk. De omgeving stond bekend onder de benaming Watermolenwijk of Pismolenwijk en was ingesloten door de weg naar de Pismolen, Kerkstraat, Oude Kerkstraat, Beestenhoekstraat. Luirikstraat en Barbierbeek. De wijk begon aan de watermolen en was 108 gemeten 72 roeden groot.
- 1638: Den Watermeulenwijck (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 794, 54 r°). - De wijk lag ingesloten tussen Barbierbeek, Oude Kerkstraat, Beestenhoekstraat en Heirstraat.
* Pismolen
- 1638: Beeckwijck nr 117 es den pismeulen, groot 70 roeden (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 794, 59 v° - volkse benaming van de Watermolen
- ca. 1850: "Pis Molen" (topografische kaart van Philippe Vandermaelen).
We zien de Pismolen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met de aanwezigheid van een grote spaarvijver in het noordwesten, in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844), op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Pis Molen" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855).
Eigenaars na 1830:
- voor 1834 eigenaar: a) Van Esbeke Marie, eigenares te Gent en b) Vanderstraeten François Joseph, eigenaar te Gent.
- 06.06.1840, erfenis: Van der Straeten Frans Jozef, eigenaar te Gent (overlijden van Marie Van Esbeke)
- 15.01.1850, erfenis: Van Goethem-Delebecque Joseph Auguste, handelaar te Gent (overlijden van Frans Jozef Van der Straeten)
- 30.08.1850, deling: Van Goethem Ferdinand August, eigenaar te Gent (notaris De Landtsheer)
Er bleef een molenschatting uit 1837 bewaard.
Er waren problemen met het waterdebiet. De watermolen werd in 1866 gestopt en werd een landgebouw. Deze werd in 1885 gesloopt. De vroegere molensite is nu geheel onbebouwd. Archeologisch veldonderzoek zou wellicht vele sporen opleveren.
A. MARIS, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archiefbronnen
Rijksarchief Antwerpen, Sint-Bernaards, charters, doos 1200: charter van maart 1290 en van vijfde zondag na Pinksteren 1309).
Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 393 (vermelding uit 1638)
Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 794; f° 54r°, f° 59v° (vermeldingen uit 1638)
Literatuur
A. Van Geertsom, Erfelijke renten van Haasdonk: De Heilige Geestrenten, in: Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 64, 1960, p. 123-210, nr 77.
de Schoutheete de Tervarent: Livre des feudataires des comtes de Flandre au Pays de Waes, aux XIVe, XVe et XVle siècles. Sint-Niklaas, 1872., f° 325, 435 (denombrement uit 1528).
Maris A., "De waarde van de Pismolen in 1837", Heemkundige Kring Wissekerke, XIX, 1994, 2, p. 38-41.
Maris A., Bazel in Waas, land, volk en kerk, 1976.
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Derde aflevering. De arrondissementen Oudenaarde en Sint-Niklaas", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XVI, 1962, 2 (Gent, 1963).
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1996.
Mailberichten
Marcel De Jonghe, 18.03.2017.