Hoogstade (Alveringem), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Lindemolen, Kloostermolen van Eversam - II
- Ligging
- Lindestraat 48
8690 Hoogstade (Alveringem)
zuidzijde
wijk de Linde
kadasterperceel A649
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1248, overgebracht uit Oostvleteren
- Verdwenen
- 1910, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3704
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Klooster- en later beter gekend als Lindemolen was een houten korenwindmolen aan de zuidzijde van de Lindestraat (nr. 48), op de wijk Hoogstade-Linde, op de hoeve nu uitgebaat door Johan Vanlerberghe.
De benaming Kloostermolen, die later in de verdrukking geraakte, verwijst naar zijn bezit van de abdij van Eversham. Een honderdtal meter verder lag trouwens de Kloosterdreef die verbinding gaf met de molen. Om de molenwal aan te leggen, zouden de paters - volgens de overlevering - aarde aangebracht hebben in "hachemanden". De molen stond op abdijgrond en genoot daarom vrijstelling van belasting. Naast deze houten korenwindmolen stond een vierzijdige houten rosmolen.
Het kapittel van Eversam bezat al in 1246 een windmolen op hun gronden te Oostvleteren, ergens "Poperingewaarts" en die de Eversamse kanunniken "onze woestine" noemden.
De aanwezigheid van deze molen was niet naar de zin van Adelissa, vrouw van de heerlijkheid van "Oost-Vleternes" (zie: Oostvleteren, Hofmolen). Volgens haar was aan haar heerlijkheid het maalrecht verbonden, wat wil zeggen dat iedere inwoner van het gebied, waarover haar heerlijkheid zich uitstrekte, verplicht was zijn graan in haar molen te laten malen.
Haar bezwaren vonden gehoor. Er werd in juni 1248 besloten en overeengekomen dat de Eversamse kanunniken hun molen naar elders zouden verplaatsen. Als tegenprestatie verzaakte vrouwe Adelissa aan alle aanspraken op het visrecht in haar heerlijkheid ten voordele van het Eversamse kapittel, dat een kwarteeuw voordien de helft van dat recht in schenking ontvangen had. Hiermee werd direct verholpen aan een tweede bron van onenigheid, met name de praktische verdeling in twee helften van dat recht.
Alixe Augustin Verlinde uit Elzendamme vroeg in 1774 de toesteming aan de Financiële Raad in Brussel om een graan- en oliewindmolen te mogen oprichten in Hoogstade. De Raad legde op 30 april 1774 het dossier voor advies voor aan de Rekenkamer, maar er volgde geen octrooi.
We zien de molen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen, in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1775) met de benaming "Linde-Molen", op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) als "Eynde molen" (eenmalige foutieve benaming) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp als "Linde Molen".
Samen met alle abdijbezittingen ging de molen rond 1800 als zwart goed onder de hamer. Hij werd aangekocht door Lambertus Blanckaert die hem al uitbaatte. In 1783 trad hij op als huwelijksgetuige in Bikschote: "Lambert Blanckaert ex Hoogstade, moletore".
Rond 1830 was Cornelis (Corneille François) Blanckaert de eigenaar. Zijn erfgenamen verkochten de molen op 30 april 1840 aan Pieter Vanlerberghe-Morlion (°Nieuwkapelle 1815) (akte notarissen Floor en Bosschaert).
Door erfenis van de helft van de molen en aankoop van de andere helft die aan zijn zuster (gehuwd met Edouard Matthijs) toebehoorde, werd de enige zoon René Vanlerberghe-De Witte op 27 juli 1871 eigenaar van de molen en omliggende landbouwgrond (akte notaris Syoen). In deze akte wordt eveneens een rosmolen vermeld. Door verdere aankopen van omliggende landerijen ontstond naast de molen langzaam de hoeve Vanlerberghe.
In 1905 werden de hoeve en molen uitgebaat door René Vanlerberghes jongste zoon Achilles Vanlerberghe-Wouters. Vader René overleed op 5 april 1909, waarop het erf overging naar zijn weduwe en kinderen.
Bij akte voor notaris Degrave op 17 januari 1910 kwam het erf toe aan Achiel Van Lerberghe-Wouters (voor naakte eigendom), landbouwer te Hoogstade en aan zijn moeder, de weduwe Dewitte van René Vanlerberghe (voor vruchtgebruik). Achiel-Jeroom Van Lerberghe, °23.06.1880, +27.02.1954, gehuwd met Maria Woutters.
De staakmolen die in goede staat verkeerde, werd in 1910 niettemin openbaar verkocht en afgebroken door hem om te trekken. Het gerucht deed de ronde dat dit gebeurde omdat Marie-Sophie Wouters, met wie Achiel Vanlerberghe in 1905 getrouwd was, meende dat Achiel wat té graag de meid gezelschap hield op de molen...
A. Coopman kocht van de afgebroken Lindemolen een koppel stenen voor zijn Wydauwmolen in Alveringem. Volgens Gerard Leroy, neef van Achilles Vanlerberghe, werden vele delen van de Lindemolen opnieuw gebruikt voor de molen Desimpel van Roesbrugge. De volgende jaren werd de molenwal beetje bij beetje afgegraven.
Zie ook: Oostvleteren, Kloostermolen van Eversam - I
Oostvleteren, Hofmolen
Lieven DENEWET & Jef AMEEUW
Literatuur
Archieven
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1897. Verzoekschrift van Alixe Augustin Verlinde uit Elzendamme om een graan- en oliewindmolen te mogen oprichten in Hoogstade - overgemaakt voor advies aan de Rekenkamer, 30.04.1774.
- Familiearchief Vanlerberghe, Hoogstade. Aantekeningen van O. Vanlerberghe, kleinzoon van Achilles Vanlerberghe, de laatste molenaar.
Onuitgegeven bronnen
- Stamboom familie Vanlerberghe, opgemaakt door Gilbert Vanlerberghe, Veurne
Uitgegeven bronnen
- Chronicon monasterii Evershamensis conscriptum per Gerardum de Meestere, ejusdem monasterii canonicum, Winoci-Bergensem, pro gloria Dei et utilitate confratum. 1629. Collecta cura et studio duorum dioes. Brug. sacerdotum [C. L. Carton et F. van de Putte], Brugge, Vandecasteele-Werbrouck, 1852, 5 p. L., [3]-79 p. (Recueil de chroniques, chartes et autres documents concernant l'histoire et les antiquités de la Flandre-Occidentale, publié par la Société d'Emulation de Bruges. Première série. Chroniques des monastères de Flandres), p. 16.
Mededelingen
- Gerard Leroy, neefvan Achilles Vanlerberghe (de laatste molenaar) aan Jef Ameeuw (Veurne)
- Gilbert Vanlerberghe, Veurne, kleinzoon van de laatste molenaar Achilles Vanlerberghe, 15.11.2017.
Werken
- Willy Depuydt, "Molenconflict te Oostvleteren in de 13e eeuw", in: Vlietmara, VII, 1985, 2, p. 39-40.
- Karel de Flou, "Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen,...", deel 6, kol. 113-114.
- Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
- Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (119).
- Jozef Ameeuw, "Molens van Veurne-Ambacht", Koksijde, De Klaproos, 2004.