Hooglede, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Molen De Jonckheere
- Ligging
- Beverenstraat 125
8830 Hooglede
nabij de Gitsestraat
en de R32 (grote Ring rond Roeselare)
grens met Gits en Beveren
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1782
- Verdwenen
- 1792, verplaatst naar Hooglede-centrum
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3461
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Molen De Jonckheere was een houten koren- en oliewindmolen aan de noordoostzijde van de Beverenstraat (nr. 125), nabij de Gitsestraat en de R32 (grote Ring rond Roeselare); op de grens met Gits en Beveren.
Deze driezolder staakmolen op teerlingen werd in 1782 gebouwd. Op 18 maart 1782 kreeg Cornelis de Jonckheere, afkomstig uit Klerken, de toelating van de Oostenrijkse overheid (via de Financiële Raad te Brussel) om een koren- en oliewindmolen op te richten aan de "Calsijde loopende van Hooglede naer d'herberghe, genaemt Wijnendale", op een halve mijl ten zuidoosten van de kerk van Hooglede.
In hetzelfde jaar, op 27 september, werd toestemming gegeven om in de nabije Oude Diksmuidsestraat te Roeselare, een schors- en oliewindmolen te bouwen (de zgn. Wijnendalemolen).
De molen bracht de bouwheer Cornelis de Jonckheere geen geluk. Hij liet op 12 mei 1783 een advertentie plaatsen in de Gazette van Gend: "Te koop eenen korenwindmolen, dienstig tot het stampen van olie, dit jaer met octroy opgericht, met een woonhuis, gelegen langs de straete van Hooglede loopende nae Beveren". Koper was Inghelbert de Grendele. Deze laatste hield de molen niet lang in handen. Op 16 augustus 1783 verkocht hij de molen door aan Ambrosius de Craemer, inwoner van Wulpen. En ook hij hield het niet lang vol: op 8 maart 1784 verkocht de Craemer de molen aan Marijn Willaert.
Toen op 29 oktober 1788 octrooi werd verleend om de Wijnendalemolen ook als graanmolen in te richten, leidde dat tot grote onderlinge concurrentie. Het vormde zelfs de aanleiding tot de overplaatsing van Molen De Jonckheere naar het centrum van Hooglede, bij octrooi van 22 oktober 1792 aan Marijn Willaert. Tegen deze verplaatsing rees er fel verzet vanwege de molenaars van Hooglede-centrum: Joannes Bernardus Meersseman, Joannes De Decerke en Josephus Vandepitte. De verplaatsing vond toch plaats, maar de houten molen werd in Hooglede-centrum in steen herbouwd, als de latere Molen Vandevelde in de Hogestraat (hoek Schoolstraat).
Zie verder onder: Hooglede, Molen Vandevelde
Lieven DENEWET
Literatuur
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1903. Verzoekschrift van Pierre de Geest, schout van Roeselare en zaakgelastigde van mevrouw princes de Mommorency, aan de Rekenkamer van Brussel, opdat de genoemde Callewaert afgewezen zou worden om in Hooglede een graanwindmolen op te richten, 8 mei 1776.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1915 (oprichtingsoctrooi, 18.03.1782).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad,nr. 1936 (verplaatsing van de molen De Jonckheere naar Hooglede-centrum en verzet door de molenaars Joannes Bernardus Meersseman, Joannes De Deckere en Josephus Vandeputte, 1792).
Stadsarchief Roeselare, 704, f° 41 v° (verkoop van de molen in de "Beversestraat op 16.08.1783 door Ingelbert de Grendele aan Ambrosius De Craemer).
Stadsarchief Roeselare, 704, f° 49 v° (verkoop van de molen in de "Beverstraat" op 8 maart 1784 door Ambrosius De Craemer aan Marijn Willaert).
Gedrukte bronnen
Gazette van Gend, 12 mei 1783, p. 5, kol. 2; 15 mei 1783, p. 5-6; 22 mei 1783, p. 5, kol. 2; 26 mei 783, p. 7, kol. 2.
Werken
Lieven Denewet, "Windmolens vroeger en nu. Hooglede-Gits", Hooglede, 1979.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J, Kinrooi", Studiekring Ons Molenheem, 1995 (niet vermeld)
Désiré De Laey," Geschiedkundige aanteekeningen over Hooghlede", Roeselare, J. De Meester- Roeselare, 1902 (niet vermeld)
Geert Hoornaert, "Roeselaarse molenkroniek (vervolg-2), in: Rollarius, XX, 1991, 1, p. 10-13.
Geert Hoornaert, "Roeselaarse molenkroniek (vervolg-3 en slot), in: Rollarius, XXII, 1993, 2, p. 50-51.