Houtem (Veurne), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Westmolen, Lootvoetmolen
- Ligging
- Westmolenstraat 27
8630 Houtem (Veurne)
zuidzijde
hoek Hondschootebaan
400 m Z v.d. kerk
kadasterperceel D1886
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1616 / 1711 / 1773
- Verdwenen
- 1951, gesloopt en verplaatst naar Koksijde, Zuid-Abdijmolen
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2904
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Westmolen of Lootvoetmolen, genoemd naar de laatste molenaars, was een staakmolen op een hoge molenwal, op de zuidzijde van de Westmolenstraat (nr. 27), op de hoek met de Hondschootebaan, op 400 meter ten zuiden van de kerk van Houtem.
De eerste ons bekende molen werd voor 1616 opgericht. In dat jaar wordt hij als "westmuelen" vermeld in een landboek van Marcus van Wonsel, die twee grondpercelen ten westen van de molen bezat.
In 1711 vond een heropbouw plaats.
Zestig jaar later was de molen tot puin vervallen. Alexander Louis Blanckaert richtte op 30 oktober 1769 een verzoekschrift aan de Financiële Raad in Brussel om een graanwindmolen te bouwen "joignant le chemin au couchant de l'église de Houtem", op de "partie genaemt t'papegat", toen gebruikt door Joseph de Witte, gelegen ten zuiden van de kerk. Hij had af te rekenen met het verzet van Louis Verkinderen, "actuelen molenare" van Houtem (van de Oostmolen) en van de abt van de Sint-Niklaasabdij van Veurne. Toch haalde Blanckaert zijn slag thuis en bekwam op 21 maart 1771 het octrooi van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia, mits een jaarlijkse cijns van 2 mud tarwe (het dubbel te betalen in het eerste jaar). Blanckaert begon al te bouwen in 1771, op de puinen van de molen aan de "Koekoek", op een perceel van 4 gemeten groot, eigendom van Pieter van Leeuwen.
Er rezen echter moeilijkheden tussen de oprichter en de Sint-Niklaasabdij van Veurne, de pastoor van Houtem en Ferdinand du Masier en Pieter Coulier, ook inwoners van Houtem. Het geschil ging vooral over het vellen van de bomen die de windvang van de nieuwe molen hinderden.
Er kwam tussen de partijen op 14 november 1771 een akkoord tot stand aangaande het vellen van een aantal hinderende bomen. Anderzijds zou Blanckaert in het vervolg geen gebruik maken van zijn "recht van ruimban" (of vrije windrechtzone).
In de teerlingen prijkte het jaartal 1773.
Deze molen staat reeds aangeduid op de Ferrariskaart van ca. 1775 met het bruin symbool van een staakmolen. Ook vinden we hem inn de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) en op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850).
Eigenaars na 1830
- voor 1834, eigenaar: (van de grond) Tack, de kinderen en (van het gebouw) Blanckaert Jean François, te Houtem
- 22.07.1834, verkoop: (van het gebouw) Zoete-Vaast Corneille, eigenaar te Hondschoote (F)
- 27.10.1839, erfenis (van de grond): Tack Narcisse Aimée Marie, eigenaar te Ieper
- later (van het gebouw): Zoete François Bernard, molenaar te Houtem
-12.05.1862, verkoop (van het gebouw): Lootvoet Cesarius, landbouwer te Houtem (notaris Decae - erfpacht voor 30 jaar)
- 30.01.1880, erfenis (van de grond): Vuylsteke-Tack Ferdinand Constantinus, de kinderen (overlijden van Aimée Tack)
- 29.08.1891, verkoop (van de grond): Lootvoet-Fonteyne Cesar Bernard, molenaar te Houtem (notaris Hocke)
- 22.08.1919, deling: Lootvoet-Vanderbrigghe Sylvain Romain, landbouwer te Houtem (notaris Demast)
- 12.03.1942, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Sylvain Lootvoet bij een vliegtuigaanval)
Bij koninklijk besluit van 25 november 1909 werd aan S. Lootvoet uit Houtem vergunning verleend om, onder zekere voorwaarden, een stoommeelmolen op te richten in deze gemeente, op 1,920 km van de grens met Frankrijk.
Bij koninklijk besluit van 6 september 1910 werd, werd aan molenaar Coopman, uit Houtem vergunning verleend om, onder zekere voorwarden, een door gasmotor bewogen bloemmolen op te richten in deze gemeente, sectie B, op 2,416 km van de grens met Frankrijk.
Op zondagavond 20 februari 1910 rond 22 uur brandde hij volledig af door blikseminslag. De brand ontstond op de tweede verdieping. Om de omliggende gebouwen te vrijwaren moest men de brandende molen omtrekken. De molen was verzekerd.
Ter vervanging werd de Oostmolen van Houtem overgebracht, gebouwd voor 1775 en in het bezit van Nathalie Vermeersch (gebouw) en het Bureel van Weldadigheid van Wulveringem (de grond). Molenroedefabrikant Hippoliet Verhaeghe-Decuyper uit Ruddervoorde leverde op 1 juni 1910 een geklinknagelde Verhaegheroede (zie in bijlage).
De laatste molenaar was Sylvain Lootvoet. Hij werd op 12 maart 1942 gedood met metrailettekogels vanuit een Engels vliegtuig, toen hij op het balkon van zijn molen stond.
Na de Tweede Wereldoorlog zocht de gemeente Koksijde, en in het bijzonder burgemeester Van Buggenhout, naar een passende molen om hem op te bouwen op een plaats waar volgens het schilderij van Pieter Pourbus, gewijd aan de abdij van Ten Duinen, eertijds de Noord- en Zuidmolens hadden gestaan. De Zuidmolen stond wel degelijk op het duin dat in de volksmond "meulewal" of "doornover" werd genoemd. Toen werd beslist dat de Zuid-Abdijmolen zou herrijzen. Hiertoe werd door het gemeentebestuur uitgekeken naar een passende molen.
De Lootvoetmolen werd afgebroken in 1951-'52 door molenbouwer Henri Lejeune (Westvleteren, 1892-1965) en verplaatst naar Koksijde. Gerard Delporte bracht de molenonderdelen naar Koksijde over. Deze werden overdag door de molenbouwer geladen en tijdens de nacht naar Koksijde overgebracht met behulp van een stokoude vrachtwagen van de gemeentelijke diensten. In drie zulke tochten was het grootste deel van de molen, die 45 à 50.000 kg woog en wieken bezat met een lengte van 12 meter, overgebracht. De kleinere voorwerpen werden dan verder afgehaald door de gemeentelijke vrachtwagens. De heropbouw te Koksijde duurde een vol jaar. Daartoe werd molenbouwer Henri Lejeune uit Westvleteren aangesproken. Deze riep op zijn beurt de hulp in van zijn neef Julien uit Brielen. Bij de heropbouw werd de kombuis naast de trap niet teruggeplaatst. Op 19 april 1954 (Pasen) werd de molen ingehuldigd door het gemeentebestuur en voor de toeristen opengesteld. Henri Deman uit Koksijde, die aan de heropbouw had meegewerkt, stelde als eerste de molen in werking, maar daarna bleef de molen lange tijd stil.
Zie ook:
Houtem, Oostmolen
Koksijde, Zuid-Abdijmolen
Jef AMEEUW, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Raad van Financiën, nr. 1885, 1886 (oprichting, 1771)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Raad van Financiën, nr. 1888 (compromis over het vellen van bomen, 14.11.1771)
Gedrukte bronnen
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 15 december 1909 (jg. 116, nr. 150), p. 3, kol. 3 (vergunning aan molenaar S. Lootvoet voor plaatsing van een gasmotor)
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 1 oktober 1910 (jg. 117, nr. 118), p. 3, kol. 4 (vergunning aan molenaar Coopman voor plaatsing van een gasmotor).
Werken
P. Donche, Bezittingen van Marcus van Wonsel in Veurne-Ambacht volgens zijn landboek van 1616, in: Westhoek, tijdschrift voor Geschiedenis en Familiekunde in de Vlaamse & Franse Westhoek, Ieper, Westhoek, 20ste jrg. (2004), nr. 2-3-4, p. 129-151.
"De Storm", De Poperinghenaar, 27 februari 1910, p. 4.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
Jozef Ameeuw, "Molens van Veurne-Ambacht", Koksijde, De Klaproos, 2004.
Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 86;
R. en L., "Koksijde", Ons Heem, XII, 1958, p. 154.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 254-257 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9);
Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 2005, p. 130:
Bert Bijnens, "De windmolen te Koksijde", in: Ons Heem, III, 1961, p. 84-87;
Bert Bijnens, "De Abdijmolen te Koksijde", in: Bachten de Kupe, XV, 1973, p. 34-41;
"De houten windmolen te Houtem (Veurne)", in: Natuur- en Stedenschoon, XXVI, 1953, p. 147-148; "Koksijde, molengemeente", in: Molenecho's, XIII, 1985, p. 102-103;
Jozef Ameeuw, "Molens van Veurne-Ambacht", Koksijde, De Klaproos, 2004, p. 79-82, 95-97;
R. en L., "Molenberichten Koksijde", in: De Belgische Molenaar, LIV, 1959, p. 63.
Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (119).
Mededelingen
Bericht op de achterzijde van een postkaart (van de Korenmolen Pals te Princenhage), geschreven door molenroedefabrikant Hippoliet Verhaeghe uit Ruddervoorde, en verstuurd vanuit Ruddervoorde op 2 juni 1910 aan molenmaker Chr. Blondé uit Alveringem (coll. Ton Meesters, Breda)
Mailbericht Ton Meesters, Breda, 08.11.2014.