Overmere (Berlare), Vlaanderen, Oost-Vlaanderen
- Naam
- Molen van Lateir, Lateirse molen
- Ligging
- Kloosterlandstraat
9290 Overmere (Berlare)
zuidzijde
500 m NO v.d. kerk
kadasterperceel D1042
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1819
- Verdwenen
- 1939 - 10 mei, brand / 1940, sloop romp
- Type
- Stenen bergmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2972
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Op een lichte verhevenheid, aan de zuidzijde van de Kloosterlandstraat werd in 1819 een stenen korenwindmolen, type bergmolen, opgericht. Stond naar de laatste eigenaars bekend als Lateirse molen.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaaar: De Geest Jean, molenaar te Overmere
- 29.11.1841, verkoop: Paelinck-Blancquaert Tobias, molenaar te Overmere (notaris Droesbeke)
- 1853, erfenis: Paelinck Pieter Joseph, zonder beroep te Overmere (overlijden van Tobias Paelinck)
- 18.06.1861, verkoop: Lateir-Neus Eduard, molenaar te Overmere (notaris Van Cromphaut)
- 30.04.1891, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Eduard Lateir)
- 17.01.1914, erfenis: a ) Lateir Edmond, molenaar te Overmere en b) Lateir Victor Karel, molenaar te Overmere (overlijden van de weduwe Neus van Eduard Lateir)
- 26.01.1930, erfenis: Lateir-Mertens Victor Karel Lodewijk, molenaar te Overmere (overlijden van Edmond Lateir)
- 21.04.1933, verkoop: Lateir-Desmet Basiel Joseph, molenaar te Overmere (notaris Flamme)
Na de eerste wereldoorlog, in 1921, werd een stoommachine geplaatst maar men bleef aanvankelijk ook nog met de wind malen.
De windmolen werkte nog tot 1930. Hij brandde uit op 10 mei 1939. De brand werd voor het eerst opgemerkt door de bemanning van een Sabena-lijntoestel Brussel-Londen. De geblakerde romp werd in 1940 gesloopt. Er werd verder gemalen in de elektrische maalderij.
In de familie Edward Lateir, eigenaar van de molen vanaf 1861, kwam een treurig ongeval voor. Hun zoontje, Victorke Lateir, 28 maanden oud, werd door een zwaaiende wiek getroffen, toen het achter zijn vader liep. Negen dagen nadien is het zoontje overleden aan de opgelopen verwondingen. Een later geboren zoontje werd eveneens, naar de patroon van de mulders, Victor geheten.
Deze Victor, laatste eigenaar van de molen, werd geboren te Overmere op 3 augusutus 1870 en overleed er op 30 december 1941. Hij huwde met Emma Francisca Mertens. We geven zijn foto en de tekst van zijn doodsprentje weer. De poëtische inhoud is afgestemd op het mlenaarsleven: "de malende levenssteen heeft mij gewreven tot een witte bloem in hemelwoon".
Victorke Lateir was een guitige gast uit het toenmalige Overmere. Hij sprak traag en bedachtzaam, tapte kleurige moppen en was een eerste zanger in de Meergalm. Sterke verhalen deden de ronde over koddige fratsen die hij uithaalde.
Het Kloosterland van Lateir'se molen was overigens een aaneengesloten gemeenschap waar, rond 1930, slechts 9 huisjes zouden gestaan hebben. In bijlage staat het destijds alomgekende rijmpje over die 9 Kloosterlandes, waaronder molenaar Lateir.
In bijlage komt eveens het liedje van Lateir'se molen, gedicht (en getoonzet?) en op school aangeleerd in 1930 door "meester" De Wilde, die dagelijks voorbijde molen kwam.
Tegenover deze windmolen aan de overkant van de straat op het Kloosterland, werd in 1879 de parochiale lagere school voor meisjes opgericht bediend door zusters van de congregatie Sint-Vincentius-a-Paulo van Deinze. De gebouwen van deze voormalige vrije meisjesschool Sint-Jozef, gelegen aan Kloosterlandstraat nr. 8 worden nu gebruikt als lokalen van Chiromeisjesheem.
Lieven DENEWET, Danny DE BLOCK & Herman HOLEMANS
Literatuur
Overmere ons dorp, Overmere, 1992, p. 136.
D. De Block, De laatste molens van Overmere, Heemkundige Kring Overmere, III, 1, 1985, p. 15-18.
Inventaris van de wind- en watermolens in de Provincie Oost-Vlaanderen, Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, 1960, derde band, p. 147-148.
H. Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 6. Gemeenten O-R", Opwijk, 2006.
"Irma Jacobs vertelt over de vlucht in 1914", Heemkring en Oudheidkundige Kring Berlare, XXII, nov. 2004, p. 63 e.v.