Meetkerke (Zuienkerke), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Kleine Watermolen, Kleine Molen, Pompgemaal
- Ligging
- Biezenstraat 5
8377 Meetkerke (Zuienkerke)
1 km ZO v.d. kerk
42ste begin
kadasterperceel C327
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- ca. 1624
- Verdwenen
- 1868, vervanging door stoomgemaal
- Type
- Achtkante houten bovenkruier
- Functie
- Poldermolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2957
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Langs de noordzijde van de Leet, ten zuiden van de dorpskom van Meetkerke, bestaat de bodem hoofdzakelijk uit laaggelegen percelen, die in vroegere eeuwen uitgeveend werden. Dit gewest heet van oudsher de Meetkerkse Moere. Zolang de Leet tussen Brugge en de IJzer hetzelfde peil had als de kanaaltjes van het waterschap, kon men de Moere op een behoorlike manier afwateren. Maar tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werden de Brugse Leie en de Leet omgevormd tot een bevaarbaar kanaal, dat Gent en Brugge met de zee te Oostende verbond. Men bouwde dijken, zodat het water op een hoger peil stond. Tengevolge van die dijkbouw konden de gronden langs de vroegere Leet vanaf 1622 niet meer naar het nieuw kanaal afwateren. Weldra lag de Moere onder water.
De Moere van Meetkerke is een waterrijk gebied dat ongeveer een halve meter onder de zeespiegel ligt. Het is tijdens de middeleeuwen ontstaan door ontvening. Vanaf 1622 wordt de Moere bij Meetkerke drooggelegd door de aanleg van de Moerdijk. Om het water uit de Moere weg te pompen naar de hoger gelegen Blankenbergse Vaart worden twee houten molens gebouwd, de Grote en de Kleine Molen, gelegen langs de Biezenstraat.
In 1623 werd een plan uitgevoerd, waarmee de Moere drooggelegd werd. Men richtte de waterlopen van dit gebied naar een hoofdwatergang, die het water naar één plaats bracht, nl. een nieuw gebouwde windmolen. Die molen maalde het water uit de Moere over naar de Blankenbergse Vaart. In 1623 verschijnt de "watermuelen". Daar die molen niet volstond om de Moere te ontwateren, bouwde men later ook een kleinere molen: "den kleenen watermolen" en "den grooten watermolen" (1797). De Kleine Watermolen bevond zich langs het Schamelzwin, 200 meter ten zuiden van de Grote Watermolen.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: (van de grond) Pecsteen-de Lampreel Karel Honoré, eigenaar te Brugge en (van het gebouw) Generaliteyt van De Moeren
- 12.01.1861, erfenis: (van de grond) Rotsaert d'Hertaing-Pecsteen Camille Jan Idesbald, eigenaar te Oostkamp (overlijden van vrouw Lampreel)
De Kleine Molen wordt afgebroken in 1868 en vervangen door een pompinstallatie die door een stoommachine wordt bewogen (Biezenstraat nr. 5), vanaf de jaren 1920 door een dieselmotor.
De huidige site bestaat uit een witgekalkt molenhuis en mechanisch pompgemaal, door een grachtensysteem verbonden met de poldermolen. Het erf is vooraan afgesloten door een bakstenen muur, deels nieuwe constructie. De beek die langs de weg ligt en die de windwatermolen en dit pompgemaal verbindt, is deels in baksteen opgemetseld. De oprit tot de molenaarswoning wordt met een bakstenen brug over deze watergang geleid. De ingang van de watergang is afgeschermd met een krooshek.
Het molenaarshuis (Biezenstraat nr. 5) is een witgekalkt laag langwerpig volume onder zadeldak dat wellicht teruggaat tot het 18de-eeuws molenhuis, cf. aanduiding van volume op die plaats op Ferrariskaart (1770-1778), vermelding van molenhuis bij Kleine Molen in 1797 en bouwsporen die wijzen op die ouderdom, vb. muurvlechtingen in linkerzijpuntgevel. Gerenoveerd.
Het pompgemaal bestaat uit een gebouw van 1868, opgetrokken in een verzorgde baksteenbouw boven de verbindingsbeek met de stenen windwatermolen. Bruin bakstenen gebouw van één bouwlaag onder golfplaten zadeldak, voor- en achterpuntgevels geflankeerd door pilasters en versierd met blinde oculus in top; licht getoogde muuropeningen. Aan beide zijgevels recentere bakstenen aanbouwen onder plat dak.
Toen de stoommachine, geïnstalleerd in 1868, begon te verslijten, koos men voor de vervanging door een pomp aangedreven door een dieselmotor, geïnstalleerd in 1928. De motor werd geleverd door De Buyzere van Brugge, de centrifugaalpomp van 60 PK door de "Gebroeders Stork en co - Hengelo" (Nederland). Het debiet van de pomp kon 50.000 liter per minuut bereiken; bleef in werking tot in de jaren 1980. De installatie van de pomp vroeg grote voorbereidende werken: de grond aan de voet van de gebouwen werd tot 4 m. uitgegraven, nieuwe dammen moesten opgericht worden. De werken werden verschillende malen gebroken door de vloed. Onophoudende regen en sneeuw hinderden de werken, waardoor de Moere volledig onder water stond in januari 1928. Midden 20ste eeuw werd de aandrijving door de dieselmotor vervangen door een elektrische motor. De elektrische installatie is voorzien van porseleinen isolatoren; schakelaars met vonkbeveiliging; driefasige motor; motorlichaam is gesloten; overbrenging met meervoudige V-riemen.
Het pompgemaal werd op 26 mei 2004 beschermd als monument. Instandhoudingswerken pompgemaal Meetkerke (vervangen platdak, vervangen buitenschrijnwerk, enz...)
Zie ook: Meetkerke, Grote Molen / Poldermolen
Lieven DENEWET
Literatuur
Lieven Denewet, "Geschiedenis, techniek en terminologie van de poldermolens in België", in: Molenecho's, XII, 1984, p. 8-20;
Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 32 en 93;
A. Ronse & T. Raison, "Fermes Types & Constructions Rurales en West-Flandre", Brugge, 1918, p. 259.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 85 en 424-429 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9);
Jules Pollet, "Toponymie van Meetkerke met een geschiedkundige schets", Brugge, (1942), p. 18-20, 51, 66.
G. Callaert & E. Hooft m.m.v. L. Snauwaert, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zuienkerke, Deelgemeenten Zuienkerke, Houthave, Meetkerke en Nieuwmunster,Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL13, 2002.
E. D(e) K(inderen), "De Poldermolen te Meetkerke", in: De Belgische Molenaar, LXX, 1975, p. 338-339;
J. Pollet, "Toponiemen uit de moeren van Meetkerke", in: Biekorf, XXXIX, 1933, p. 344-345;
Frank Duron, "De Meetkerkse Moeren", Heemstede, 2004, nr. 3, p. 612.
Filip Logier, "De poldermolen van de Meetkerkse Moeren", Heemstede, III, 1998, februari.
Croes F., Bijdrage tot de geschiedenis van de Vlaamse kustvlakte: De Blankenbergse Watering, Bronnen, bewoningsgeschiedenis en institutionele aspecten, s.l., 1992, p. 56.
Gemeente Zuienkerke, Praktische informatiegids voor Groot-Zuienkerke, Zuienkerke, 1986 en 1990, pp. 17-21.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999.