Petit Moulin

De Kleine Molen was een staakmolen op het gehucht La Malcense, achter een boerderij aan de noordzijde van de rue d'En Bas (Van Benedenstraat) nr. 49. Hij stond in een nog steeds landelijke omgeving, wel op een hoogte maar niet op een molenwal.. Hij beheerste de streek tussen Luingne, Rollegem, Dottignies en Herseaux.

Op het einde waren de kap en de windweeg met eternietleien bedekt.

Hij werd rond 1762 zonder toestemming als een snuifmolen opgericht. Later werd hij omgevormd in een korenmolen.

Guillaume Herman uit Luingne mocht in 1775 zijn snuifmolen ook inrichten als graan- en oliemolen, ondanks het verzet van Barthélemy Lefebvre uit Saint-Léger, eigenaar van de nabijgelegen Grote Molen, een oliewindmolen die drie jaar voordien ook als graanmolen werd ingericht.

We vinden hem aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850).

Tijdens de eerste wereldoorlog was hij eigendom van molenaar Vandekerckhove. De Duitsers wilden de molen in brand steken, maar Vandekerckhove kon hen overtuigen dat ze waarschijnlijk meteen ook zijn huis zouden afbranden, hetgeen ze niet wilden. Ze lieten een roede uitvallen en sloegen een deel kammen uit het vangwiel stuk om het draaien onmogelijk te maken.

Aangezien de molen te klein was om er een builmolen te vestigen, zocht Jules Vandekerckhove een andere staakmolen. Hij liet zijn "Petit Moulin" in 1903 fbreken en vervangen door de Plaatsmolen of Gheysensmolen van Heule.

Molenaar Henri Vandekerckhove liet zijn molen draaien tot die omwaaide in de storm van 4 november 1940. Er volgde geen heroprichting. De boerderij waartoe de molen behoorde, wordt nog uitgebaat.

Zie ook: Heule, Plaatsmolen

Lieven DENEWET

----------------------------------

En 1563, Pierre Bossut est autorisé à déplacer son moulin à vent à huile, situé à Luingne. En 1567, Oste della Faille peut y construire un moulin à vent à huile.

A la Malcense (*), hameau de Luingne, s'élevait autrefois deux moulins. Le "Petit Moulin" à tabac qui fut construit en vers 1762 sans permission (disparu en 1940) et le "Grand Moulin", moulin à huile qui fut le fief des Dassonville.

Fin 1762, début 1763, Jean-Baptiste Seynaeve, de Rollegem, demande sans succès à ériger un moulin à vent à blé à la Malcense. Une carte est dressée à ce propos qui montre les deux moulins de Tombrouck, le moulin d'Herseaux, celui de Quevaucamp et les deux moulins déjà en place à la Malcense.

En 1765, Luingne compte deux moulins à huile et un à tabac. En 1767, deux moulins à huile sont signalés dans la statistique industrielle des Pays-Bas autrichiens.

En 1772, Barthélemy Lefebvre, de Saint-Léger, est autorisé à mettre un second tournant à moudre grains au moulin à vent à tordre huile qu'il possède à la Malcense. En 1775, Guillaume Herman, de Luingne, peut joindre à un moulin à vent à moudre tabac qu'il possède audit village les meules nécessaires à moudre grains et à tordre huile, malgré l'opposition de Bathélemy Lefebvre.

En 1834, le cadastre de Popp dénombre quatre moulins à vent, deux à blé et deux à blé et à huile. Les meuniers Doutreluingne et Moulin travaillent à la Malcense tandis que Charles Dassonville possède le moulin de Tombrouck.

Tros petit pour contenir un blutoir, le meunier Jules Vandekerkhove cherche un autre moulin. Il ouvert en 1903 une enquête en vue de l'érection d'un moulin à farine à la Malcense. Il s'agit de démonter le petit moulin de la Malcense et de le remplacer par un autre provenant de Heule.

Une tornade abattit ce moulin le 4 novembre 1940.

(*) "Malcense" provient de "mauvaise" (mal) "ferme" (cense). C'était probablement un endroit où existait une ferme de mauvaise réputation (mauvaise ferme), des terres mal entretenues ou du bétail mal soigné.

Claude DEPAUW

Torie Mulders (pseudoniem van Hector Vindevogel), De windmolens tussen Schelde en Leie, in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107 (67).
Claude Depauw, "Les moulins de l'entité de Mouscron", dans: Terroir, Mouscron, Musée de folklore "Leon Maes", n° 23-24, mars-juin 1986, p. 1-12.
C. Depauw, "Les moulins de Mouscron". (Catalogue de l'exposition), Mouscron, Société d'Histoire de Mouscron et de la Région, 1987, 14 p.
Alain Henry, "Moulins à vent du Hainaut / Windmolens in Henegouwen", in: Molenecho's, XIII, 1985, 2, p. 54-90;
"Moulins en Hainaut", Bruxelles, Crédit Communal, 1987;
Fernand Chantry, "Moulins du Hainaut", Antoing, 1987;
Claude Depauw, "Les moulins de Mouscron", in: Guide 2005 des structures et associations culturelles, historiques et patrimoniales du Pays de Ferrain. 9ème forum culturel. L'Eau et le Vent en Pays de Ferrain. Wambréchies. Salle Billiet - Complexe sportif", Wambréchies, 2005, p. 178-187
G. Bavay, "Inventaire", p.331-332, ill.
C. Devyt, "De Westvlaamse windmolens in de oorlogsjaren", Biekorf, 1945.
Laure Dassonville, "Généalogie de la famille Dassonville", dassonville2.be