Molenzorg

Niel, Antwerpen


De cementfabriek waar voorheen de windmolen stond. Prentkaart 1903. Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Standmolen

Ligging
Fabrieksstraat 1
2845 Niel

uiteinde
ten W van de Kapelstraat
Rupeldijk
Fort De Sterre
tegen de Rupel
kadasterperceel A558


toon op kaart
Type
Stenen windmolen
Functie
Oliemolen, trasmolen
Gebouwd
voor 1753
Verdwenen
1873, stoomtrasmolen
Beschrijving / geschiedenis

De Standmolen was een stenen oliewindmolen (later trasmolen) op het Fort de Sterre tegen de Rupel op het uiteinde van de Fabriekstraat (nr. 1) en de Rupeldijk, aan de westzijde van de Kapelstraat, waar thans het Bedrijventerrein Kmo Coeck is gevestigd.

Hij werd voor 1753 gebouwd. We zien hem prijken met het rode symbool van een stenen windmolen op de Ferrariskaart van ca. 1775. We zien hem ook - ingesloten door andere gebouwen - op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842), de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) onder de benaming "Stand Molen" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1865).

De molen was gebouwd als een oliemolen. In 1830 was hij uitgerust met een kollergang van middelmatige grootte, twee kleine slagbanken en zes heien voor het breken van de koek. Dit alles kon gelijktig werken.

Kadastrale beschrijvingen:
- 1819: "sur le territoire de la commune de Niel, se trouvent situés deux moulins qui fait mouvoir le vent, dont l'un sert à moudre du grain et l'autre à battre l'huile. Ils sont exploités le premier par son propriétaire lui-même et l'autre pour compte de celui à qu'il appartient et qui est domicilié à Malines. Il y a qulques années celui à farine était loué à raison de f. 400 et les contributions: ce bail a été pris pour base de l'évaluation de ces moulins, que l'expert a divisé en deux classes. La première classe comprendra le moulin à farine dont la valeur locative d'après les résultats obtenus par le bail prémentionné distraction faite des propriétés qui y sont étrangères a été fixé à une somme brute de f. 750, sur quoi déduit un tiers, reste net f. 500. Le moulin rangé dans la deuxième classe a été évalué comparativement au précédent à un revenu brut de f. 630 sur quoi doit également avoir lieu la déduction du tiers, conséquemment il reste une estimationn nette de f. 420."
- 1830: "ruim en sterk met klinkers gebouwd en beslaat overigens uit twee kleinen slagbanken, met middelmatig zwaar paar steenen en zes stampers dienende tot het breken van den koek welke alle gelijktijdig kunnen werken. hij wordt voor rekening van deszelfs eigenaar de heer Vermeylen gebruikt. Het zuiver inkomen wordt geschat op f. 210."

Eigenaars na 1830:
- 1830, eigenaar: Vermijlen-Palms Cornelius, handelaar te Mechelen
- 13.01.1836, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Cornelius Vermijlen)
- 07.07.1836, verkoop: Alleman-Havermans Theodore Ange, zonder beroep te Deurne-Borgerhout (notaris Dekeersmaecker)
- 02.06.1842, verkoop an "oliemolen, windmolen, magazijn, tuin,..." Rens Jean Ferdinand, houthandelaar te Boom (notaris Hanegraeff)
- 19.11.1852, erfenis: Rens-Teullens Jacobus Mattheus, de weduwe, rentenierster te Boom (overlijden van Jean Ferdinand Rens)
- 25.04.1864, erfenis: Rens François, handelaar te Boom (overlijden van de weduwe Teullens van Jacobus Mattheus Rens)
- 07.06.1865, openbare verkoop: Van den Bruel Jan, priester te Antwerpen (notaris Vermeulen)
- 09.08.1869, verkoop: a) Josson Nicolas, handelaar te Antwerpen en b) De Langhe Aimé, industrieel te Niel (notaris Anthonissen)

De oliemolen werd in 1868 omgevormd in een traswindmolen (Tras is fijngemalen tufsteen en is vooral in verbinding met vette kalk een uitstekende metselspecie die zowel onder water als in de lucht zeer hard wordt).

Op 9 augustus 1869 liet eigenaar Jan Van den Bruel, priester te Antwerpen, openbaar verkopen: "windmolen met afhankelijkheden, kom, putten, ter plaatse Sterrefort, huis zijnde herberg 'Het Molenhoofd' met putten en magazijnen". De nieuwe eigenaars werden Nikolaas Josson, handelaar te Antwerpen en Aimé De Langle, nijveraaar te Niel.

Na de plaatsing van een stoommachine in 1871 (met een vermogen van 6 pk, zonder condensatietoestel) werd de windkracht overbodig. De windmolen werd in 1873 vervangen door een stoomtrasmolen en magazijn.

Steenbakkerij Josson ontwikkelde te Niel in 1846 de productie van de "beverstaartpan". Na patentaanvraag ging deze plaate dakpan vanaf 1850 in Oegstgeest (NL) in productie en stond er bekend als de "Oegstgeester dakpan".
Nicolas Josson uit Antwerpen en Aimé De Langle uit Niel kochten op 9 augustus 1869 de traswindmolen of de Stampmolen op het Fort De Sterre aan (akte notaris Anthonissen). Ze stichtten in dat jaar de cementfabriek onder de naam "Josson & Cie". Met behulp van de stoomstampmolen begonnen ze in 1874 met de productie van portlandcement. De naam werd omgevormd tot "Société Anonyme de Niel-on-Rupel". De cementfabriek stelde rond 1900 zowat 1000 mensen te werk, maar stopte op 15 december 1925. Meer dan 500 werknemers stonden op straat. Het bedrijf werd op 23 februari 1926 overgenomen door "Cimenteries et Briqueteries Réunies", beter bekend als "CBR".

In 1950 sloot de vestiging in Niel definitief de deuren.

Thans is er het Bedrijventerrein Kmo Coeck er gevestigd.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

De Cimenteries et Briqueteries Réunies La Bonne Espérance (CBR), tegenwoordig ook N.V. CBR Cementbedrijven geheten, is een Belgische groep van cementfabrieken waarvan het hoofdkantoor is gevestigd te Brussel.

De basis van de groep werd gevormd door de samenvoeging van de cementfabriek La Bonne Espérance te Turnhout en de Fabrique de Ciment Portland Artificiel te Loën. In 1922 werd de Fabrique de Ciment et Briqueteries te Ravels overgenomen, in 1924 de Société des Ciments de Mons te Mons (Bergen), in 1926 de North's Portland Cement and Brick Works te Beerse en de Société Niel te Niel, in 1929 de Société des Carrières et Fours à Chaux et à Ciments du Coucou te Antoing.

De groep vormde een belangrijke deelnemer in het consortium dat in 192. de ENCI te Maastricht oprichtte.

In 1993 werd deze groep door het concern HeidelbergCement overgenomen.

Vestigigingen (stand 2009)

In Sint-Kruis-Winkel bevindt zich een maalderij voor hoogovenslak, gestart in 1974. De productie bedraagt 1500 kton/jaar.

In Lieze bevinden zich kalksteengroeves, een klinkeroven en een maalderij, gestart in 1950. Er wordt jaarlijks 1400 kton klinker en 1600 kton cement geproduceerd. Er werken 247 personen.

In Antoing bevinden zich breekinstallaties van rond 1975 en een oven uit 1986. Men produceert 1000 kton per jaar met 80 medewerkers.

Ook in Antoing bevindt zich de dochter Carrières d'Antoing, waar jaarlijks 4000 kton grondstof voor de cementproductie wordt gewonnen.

In Harmignies wordt zeer zuiver krijt gewonnen waaruit wit cement wordt geproduceerd. Uit 300 kton krijt wordt 220 kton cement geproduceerd door 110 medewerkers.

-------------

Vic Van Dyck, "Correspondentie (1)" (over de kleiputten te Niel en de Rupelstreek) in: Nea berichten (Periodiek van het Niels Erfgoedarchief "De Leuzze"), IV, 2009, nr. 3 (herfst), p. 2-3.

De huidige kleiputten zijn in de Rupelstreek, en dus ook voor Niel, het eindresultaat van een complexe evolutie van afgravingen vanuit de Romeinse tijd tot einde twintigste eeuw. Het is een stelselmatig aaneenrijgen van singuliere putjes en putten tot één grote metersdiepe kleigroeve. Met als gevolg één groot kraterlandschap. De actuele kleiwinning gebeurt enkel nog te Schelle (Tuinlei, met een concessie die mogelijk nu al ten einde is) en te Rumst (Wienerberger, nog voor 50 jaar).
Historisch overzicht:
Verschillende ‘spelers’ traden in de loop van de geschiedenis op te Niel om de klei te delven en lieten hun sporen na in het landschap.
In eerste instantie komen de kleine gebruikers die voor hun eigen bouwwerken (schuren, hoeven, bakovens, enz.) en volgens de noodwendigheid hun eigen (ondiepe) put groeven voor de klei, er hun nodige stenen in een veldoven lieten bakken en na afwerking van het bouwwerk alleen een toponiem achterlieten. De Puttenhof, den Bommeleir, de Puttenbosch, Potaerdeplacken, enz.) zijn daar getuigen van. Deze ondiepe putten werden na gebruik gedeeltelijk terug gevuld en vormen lichte depressies in het veld. Met uitzondering van het Nielderbroeck, werd over het ganse grondgebied van de gemeente naar de nodige klei gegraven.
Op een meer bestendige basis komen de grote en kleine ondernemers, die ook voor de verkoop werkten. Zij gingen de gemakkelijkste weg zoeken om klei te delven en zij verkozen hiertoe de oevers van de Rupel maar ook van de Schaverbeek (grensbeek tussen Niel en Boom) waar slechts een dunne deklaag de klei bedekt om de exploitatie daar aan te vatten. Sommigen werkten op hun eigen gronden, anderen (grootgrondbezitters, H. Geest van Mechelen, eigenaars–beleggers uit Antwerpen, abdijen, …) verpachtten hun kleigronden aan de kleibakkers.
Kleiwinning:
Tussen de Potaardestraat en de Booms-Nielse beek ontstond eeuwen geleden (14de-15de eeuw) een kleiwinningsgebied (op de Leemputten, Potaerdestrate, Aerdtbosch) dat eerst klei leverde uit ondiepe putten en nadien terug bos werd op de onvruchtbare en ondiepe putbodem. Pas in de twintigste eeuw is men hier de diepere putten gaan graven, op zoek naar de resterende klei.
Vanaf de veertiende tot de negentiende eeuw krijgen we een voortdurende uitgraving van kleiputten langsheen de oevers van de Rupel. Verschillende singuliere putten lagen dan verspreid langsheen de Rupeloever. Diverse bedrijven blijven daar eeuwenlang klei graven (steenbakkerij De Corenbeeck, de Backershoeve (1316), steenbakkerij De Sterre, ….
Kort voor 1800 beginnen al deze afzonderlijke putten samen te smelten tot één grote groeve tussen de Rupel en de Boomse straat. De kostbare klei onder de bestaande straten gaat men eveneens weggraven en de straten worden op een lager niveau heraangelegd, de Corenbeek, de Schaverbeek en de Kilbeek verdwijnen en ook de windmolen (1854) moet wijken en wordt na zijn afbraak bij de Molenstraat, in de Landbouwstraat heropgericht.
Halverwege de negentiende eeuw gaat men aan de noordelijke kant van de Boomsestraat verder graven en ontstaan de gemetselde ‘bruggen’ (dit zijn tunnels onder de straat door) om de klei vanuit de afgelegen putten naar de steenplaatsen langs de Rupel voor de verwerking te transporteren. Begin twintigste eeuw komen de mechanische kleibaggers in bedrijf en vanaf dan gaat het winnen van de klei gigantisch snel tot uiteindelijk rond 1970 het afgraven stilvalt door uitputting van de kleigroeven.
In de jaren daarop volgend werden sommige putten vol gestort met huisvuil (Potaardestraat), andere aangevuld en bebouwd met woonwijken (Matenstraat-Wullebeek en Matenstraat-Uitbreidingsstraat) of KMO-gebouwen (Tunnelweg), weer andere ‘herbruikt’ in de toestand zoals zij waren achtergelaten (vb. Waterfront in de Galileo Galileilaan) en al de overigen bleven onaangeroerd en evolueerden tot een natuurgebied (Paardenstal, natuurgebied Waelenhoek, Speelbos, Nielse visvijvers, …).
Een aparte ‘gebruiker’ van de klei was de cementfabriek “Niel-on-Rupell’ die voor de productie van Portlandcement ondermeer fijne klei gebruikte en daartoe eigen putten bezat: de ruimte tussen Schuttershofstraat en Wirixdreef en de ruimte tussen J. Wauterslaan en Landbouwstraat. Deze putten werden nadien opnieuw aangevuld en respectievelijk overbouwd met de L. Boeckxstraat en de Nielse Sporthal.

Literatuur

Victor Van Dyck e.a., Niel 850 jaar, Niel, Gemeentelijk Feestcomité Niel, 1999.
Roger Van Raemdonck & Victor Van Dyck, Niel opnieuw bekeken, Niel, Het Streekboek, 1995.
L. De Schepper, "Oud en Nieuw Hemiksem met de Sint-Bernardusabdij", Antwepen, 1957.
J. Van Thillo, "Op zoek naar onze oudste bovenkruier", in: De Verzamelaarsvrienden, X, 1977, nr. 1? p. 22-24; nr. 2, p. 20-22 en nr. 3, p. 17-18.
Herman Holemans, Wind- en watermolens in de provincie Antwerpen. Nieuwkerken, Studiekring Ons Molenheem, 1978.
H. Holemans & P.J. Lemmens, Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek. Nieuwkerken, Ten Bos / Studiekring Ons Molenheem, 1987,, p. 69.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990". Deel 2. Gemeenten H-0", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2010, p. 66-67.
J. Th. De Raadt, "De heerlijkheden van het Land van Mechelen - Niel en zijn heren", Gent, 1889.
"Een gemeente in de provincie Antwerpen-Niel", in: ERA-berichten, 1967, 4, p. 179)180.
H. Lejon, "Bouwstructuur voor Niel", in: Dossier A+, juni 1973, p. 27-30.
F. Vereycken & Ch. De Decker, "Niel in oude prentkaarten", Zaltbommel, 1972.
Huub Mombers, "Dakpennengids", p. 48-49.
Vic Van Dyck, "Correspondentie (1)" (over de kleiputten te Niel en de Rupelstreek) in: Nea berichten (Periodiek van het Niels Erfgoedarchief "De Leuzze"), IV, 2009, nr. 3 (herfst), p. 2-3.

Overige foto's

<p>Standmolen</p>

De cementfabriek.. Prentkaart ca. 1920. Verzameling Ons Molenheem

<p>Standmolen</p>

De cementfabriek. Prentkaart V.P.F., ca. 1900. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 20 september 2019

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens