Molenzorg

Temse, Oost-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Oliemolen op de Oever

Ligging
Leie 49
9140 Temse

noordzijde
tegenover Cauwerburg


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen
Gebouwd
1627
Verdwenen
1638, verplaatst naar Waasmunster
Beschrijving / geschiedenis

De Oliemolen op de Oever was een houten oliewindmolen op de noordzijde van de vroegere "Oevers" of de huidige Leie (nr. 49), tegenover Cauwerburg, iets ten westen van de Oevermolen (korenmolen).

Op 2 september 1627 werd Pieter van Kerckhoven, erfelijke kapelaan van Onze-Lieve-Vrouw in Temse, gemachtigd door bisschop Antonius Triest van Gent om een stuk grond van 20 à 25 roeden, gelegen in het stuk genaamd de "Stuyvers", te verkopen aan Jan de Hondt (°Temse, 13.08.1589 - +Temse 06.05.1638),  zoon van Boudewijn en Amelberga Verhulst, gehuwd met Joanna de Jonghe en sinds juni 1632 griffier van de heerlijkheid Temse. De verkoop werd aangegaan tegen een eeuwige onkwijtbare jaarlijkse rente van 10 schellingen. Het perceel vormde de toegang tot een molenberg.

Jan De'Hondt (of D'Hondt) richtte een verzoekschrift aan de heer van Temse om deze molen te bouwen op een stuk grond van de kapelanie van Onze-Lieve-Vrouw. Hij kreeg op 19 februari 1627 de toestemming. Voorwaarde tot oprichting en uitbating was dat hij aan de heer 1 kapoen en 18 schellingen per jaar meost betalen voor de molenberg en voor het recht van de wind jaarlijks 4 potten olie.

Timmerman Joos Beerlinck en molenmaker Pieter Vaernewyck verklaarden op 13 juli 1637 voor de wet van Temse dat ze in 1628 aan de molen hadden gewerkt en dat deze pas in 1629 olie had geslagen.

In verband met het innen van taksen voor het recht van de heer van Temse, werd in 1637 een onderzoek ingesteld naar de prijs van de olie. Twee Antwerpenaars, Fransoys Verbiest en Carel Keppens, kooplieden in olie en zeepzieders, verklaarden hierbij dat de olie die in het Land van Waas gewonnen werd, voor het merendeel in Antwerpen verkocht werd. In de jaren 1629 tot 1636 schommelde de prijs van 33 tot 46 florijnen per pot voor de raapolie en van 35 tot 48 florijnen voor de lijnolie.

Uit een verklaring opgesteld op 31 augustus 1639 door Jan en Adriaan van Daele, molenmakers uit Waasmusnter, blijkt dat de molen na de dood van Jan de Hondt (6 mei 1638) door hen werd afgebroken en door de  erfgenamen verder verkocht aan Joos van Bogaert, die aan de voormelde molenmakers opdracht gaf om de molen weer op te rcihten op de heide van Waasmunster. Eenzelfde verklaring legden de schepenen Joos Coolman en Adriaan Wuytact af in 1640.

De molen werd eenmalig afgebeeld in het Atlasregister van Temse uit de eerste helft van de 17de eeuw, bewaard in het Gemeentearchief Temse.

Jerome SMET

 

Literatuur

Archieven

Rijksachief Beveren, Temse, nr. 403 (akte van 02.09.1627)
Rijksarchief Beveren, dossiers de Bournonville, nr. 25 (1637-1639)
Gemeentearchief Temse, nr. 190. Atlasregister van Temse, eerste helft 17de eeuw (voor 1638)

Werken

Jerome Smet, De molens van Temse. De geschiedenis van de wind-, water- en paardenmolens in de fusie Temse en hun opvolgers de mechanische graanmolens, in: Jaarboek 1986 Gemeentemuseum Temse", p. 1-206 (52-55).

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 15 januari 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens