Schorsmolen Van de Vyver
zuidzijde
hoek met Cauwerburg
verlengde Hoogkamerstraat
800 m W v.d. kerk
kadasterperceel B1007bis
De Schorsmolen was een stenen schorswindmolen op de zuidelijke hoek van de Edgard Tinelplaats (het verlengde van de Hoogkamerstraat), ter hoogte van het huisnummer 28, met de Cauwerburg, op het kadasterperceel sectie B nr. 1007bis.
De molen werd opgericht door de gebroeders Egidius en Jan Baptist Van de Vyver. Zij waren leerlooiers en hadden een molen nodig om eikenschors te malen voor de bewerking van de dierenvellen. Ze kochten op 1 december 1829 de Landmolen, een houten korenwindmolen.
Ze richtten een aanvraag tot het schepencollege van Temse om tot de oprichting van een nieuwe stenen schorsmolen over te gaan. Het college besliste op 16 oktober 1829 dat op donderdaq 22 oktober een onderzoek "de commodo eet incommodo" zou plaatsvinden. Hetzelfde college stelde dan vast dat tegen de oprichting van deze molen "op de hoek van de hoogkamerstraat en de straat leidende naar thielrode" geen bezwaar werd gemaakt. Er werd onmiddellijk overgegaan tot de oprichting.
In 1834 stonden de gebroeders Van de Vyver bekend als huidenvetters met 7 kuipen en een door wind bewogen schorsmolen.
Ook in de patenten van 1859 kwamen ze nog voor met hun windschorsmolen en als handelaars.
De molen komt voor op de Atlas der Buurtwegen (1845), op de kaart Vandermaelen en de kadasterkaart van Popp (ca. 1850).
In 1863 verkochten de gebroeders deze molen aan Elisabeth de Meirleir, weduwe van Ferdinand van Stappen. Ferdinand Van Stappen (overleden op 29 augustus 1859) en Elisabeth De Meireleir (°Temse 19.01.1789 - +Temse 29.08.1859) woonden in de Akkerstraat 53 te Temse.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Van de Vyver Jan-Baptiste, de kinderen te Temse
- 21.02.1863, verkoop: van Stappen-De Meireleir Ferdinand, de weduwe en de kinderen, landbouwers te Temse (de erfpachter is De Keersmaeker Pierre Augustin, landbouwer te Haasdonk) (notaris De Landtsheer)
In 1870 brandde de molen volledig uit. Mogelijk is de oorzaak te zoeken in de gemalen schors, die sterk verwarmd en zeer droog uit de molenstenen kwam.
Jerome SMET
Archieven
Gemeentearchief Temse, Modern Archief, nr. 752 (beslissing college van burgemeester en schepenen van Temse, 16.10.1829).
Gemeentearchief Temse, Modern Archief, nr. 484.2 (stukken uit 1834 en 1859).
Gedrukte bronnen
"De Schelde", 1921, nr. 10 (weekblad, exemplaar in Gemeentearchief Temse)
Werken
De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks III, dl. 4, Gent, 1881.
nventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Derde aflevering. De arrondissementen Oudenaarde en Sint-Niklaas, in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XVI, 1962, 2 (Gent, 1963).
Jerome Smet, De molens van Temse. De geschiedenis van de wind-, water- en paardenmolens in de fusie Temse en hun opvolgers de mechanische graanmolens, in: Jaarboek 1986 Gemeentemuseum Temse", p. 1-206 (89-90)
R. Colaes, Landelijk Temse 1670-1815.
J. Servotte, Toponymie van Temsche, 1926;
J. Geerts & A. Raemdonck, De Burcht en Heerlijkheid van Temsche.
H. Holemans, Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-T, Opwijk, 2007.
De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.