Molenzorg

Gooik, Vlaams-Brabant


Pentekening Lucien De Weert, naar de toestand voor 1910
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Brunehaultmolen
Brunehautmlen
Molen van Kestens
Molen van het Station

Ligging
Heuvelstraat
1755 Gooik

Molenveld
700 m NO v.d. kerk
kadasterperceel A534

Geo positie
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1525 / ca. 1620
Verdwenen
ca. 1580, oorlog / 1914 - 5 juli, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Brunehau(l)tmolen, Molen van Kestens of of Molen van het Station was een houten korenwindmolen op het einde van de Heuvelstraat, op 700 m ten noordoosten van de kerk van Gooik.

In 1525 werd melding gemaakt van "de cassye niet verre van den wyntmolen van goycke" en in 1559 van "moelencautere". Na de vernieling tijdens de Troebelen werd hij rond 1620 door graaf de Renesse, heer van Gaasbeek, herbouwd.

In 1696… “den molen van den Heer, in de vorige cohieren ghetaxeert tot 150 g., aff gehelegt een vierde voor de reparaties blyft 101 g. 10 st.” 1711… “de quote van de molens eerst den molen van den heere baron is gequotineerd 5 gls-11-1. Item der haeghen 2-16.”
In 1724 is het Jan Verhavert, burgemeester van Gooik (1690-1765, gehuwd met Jenne Marie Claes), die de molen huurt en als taks te betalen heeft 16. 13-3 g.
Jan Verhavert, molder, had, volgens het “sethboek” 1734-35, 16 bunderen 70 roeden land; toen betaalde hij voor zijn molen 20-15-1. In 1747 en 1754 staat Verhavert op het bevolkingsregister “molder van den wintmolen, bij hem in huere ghehouden voor 90 gls. ’s Jaers.”

Later komt de molen in eigendom aan de familie Verhavert. Een poosje waren er de Steppés maalders, afkomstig van Edingen. Een Jan-Jozef Steppé, geb. 19 oktober 1782, maalder, woonde te Pollaerden: zo stond op de lijst “Conscrits” van ’t jaar XII. Nog onder de Franse tijd wordt eigenaar-molenaar Jan Walravens, gehuwd met E. T. Antonia De Smeth, van Breeëik (St.-Kwintens-Lennik). Daarna is de molen in handen gekomen van baron d’Hoogvorst, en, nog later, van de bekende grooteigenaar Lippens van Gent. Als huurders van die heren kennen wij Karel-Lodewijk De Leener en Jozef Van Overstraeten.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Brouckhoven de Bergeyck Pierre Julien Louis, te Mechelen
- 05.09.1840, erfenis: a) Brouckhoven de Bergeyck Henri François, te Mechelen, b) Brouckhoven de Bergeyck Edouard Alfons, te Mechelen en c) Brouckhoven de Bergeyck Marie Joséphine, te Mechelen (overlijden van Pierre Brouckhoven de Bergeyck)
- 17.05.1856, erfenis: Brouckhoven de Bergeyck Henri François Joseph, rentenier te Mechelen
- 07.04.1878, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Henri Brouckhoven de Bergeyck)
- 27.06.1883, erfenis: de kinderen (overlijden van Victor Brouckhoven de Bergeyck)
- 05.08.1889, deling: de Kerkhove d'Ousselghem - de Neve de Rode, eigenaar te Vosselaar (notaris Grau)
- 26.03.1898, verkoop: Lippens)t'Serstevens Philippus Augustus Maria, eigenaar te Gent (notaris Claes)
- 18.07.1904, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Philippus Lippens)
- 17.03.1910, verkoop: Kestens-Sorgeloos Pieter Jozef, houtkoopman te Gent (notaris Michiels)

De laatste eigenaar Jozef Kestens-Sorgeloos liet de molen afbreken op 5 juli 1914. De heuvel waar de molen op stond (einde Heuvelstraat) is nog aanwezig.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

J.-F. Vinckx, "De Molens van ’t Payottenland, in: Eigen Schoon en De Brabander, XIV 3-4, 1931, 3-4, p. 84-85 (Gooik: Molen van Gooik-Statie)

In de vorige eeuw bezat Gooik, zegt A. Wauters, twee windmolens, de ene oud (op de berg aan de tramhalte), de tweede van later tijdperk, deze van Strijland. Verder was er de watermolen van Terhagen. Omstreeks de jaren 1860 kwam er een derde windmolen bij. Zo heeft Gooik een tijd drie molens op zijn heuvels gehad. De oudste, de zogenaamde “Brunehaultmolen”, werd even voor de oorlog afgebroken.
De molen van Gooik-statie, naar de laatste eigenaar “molen van Kestens” genaamd, stond 78 m. boven de zeespiegel, ongeveer een kwart uurs van het dorp. Op een kaart der vorige eeuw noemt men hem “Brunehaultmolen”, omdat aan zijn voet de steenweg ligt van Asse op Edingen, een Romeinse baan, die oudtijds “Romeinen baan”, “Kautsie” ofte “Duvelsweg”, Brunehaultweg” geheten werd; doch nooit in vroegere archiefstukken, noch in de volksmond heeft hij die naam gedragen.
Algemeen wordt beweerd, dat de molen is gebouwd geworden omstreeks 1620 door graaf de Renesse, heer van Gaasbeek. In het tiendeboek van 1559 (Rijksarchief) draagt het veld rondom de molen reeds de naam van molencautere.

In 1696… “den molen van den Heer, in de vorige cohieren ghetaxeert tot 150 g., aff gehelegt een vierde voor de reparaties blyft 101 g. 10 st.”
1711… “de quote van de molens eerst den molen van den heere baron is gequotineerd 5 gls-11-1. Item der haeghen 2-16.”
In 1724 is het Jan Verhavert, burgemeester van Gooik (1690-1765, gehuwd met Jenne Marie Claes), die de molen huurt en als taks te betalen heeft 16. 13-3 g… Jan Verhavert, molder, had, volgens het “sethboek” 1734-35, 16 bunderen 70 r. land; toen betaalde hij voor zijn molen 20-15-1.
In 1747 en 1754 staat Verhavert op het bevolkingsregister “molder van den wintmolen, bij hem in huere ghehouden voor 90 gls. ’s Jaers.”
Later komt de molen in eigendom aan de familie Verhavert.
Een poosje waren er de Steppés maalders, afkomstig van Edingen. Een Jan-Jozef Steppé, geb. 19 oktober 1782, maalder, woonde te Pollaerden: zo stond op de lijst “Conscrits” van ’t jaar XII.
Nog onder de Franse tijd wordt eigenaar-molenaar Jan Walravens, gehuwd met E. T. Antonia De Smeth, van Breeëik (St.-Kwintens-Lennik). Daarna is de molen in handen gekomen van baron d’Hoogvorst, en, nog later, van de bekende grooteigenaar Lippens van Gent. Als huurders van die heren kennen wij Karel-Lodewijk De Leener en Jozef Van Overstraeten.

De laatste eigenaar is Jozef Kestens-Sorgeloos; deze liet de molen afbreken de 5 juli 1914.

Evenals Lombeek-molen mocht Kestens’ molen zich beroemen op een mooi panorama: in ’t N. de kerk van Pamel en verder de hoogte tussen Dender en Zenne; in ’t W. de kerken van Oetingen, Vollezele en Denderwindeke met de hoogten van Zuid-Vlaanderen tot Geertsbergen; in ’t Z. Kester, Herfelingen,Heikruis, ’t bos en de kerk van Edingen; in ’t Z.-O. Elingen, Breedhout (Halle), Beersel, Drogenbos; in ’t O. ’t gerechtshof van Brussel, ’t kasteel van Gaasbeek, ’t Zoniënbos; in ’t N.-O. Schepdaal, Itterbeek, Anderlecht.

Volgens de oude “statuyten” der Gooikse gilde, hadden voor de Franse Omwenteling, op de molenberg aan of bij deze windmolen de blije spelen der schutters plaats.
Volgens de volksoverlevering moet de molen door een bende rovers “uitgemoord” geweest zijn. Alleen de vrouwen hadden op de zolder kunnen vluchten en zich daar achter de gegrendelde deur in veiligheid zetten. Door het zoldervenster zagen zij – aldus de overlevering – dat de kapitein der bende op een wit paard gezeten was… Omstreeks de Franse tijd, zegde men mij… Ik heb in de overlijdensregisters van Gooik voor die tijd geen vermoorde Verhaverts gevonden en, - oppervlakkig gezien – ook niet onder de Franse tijd. Misschien zouden de latere sterfregisters hier inlichtingen kunnen geven?

(Documentatie van M.M. Luc. De Weerdt, Edmond Van der Kuylen en Paul Lindemans)

(afbeelding: Molenberg voor 1914 – Gooik-Statie, pentekening van Luc. De Weerdt)     

Literatuur

J.-F. Vinckx, "De Molens van ’t Payottenland, in: Eigen Schoon en De Brabander, XIV 3-4, 1931, 3-4, p. 84-85 (Gooik: Molen van Gooik-Statie)
Moonens Serge, "Het windmolenbestand in Gooik. Eenoverzicht van de 8 Gooikse windmolens", Heemkundige Kring van Gooik, XXIV, 2009, 2 (nr. 84), p. 16-17.
Moonens Serge, "Wiekentaal. De taal van de windmolens", Heemkundige Kring van Gooik, XXIV, 2009, 1 (nr. 83), p. 20-21.
Bernard Roobaert, "Overzicht van de molens van de streek van Edingen met hun oudste vermeldingen", Molenecho's, XXIV, 1996, nr. 3-4, p. 116-180;
B. Roobaert, "Een overzicht van de molens van het Oude Land van Edingen en hun oudste vermeldingen", in: "Het oude Land van Edingen en Omliggende, Herne, jg. XXI, 1993, nr. 2, p. 97-133, ill.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.

Mailberichten
Johnny Van Bavegem, 30.02.2020

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: donderdag 30 april 2020

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens