Molenzorg

Hofstade (Zemst), Vlaams-Brabant


Foto ca. 1895 met de familie De Coster. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Hever
Hevermolen

Ligging
Molenheide 65
1981 Hofstade (Zemst)

noordzijde
ten NW v.d. Trianondref
ten ZW v.h. Kanaal 
grens met Boortmeerbeek
kadasterperceel F81


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1363 / 1499 / 1627 / ca. 1670
Verdwenen
kort voor 1498, oorlog / ca. 1580, oorlog / 1914 - augustus, oorlog
Beschrijving / geschiedenis

De Molen van Hever was een houten korenwindmolen op de noordzijde vann de Molenheide (thans huisnnummer 65), aan de noordwestzijde van de Trianondreef, op de grens met Hever (Boortmeerbeek), ten zuidwesten van het kanaal Leuven-Mechelen. De Heverheide ligt te paard op twee gehuchten, Schiplaken - gehucht van Hever (en thans bij Boortmeerbeek) en Hofstade - vooraleer het een zelfstandige gemeente werd een gehucht van Muizen (en thans bij Zemst).

De standaardmolen werd voor 1363 gebouwd. Hij komt voor in de rolrekening van Sint-Jan (24 juni) 1379 tot Sint-Jan 1380, met de ontvangsten en uitgaven van het district Mechelen, waaronder Hever toen ressorteerde. Op deze rol staat te lezen:
"Item van den molen te Hever XII sc lovens valet XXXVI sc parisis"
Item van achterstalle van den voirscreven molen van XVI jare ende elc jaers XII sc lovens comt te gadre di jare XXXVIII 1b XVI sc parisis".
De eigenaar of de molenaar moest jaarlijks 12 schellingen Leuvens (1 pond 16 schellingen parisis) betalen. Hij had echter niet minder dan 16 jaar achterstal, waarvoor hij 16 x 26 schelllingen Leuvens of 28 pond 16 schellingen schuldig was.

We kunnen uit de rekening ook afleiden dat de molen al in 1363 bestond.

In de volgende rolrekeningen wordt de molen van Hever steeds vermeld voor 12 schellingen Leuvens. In 1384 zijn deze 12 schellingen evenwel al 2 pond parisis waard. Het vervolg van deze rekeningen vinden we in de registers van de Rekenkamer nr. 11610 en dit vanaf 1387 steeds op dezelfde wijze voor 12 schellingen Leuvens, die toen al en waarde van 42 schellingen hadden. Na een stijging tot 3 pond daalde de rekening in 1397 tot 2 pond, tengevolge van een verordening, en bleef dat jarenlang onveranderd.

Vanaf Sint Jan 1411 lezen we: "du moulin a hever lequel Gabriel Triapyn tient et doit chacun an XII sc. lovanis valet II 1b parisis". We vermoeden sterk dat Gabriël Triapyn (Triapain), alias Gabriël van den Aer de eigenaar was van de windmolen, maar dat hij die niet zelf bemaalde. Hij was de zoon van Jan Triapain en Catherine Radewaerts en overleed in 1426. Hij was getrouwd met Elisabeth Kerman Romboutsdochter en hij was schepen te Mechelen.

Dat het hier om een windmolen en niet om een watermolen gaat, weten we uit de dossiers van de rekenkamer nr. 45580 van het jaar 1375, f° 38: "Item die wintmolen te Hevere was verpacht omme III sc oude grote jaerlycx ende Aegher Vleminck heet ten berch over gegeven op XII oude grote".

Niettegenstaande het overlijden van Gabriël Triapain in 1426 werd de molen in de Rekenkamer 11611 voor de volgende jaren steeds op zijn naam in de rekening vermeld. Mogelijk heette zijn zoon ook Gabriël. Maar zelfs in 1498 staat nog steeds Gabriël Triapain vermeld:
" du molin a vent a hevre que gabriel triapain soulait tenu pour XII sc lovens de rente heritable para n, lequel molin Pierre Gheylen a depuis achete et es derrem ... guerres icellui molin a est brusle par le garnison des gens darmes quoy ce recevur a fourgagne la mote dudit molin qui presentement est vaque en la main du prince pour ce neant".

De nieuwe eigenaar Peter Gheylen had dus niet veel geluk met zijn molen, aangeizen die kort voor 1598 door een legerbende werd afgestookt, zodat de molenwal er verlaten bij lag.  Nochtans kwam er vlug een nieuwe molen, want in 1499 wordt opnieuw een molen vermeld maar dan zonder eigenaar.

In 1523 vernemen we dat de molen toebehorode aan Wouter van der Eycken: "de wintmlenvan Hevre van Wouter van der Eycken voor 42 sc". En zo staat het ook genoteerd, jaar na jaar, tot en met 1542.

Tussen 1543 en 1627 ontbreken alle gegevens. We kunnen veronderstellen dat ook de molen van Hever het lot zal ondergaan hebben van vrijwel alle molens die tijdens de Troebelen, vooral in de periode 1580-1585, systematisch werden afgebrand. Pas in 1627 vinden we in de dossiers van de Raad van Financiën (nr. 164) het vervolg van de molen, waarin duidelijk gesteld wordt dat de molen in dat jaar heropgebouwd was.

Op 7 januari 1642 werd een rekwest goedgekeurd voor Jan van den Eynde, molenaar van de windmoeln te Hever-Heyde, welke molen door zijn vader Frans van den Eynde (her)opgericht was. Deze domaniale molen verwierf octrooi op 8 februari 1627 en werd op 4 juni 1627 in gebruik genomen op voorwaarde dat voor de berg en voor de wind jaarlijks 40 gulden "recognitie" zou betaald worden. En na 18 jaar, dus op 4 juni 1645, zou de molen eigendom worden van de Koning, zonder dat vader van den Eynde daar enige vergoeding zou voor mogen eisen. Het bewuste rekwest vroeg nu toelating om een molenhuis te bouwen vlak bij de molen omdat de molen zo verlaten stond op de heide, goed zichtbaar en weerloos tegen mogelijke strooptochten van roversbenden of vijandelijke legers, vooral de Hollanders, die onlangs over de Dijle kwamen.

Daarom vroeg  het rekwest om nog 2 of 3 dagwant van de heide in gebruik te mogen nemen om het molenhuis te bouwen ten koste en ten laste van de molenaar. Hij stelde dan voor de periode van 18 jaar te verlengen mits de "recognitie" te verdubbelen tot 80 gulden per jaar. Na de afgesproken periode zou dan de koning beschikken over molen en huis, nadat men hem de helft van de waarde van het huis zou vergoed hebben. Dit alles met de belofte geen concurrentie te doen aan de naburige domaniale Pasmolen te Nekkerspoel.

En zo gebeurde het ook. Het stadsarchief van Mechelen - notariaat Verhulst nr. 1719 van 23 november 1658 - leert ons dat Jan van den Eynde, mulder te Hever, in 1654 leende van Maria van Loven, waarvoor zijn dochter Eisabeth van den Eynde, begijntje te Mechelen zich borg stelde.

Het ging blijkbaar niet goed met de molen, want we lezen bij dezelfde notaris op 4 juni 1659 dat de vader bij zijn dochter geld moest gaan lenen. Het vervolg van dit verhaal vinden we in een artikel dat Paul Behets schreef over "De molenaars Baten en de molen van Releghem".

Jan van den Eynde werd als molenaar te Hever opgevolgd door zijn zoon die eveneens Jan heette. Deze was geboren in 1635, huwde in 1667 met Magdalena Bernaerts en overleed in 1670.

Bij zijn opkomen op de molen in maart 1666 werden molenstenen, hout en ijzerwerk geschat op 1858 gulden. In 1670 werd de molen voor de resterende twee jaar door de "momboirs" van het tweejarig kind Jan van den Eynde, verhuurd aan Dirick Le Paige uit Oppuurs tegen 323 gulden per jaar. De schatting beliep toen 1720 gulden. De weduwe moest nog 562 gulden achterstallige huur aan de rentmeester van Zijne Majesteits Domeinen betalen, maar verwachtte een aanzienlijke kwijtschelding omwille van de schade die het krijgsvolk had aangericht.

In 1700 werd  Hubertus Baten, geboren te Hever op 17 maart 1669, als molenaar vermeld te Hever en vanaf januari 1705 als molenaar te Zemst op Releghem.

Nadien is een hele tijd niet meer bekend over de molen, alhoewel we eindelijk in rustiger tijden beland kwamen onder de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia.

De molen staat mooi afgebeeld op:
- de figuratieve kaart van de "Heyden" in Muizen en Hever, opgemaakt in 1742 door landmeter A. De Bruyn
- de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen en met de benmaing: "M(oul)in D'Hever A S(a) M(ajesté)
- de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842
- op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- op de kadasterkaart van P.C. Popp (ca. 1860), met een figuratieve afbeelding van een standaardmolen op teerlingen.

In de tellling van het jaar IV (1796) van de gemeente Hever, kanton van Haacht, zijn onder de nrs. 428 tot en met 430 de volgende gegevens terug te vinden: Gehucht Bosbeek (tegen de Molenheide): Van Luyten Henricus, 32 jaar, molder (molenaar), kwam van Sint-Katelijne-Waver in 1793; zijn vrouw Balling Joanna Catharina, 30 jaar, kwam van Hombeek in 1793. Twee kinderen onder de 12 jaar. zijn knecht Claes Franciscus, 20 jaar, geboren te Hever en zijn meid ("meyt") Luytens Anna-Maria, 20 jaar, kwam uit Mechelen in 1795.

De dochter van Henricus Van Luyten, Maria Theresia Van Luyten, geboren te Hever op 24 juli 1800, huwde op 27 februari 1824 met Philippus Josephus De Coster, geboren op 1 mei 1802 in Kampenhout die maaldersgast was op de Hevermolen. Zijn vader was molenaar in Kampenhout. Na de dood van zijn schoonvader in 1826 nam hij het molenaarsbedrijf over.

Hij was elk eigenaar bekend bij de start van het Belgisch kadaster in 1834 en staat ook vermeld als "meunier à Molenheyde" in de "Atlas des communications vicinales", opgemaakt op 1 oktober 1844.

Na het overlijden van Philippus Joseph De Coster op 28 mei 1868 werd zijn zoon Joanes Victor De Coster, geboren op 15 april 1840 te Muizen, de nieuwe molenaar.

Joannes Victor De Coster trouwde in 1871 met Lucia Paulina Verstraeten, geboren te Boortmeerbeek op 23 november 1845. Ze erfden op 1 februari 1871 door deling van de molen (akte notaris Bauwens te Elewijt). Ze hadden samen zeven kinderen, waaronder Medardus De Coster, geboren op 26 juli 1878 in Hofstade, die later molenaar werd op de Hevermolen en als koper van de Bordekensmolen te Hofstade.  Lucia Paulina Verstraeten overleed op 7 december 1884 te Hofstade.

In de akte nr. 107 van 25 juni 1885 voor notaris Sterckx te Zemst, komt de inventaris voor die werd opgemaakt bij de dood van Lucia Paulina Verstraeten, de eerste vrouw van Joannes Victor De Coster, maalder en herbergier te Hofstade, en die bevat:
1) een houten graanwindmolen, huis en afhankelijkheden met de erve, hof, molenberg en land, samen 42 are 80 centiare, gestaan en gelegen op de Molenheide te Hofstade, wijk B nrs. 81-82a-83-84a en 85a
2) land 5a 80ca, wijk B nr. 87
3) 1 ha 5a 56 ca, wijk B en een deel van 86c.
samen geschat op 21.480 frank.

Joannes Victor De Coster trouwde met Julia Coen, geboren in 1859 te Hever. Zij hadden samen twee kinderen, waaronder Carolus Eduardus De Coster, geboren op 26 oktober 1886 te Hofstade, die later molenaar zou worden op de Hevermolen.

Joannes Victor De Coster overleed op 30 januari 1911. De verdeling van zijn nalatenschap was geregeld met de akte van 9 mei 1912, nr. 119, voor notaris Sterckx te Zemnst. Hierna volgen de bepalingen die betrekking hebben op de molensite;
"Zijn verschenen:
1. vijf kinderen uit zijn eerste huwelijk, waaronder 3° Medard De Coster, maalder wonende te Hofstade;
2. Julia Coen, zijn weduwe, maalderesse te Hofstade, en haar twee kinderen waaronder 2de Charel of  Carolus De Coster, maalder, wonende te Hofstade.

De molen werd toegewezen aan de weduwe De Coster-Coen, als onderdeel van kavel B.

Kavel B
1° een houten graanwindmolen, huis en aanhorigheden met erve, hof, molenberg en land, samen groot 42a 80 ca en gestaan en gelegen te Hofstade op de Molenheide, wijk B, Nummer 81, 82b, 83, 84.2 en 85.2.
2° en 3°: percelen land.

De weduwe De Coster-Coen, "maalderesse te Hofstade" moest na deze deling voor de bekomen goederen nog 8960 frank opleggen. HIervoor ging ze bij akte nr. 121 van 10 mei 1912 voor notaris Sterckx een lening aan van 11.000 frank, terug te betalen binnen 10 jaar met een interest vvan 4,5 procent. De molen werd hiervoor, samen met andere goederen, bezwaard met een hypothecaire inschrijving.

Julia Coen baatte de molen samen uit met haar zoon Carolus (Charel) Eduardus De Coster, geboren op 26 oktober 1886 in Hofstade. Carolus trouwde met Maria Theresia Van Gijsel, geboren op 17 juli 1887 in Sint-Kathelijne-Waver. Ze overleed op 10 april 1928 in Hofstade.

Karel Ed. De Coster kwam nog (onder volgnummer 119) voor op de Kiezerslijst van Hofstade van 1938. Hij staat er vermeld als echtgenoot van Crols Math. en als landbouwer op het adres Molenheide 6.

De molen werd in augustus van 1914 afgestookt door de Duitsers. Molenaar Charel De Coster werd verplicht zich op een stoel te plaatsen met het aangezicht naar de molen gekeerd. De soldaten stapelden een hoop stro onder de molen en staken hem daarna in brand onder luide blijdschapskreten. De molenaar moest, tot de balken opgebrand waren, op zijn stoel blijven.

Ondanks deze wrede gebeurtenis, ging het leven voor de beproefde familie verder. Ze brachten in 1915 veranderingen aan in het molenhuis en plaatsten er een armgasmotor ("gaz pauvre").

BIJ DE FOTO (ca. 1895, Verzameling Ons Molenheem)

De ouders:
Joannes Victor De Coster (°15.04.1846)
eerste huwelijk met Lucia Verstraeten (niet op de foto)
tweede huwelijk met Julia Coen (°1859)
Hun kinderen:
Maria Virginia De Coster (°03.06.1873)
Virginia Rosalia De Coster (°15.01.1877)
Medardus De Coster (°26.07.1878)
Paulina Ludovica De Coster (°16.09.1882)
Eduardus De Coster (°07.12.1884)
Carolus De Coster (°20.10.1886)
Julius De Coster (°07.06.1890) 

Eigenaars na 1870;
- 1879, eigenaar: Decoster Philippuis, molenaar te Hofstade
- 01.02.1871, gift: De Coster-Verstraeten Jan Victor, molenaar te Hofstade (notaris Bauwens)
- 1885, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Jan Victor De Coster)
- 30.01.1911, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Verstraeten van Jan Victor De Coster)
- 09.05.1912, afstand: De Coster-Coen Jan, de weduwe, herbergierster te Hofstade (notaris Sterckx)

Karel LEMMENS & Herman HOLEMANS

Bijlagen

René Puttemans, "De Windmolens uit het Vilvoordse (rechter Zenneoever)", in: Eigen Schoon en De Brabander, XIV, 1931, p. 272-273 (Hofstade Molen van het gehucht Ambroos)

De molen, Hevermolen genaamd, omdat het daar vroeger grondgebied van Hever was, ligt afgezonderd van de dorpskom op enkele minuten van de vaart naar Leuven. Van op de molenberg geniet men een prachtig en lief panorama op de naburige gemeenten. Zeventien in getal waren de molens die men bij heldere winterdag door de naakte takken der bomen van op die hoogte kon bespeuren, terwijl ze onvermoeid reusachtige kruisen in de lucht sloegen. Ik noem ze op: Steenokkerzeel (Loo), Muizen, Rijmenam, Elewijk (Eycken), Perk (twee in getal), Kampenhout (twee in getal), Kamplaar (gehucht van Kampenhout), Ruisbeek, Meerbeek, Zemst, Hofstade (dorp), Bonheiden (twee in getal), Hombeek, Mechelen (molen van Spruut).

De Hevermolen werd aangekocht rond het jaar 1670. De oudste maalder die nog in het geheugen bleef is Van Luyten wiens dochter in de echt trad met Filips De Coster, den maaldersgast. Deze oefende na de dood van zijn schoonvader het molenbedrijf uit ten jare 1826. Hij was afkomstig van Muizen en schepene dier gemeente (het grondgebied waarop de molen stond heeft beurtelings aan drie gemeenten behoord namelijk: Hever, Muizen en Hofstade). Hij liet het molenaarsbedrijf over aan zijn zoon Victor in ’t jaar 1866 die op zijn beurt opgevolgd werd door zijn zoon Karel De Coster in ’t jaar 1911.

Wanneer de Duitsers in 1914 die streek bezetten werd Victor De Coster verplicht zich op een stoel te plaatsen met het aangezicht naar de molen gekeerd. De soldaten stapelden een hoop stro onder de molen en staken hem daarna in brand onder luide blijdschapskreten. De molenaar moest, tot de balk opgebrand was, op zijn stoel blijven. In 1915 werden veranderingen aan het molenhuis aangebracht en een armgasmotor geplaatst.

(afbeelding: pentekening van R. Puttemans, volgens een schilderij dat zich in ’t molenhuis bevindt)   

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, rolrekening nr. 2119 (ontvangsten en uitgaven van het district Mechelen, 1379-1380)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 11.610 (1387 en later)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 45.480, f° 38 (1375)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 11.611 (1426 en later)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 11.614, f° 15 v° (1498)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 11.637 (1523)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 11.657 (1543)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Raad van Financiën, nr. 164 (1642, met retroakte van 1627)
Algemeen Rijskarchief Brussel, Figuratieve kaart van de "Heyden" in Muizen en Hever, opgemaakt in 1742 door landmeter A. De Bruyn.
Stadsarchief Mechelen, Notariaat Verhulst, nr. 1719 (akte van 23.11.1658)

Werken
Karel Lemmens, "De Oude windmolen te Hever", Semse kroniek, jg. 10, 1995, nrs. 3 en 4.
Karel Lemmens, "De molens te Zemst en omstreken", De Semse kroniek, X, 1995, nr. 3-4."
René Puttemans, "De Windmolens uit het Vilvoordse (rechter Zenneoever)", in: Eigen Schoon en De Brabander, XIV, 1931, p. 272-273 (Hofstade Molen van het gehucht Ambroos)
Paul Behets, "De molenaars Baten en de molen te Relegem", in: De Semse kroniek, jg. 11, 1996, nr. 3.
Paul Behets, "De molenaars Baten en de molen van Releghem (Zemst)", in Vlaamse Stam, 1997, nr. 1, p. 1-20.
M. Michiels & G. Wouters, "De veldslagen van Schiplaken en omgeving in 1914", Hever, 1989.
"Hever in de 18de eeuw", Heemkundige kring Ravensteyn, 2007.
Libert Loosen, "Parenteel van Jospehus De Coster. Molenaarsfamilie te Hofstade".
André Ver Elst, "Nieuw-Zemst bi Leven en Welzijn: een nostalgisch spiegelbeeld van Elewijt, Eppegem, Hofstade, Weerde, Zemst en Zemst-Laar", Nieuwkerken-Waas, Het Streekboek, 1990.
André Ver Elst, "Kleine encyclopedie van Groot-Zemst", Nieuwkerken-Waas, Het Streekboek, 1995.
André Ver Elst, "Nieuw-Zemst in oude prenten", Zaltbommel, Europese Bibliotheek, 1980.
André Ver Elst, "Ons Zemst: vroeger en nu", Zaltbommel, Europese Bibliohteek, 1995.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991.
"Zemst in beeld", Zemst-Info (Gemeentelijk Informatieblad), XXXI, 2009, 10, p. 2.
Vera De Bie, Jan Peeters & Georges Wouters, "Boortmeerbeek, Hever en Schiplaken in Stenen getuigen uit het verleden", Boortmeerbeek, Heemkundige kring Ravensteyn vzw, 2003, p. 154.
Roger Debroeck, Molens in Groot-Zemst, Zemst, Heemkundige Kring De Semse, 2010, 71 p.
Alphonse Wauters, Historie des environs de Bruxelles, Tome deuxième. Bruxelles, Edition Van der Auwera, 1855.
Karel Lemmens, "De oude molen van Nekkerspoel", Ons Molenheem (Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem), 1996, nr. 1, p. 3-6.

Mailberichten
Wouter Deketelaere, 04.02.2017

Overige foto's

<p>Molen van Hever<br>Hevermolen</p>

Pentekening René Puttemans, volgens een schilderij dat zich in het molenhuis bevond

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 11 juli 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens