Molenzorg

Steenhuize-Wijnhuize (Herzele), Oost-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Wijnhuizemolen

Ligging
Gentweg 46
9550 Steenhuize-Wijnhuize (Herzele)

westzijde
ten Z v.d. Erwetegemstraat
grens met Sint-Lievens-Esse
Wijnhuize
kadasterperceel A506


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1645
Verdwenen
na 1645, storm / 1925, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Wijnhuizemolen stond aan de westzijde van de Gentweg (nr. 46), ten zuiden van de kruising met de Erwetegemstraat en tegen de grens met Sint-Lievens-Esse.

Tijdens het Ancien Regime maakte Wijnhuize onafascheidelijk deel uit van het Land van Zottegem. De molen was eigendom van de graaf van Egmont en later van de burggraaf van Oombergen. Vanaf de Franse periode werden pogingen ondernomen om Wijnhuize bij Steenhuize te voegen.

Rond 1642 werden de eigendommen van de graaf van Egmont aangeslagen en door Filippina Sabina van Egmont voor 46.000 gulden verkocht aan Gaspar Damman, burggraaf van Oombergen.

Dit is een oude molenplek, want op 10 mei 1645 gaf Louis de Blasere, watergraaf en moermeester van Vlaanderen, aan Gaspar Damman, nieuwe heer van Sint-Lievens-Esse en Schonenberg, de toelating tot het oprichten van een nieuwe korenwindmolen. Gaspar Damman schreef in een niet gedateerd stuk (moderne transciriptie): "De molen van Wijnhuize staat aan het eind van de parochie van Sint-Lievens-Esse en werd nieuw opgebouwd in 1645 of daaromtrent en is sedertdien door de stormen omvergevallen. De molen was eigendom van het Land van Zottegem (Egmont). In 1642 werden de eigendommen van Egmont aangeslagen en sedertdien werd er aan de molens niets meer gedaan. Daarenboven is Wijnhuize maar schaars bevolkt en is er maar één grote hoeve." Het feit dat in 1645 hier een nieuwe molen werd opgetrokken, kan erop wijzen dat die in de plaats kwam van een nog oudere voorganger.

Op 10 december 1670 werd een prijzij van de windmolen opgemaakt door de molenmakers Nicolaes de Geijter, Jan van der Massen en Gillis Boembeke. Wij leren eruit dat de molen twee koppels stenen bezat. De afgaande pachter was toen Pauwels Coorde en de aankomende Gillis Bettens die ook op 's Herenmolen had gemalen. Later blijkt dat Gillis Bettens de molen heeft "geabandonneert" (verlaten).

Twee jaar later, in 1672, werd de molen opnieuw verpacht. Deze keer aan Lieven van der Stockt. Lieven pachtte ook het molenhuis, de schuur en stallingen en landerijen. De korenwindmolen werd beschreven als "staende binnen Essche daerment heedt Wijnhuizen neffens den Gentschen Heerwech".

Lieven van der Stockt liet echter al eind januari 1673 de molen over aan Jan van den Berghe. Nog geen twee jaar later, begin december 1674, werd de molen opnieuw verpacht. Deze keer aan Marcus van Berlamont. Tijdensn het jaar 1676 werd het molenhuis met stro gedekt. Molenberg en huisstede besloegen dan samen één dagwand. Molenmaker Andries van der Massen herstelde in 1677 de molen. In zijn rekening van 20 oktober 1677 schreef hij: "Ick hebbe gevrocht ende gerepareert den cooren wintmeulen tot Wijnhuize welcke schaede geschiet is door de fransche leger gecampeert tot sinte goorickx haudenhove ende strijpen". Nog datzelfde jaar 1677 leverde Frans vann der Massen "yserwerck hanckers ende de pranghe met de bauten ende naghels ende slot".

Jan Compagnie pachtte begin april 1682 de windmolen met huis en schuur voor drie jaar. In hetzelfde jaar 1682 werd een nieuw kruis in de molen ingelaten. Jan Compagnie bleef molenaar tot 1688.

In mei 1688 ging een nieuwe pachtperiode van drie jaar in. De pachter was Lieven van Waeyenberghe, die achttien pond groten per jaar moest betalen.

In 1690 zien we Jan Comagnie terug als molenaar op de Wijnhuizemolen. Tijdens hetzelfde jaar werd molenmaker Michiel van Lierde betaald voor "trechte stellen vaden wintmeulen tot Wijnhuize met thalen ende thuijs voeren tot vijff blocken tot trechte stellen vanden voornoemden meulen". Strodekker Jan de Mil dekte het molenhuis en er was ook nog een rekening voor "den aerbeijt van zaeghen diversche plancken, rebben ende steekbanden" om de windmolen te herstellen.

Merkwaardig is de brief die de molenaar van de Herzeelse Molen Te Rullegem, Jan Beauverk, op 26 maart  1692 aan de burggraaf van Oombergen richtte in verband met de verpachting van de windmolen van Wjinhuize. Hij schreef:
"Tot Herseele den 26 meerte 1692
Memorie voor Ul(ieden) mijne edelle heeren Burghgraeve van Oomberghen.
Soo ist dat ick g(r)oote liefde hebbe ghehat om te hueren Ul(ieden) muelen tot St lievensessche staende naest winhuijsen ende hebbe Ul(ieden) heeren gheweest besoecken met Jan Wijnendaele ende hebbe Ul(ieden) gelt geboden ende Jan Compagnie Ul(ieden) pachter die is aen de wete geraeck(t) ende heeft ons verdreecht ende is commen sweeren ende vloecken ende hebbe verstaen dat voor Ul(ieden) muelen gheboden is tot achtthien pont groot ende sij en is mij soo veel niet weert want die dat bieden en hebben geen intentie van Ul(ieden) te betaelen ende belieft zijn eedelheijdt mij den muelen te laeten ick sal Ul(ieden) geven veerthien pont groote voor Ul(ieden) muelen midts dat sijn eedelheijdt den witten steen sal aenveerden want hij en is van geender weerden ende belieft sijn edelheijdt mij den muelen te jonnen als den tijt beter is sal ick voor Ul(ieden) muelen gheven naer conciencie want den tijt die is nu slecht met desen oorloge ende hier mede blijve Ul(ieden) ootmoedighen dienaer soo wel bij nachte als bij daeghe Jan Beauverk muelder van Heerseele.
Ende belieft desen brief te verbranden om de saeke secreet te hauden."

Gelukkig voor ons kreeg het verzoek van de molenaar om de brief te verbranden en zo de zaak geheim te houden geen gehoor.

Jan Compagnie was op 10 april 1694 de afgaand pachter. In zijn plaats kwam Symoen Lambrecht.

In maart 1695 hield Symoen Lambrecht het al voor bekeken en werd Lieven van Waeyenberghe de nieuwe pachter. Waarschijnlijk maar voor een drietal jaar want in 1698 was Marcus van Berlamont terug molenaar op de Wijnhuizemolen. De smid van Wijnhuize, Frans de Vriese, maakte dat jaar nieuwe ijzerwerk voor de molen dat werd gebruikt aan de trap.

Lieven van Waeyenberghe zien we in 1709 als pachter terug. In augustus 1789 plaatste molenmaeker F'rans van der Massen eenn nieuwe staak in de molen. Deze staak werd door Gijsbrecht Coorde van Oombergen naar Wijnhuize gevoerd. De smid van Wijnhuize, nu Jan de Vriese, maakte zestig nagels en een ijzeren band om rond de staak te leggen.

Lieven Van Waeyenberghe vroeg kwijtschelding van zijn pacht omdat de molen verschillende keren heeft stilgestaan als gevolg van de door de Fransen gevoerde oorlog en bij het indoen van het kruis en de molenstaak.

Een kostennote, opgemaakt door molenmaker Frans van der Massen, geeft een omschrijving van de werkzaamheden. Deze luidde als volgt: "Noodeghe reparatie ghedaen aenden coorn wintmuelen tot wijnhuyse competerende den burchgraeve van oomberghen ende dat over het maecken van eennen nieuwen steegher ofte trappen tsamen becostight met aerbeijt ijserwerck naghels cost ende dranck bedraegende ter somme van vijfthien guldens en thien stuijvers. Actum desen 10 maerte 1715. Francies van der Massen."

Op 9 janari 1717 werd van de windmolen een nieuwe prijzij gemaakt op verzoek van Lieven van Waeyenberghe als afgaande pachter en Hendrik van Elsen, aankomende pachter. Maar nog geen twee en een half jaar later liet Hendrik van Elsen de windmolen over aan Joannes de Vleeschauwer. Tussen hen beiden werd op 6 juli 1719 eveneens een prijzij opgesteld. De belangrijkste molenonderdelen worden hieronder opgesomd: "Buijtenroede met de schees ende soomen, binnen roede, item de meulen hassche, item het camwiel annden achtermeulen, item het spillegeloop, den loopenden steen vanden achtermeulen weesende wit steen en den liggenden, item het groodt staeckijser, de steen cuijpe, de pasbrugghe, de vanghe, camwiel vanden voormeulen, spillegheloop, den loopenden grauwen steen vanden voormeulen, het stackijser, het rinckhaudt, de meel backen, de steenreep, de pasbrugghe met het vondel, alle vier de seijllaekens, de steencuijpe, item eene schijve met den bant, het sackwinthaes, huijsel, eene coorenstande, zeven scherphaemers. Tot 594 guldens en 18 stuijvers. (get) Michiel van Lierde, Andries van der Massen en Gillis Schulens."

Joannes de Vleeschauwer pachtte op 26 juli 1719 voor negen jaar de molen met molenhuis, samen groot 75 roeden. Zeven jaar later, in 1726 werd deze pacht overgenomen door Jan de WUlf, een mulder uit Kwatrecht, en dat voor een termijn van zes jaar; Hij pachtte "eenen cooren wintmuelen met den bergh mitsgaders huijs, schuere, staende te Sinte Lievens Essche, gehucht Wijnhuijse genoemt, groot 44 roeden".

Jan de Wulf, hield het echter geen negen jaar vol want op 11 mei 1729 werd Ludovicus van den Hole de nieuwe molenaar. Molenmaker Francies van der Massen heeft in 1730 "enckele stucken haut, drie steekbanden gewrocht ende het nieuwe cruijs onder den muelen ingedaen". In juli 1731 werkte dezelfde molenmaker opnieuw aan de molen: "Ick hebbe ghemaeckt eenen boom dienende om eenen balck daer de muelenasse op rust ende draeght genaempt den wintpulm". En verder: "Item noch eenen dach gewrocht te weten eenige schailden geleit op de muelencappe". In oktober 1733 werd "eenen eeken boom gecocht tot het maecken vanden nieuwen steegher".

Volgend ontvangstbewijs van 17 januari 1736 is eveneens het vermelden waard: "Ontfaen van ludovicus van hoole over leveringe van eene pinte brandewijn met de huelie ende seepe om den staeck te draeijen ten mijnen huijse gehaelt. Mij toorconden den 17en jan(ua)ry 1736. Bedracht al t'saemen tot de somme van drij schellinghen grooten. Dit is tmercq + Jan van Waeijenberghe als baes in het schip".

En de rekening van 8 mei 1738 spreekt ook voor zich: "Omtfaen by my onderschreven vuijter handen van Ludovicus van den Hole tot Wijnhuijse sestich guldens en thien stuijvers ick verdient hebbende met de peirden met het vervoeren ende ophoogen vanden meulenberch tot Wijnhuijse met een coppel peirden winnende tot dry guldens daeghs en dry mannen om de kerren te laden ende betaelt aenden menner tot sesthien schellinghen ende dry deniers grooten tsaemen tot de somme van eenentwingtigh guldens neghen stuyvers soo vanden kost van de gone de kerren hebben gelaeden. Mij toorconden den 8 mey 1737. (get) R. Galle".

In 1767 was Judocus Bettezoonede pachter: "Judocus Bettezoone gebruyckt de kleinen cooren wintmeulen te wynhuyse met het meulenhuys ende stede daerneven binnen het voornoemde Ste Lievens Essche op het heetveldeken oost den heirwegh zuyt dhoirs adriaen de schampheleere west dhoirs lieven de langhe noort dhofstede genaemt het schip groot sonder den meulenbergh 75 roeden ten pryse van achttien pont grooten thien schellinghen t'siaers".

In september 1770 werden herstellingen aan de molen uitgevoerd en in oktober 1773 werden twaalf schellingen tien deniers groten betaald "over coop met vracht van eenen marbersteen". Volgens dat handboek bleef Judocus Bettezoone minstens tot 1777 molenaar op de Wijnhuizemolen. Op de kaart van graaf de Ferraris uit 1776 staat de molen ingetekend.

Er bestaat een schets gemaakt door Franciscus Josephus van Volxem, die in Sint-Lievens-Esse pastoor was van 1778 tot 1798, het jaar waarin hij door de Franse bezetter naar Cayenne in Zuid-Frankrijk werd afgevoerd en waar hij overleed. Op deze schets staat de molen afgebeeld als een staakmolen.

Ons bekende molenaars:
- voor 1670: Pauwels Coorde
- 1670: Gillis Bettens
- 1672: Lieven van der Stockt zoon van Thomaes
- 1673: Jan van den Berghe zoon van Pieter
- 1675: Marcus van Bedamont zoon van Hendrik
- 1682: Jan Compagnie zoon van Jan
- 1688: Lieven van Waeyenberghe
- 1690: Jan Compagnie zoon van Jan
- 1694: Symoen Lambrecht
- 1695: Lieven van Waeyenberghe
- 1698: Marcus van Berlamont zoon van Hendrik
- 1709: Lieven van Waeyenberghe
- 1717: Hendrik van Elsen
- 1719: Joannes de Vleeschauwer
- 1726: Jan de Wulf zoon van Willem
- 1727: Ludovicus van den Hole
- 1767: Judocus Bettezoone
- 1834: Benedictus de Pryck
- 1859: Bernardus de Pryck
- 1904: Lieven de Pryck
- 1915: Pieter de Vuyst

Ons bekende eigenaars:
- tot 1796: Lebacq Pieter
- voor 1834, eigenaar: Preudhomme, graaf te Gent
- 1834, verkoop: (registratie op 09.02.1835) De Pryck Benedictus, molenaar te Steenhuize-Wijnhuize (onderhandse akte)
- 1859, erfenis: (verklaring van 30.05.1859): De Pryck-Meersman Bernard, molenaar te Steenhuize-Wijnhuize (overlijden van Benedictus De Pryck)
- 08.10.1888, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Meersman)
- 26.05.1898, deling: De Pryck Bernard, molenaar te Steenhuize-Wijnhuize (notaris Rens)
- 24.03.1904, gift: (en 25.05.1900): De Pryck-Van Eesbeeck Lievin, landbouwer te Sint-Lievens-Esse (notaris De Savoye)
- 06.11.1915, verkoop: De Vuyst-Van Hooland Pieter, landbouwer te Steenhuize-Wijnhuize (notaris De Savoye).

We zien de molen aangeduid op:
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen
- Topgorafische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) met als benaming  "Wynhuyzen molen".

De molen werd in 1925 gesloopt. Er werd verder gemalen met de stoommaalderij naast de molen, vandaar ookde benaming "Vuurmolen". In 1933 nam Jules de Vuyst, de laatste molenaar van Wijnhuize, zijn intrek in de maalderij. Hij exploiteerde hem tot rond 1965. De gebouwen werden verkocht en later gesloopt. Een verbouwd gedeelte van de stallingen is de laatste getuige van deze eeuwenoude molensite.

Lieven DENEWET, Georges SOUFFREAU & Herman HOLEMANS

Bijlagen

 

 

 

Literatuur

H.J. Herpelinck, "Geschiedenis van Steenhuize-Wijnhuize", Steenhuize 2006, Boek 2, p. 65-67.
F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, V, Arrondissement Aalst, 7, Gent, 1900, Steenhuize-Wijnhuize, p. 5.
G. Souffreau, Gegevens betreffende de molens te Steenhuize-Wijnhuize, februari 2004 (niet uitgegeven).
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962).
H. Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-T", Opwijk, 2007.
Georges Souffreau e.a., "De molens van Herzele. Een historisch overzicht", Herzele, vzw De Hellebaard, 2009, 104 p.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 16 september 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens