Molenzorg

Deinze, Oost-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Klepkoutermolen
Klepmolen

Ligging
Kouter 19
9800 Deinze

noordzijde
Klepkouter
1,5 km NW v.h. centrum
kadasterperceel A403


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen, runmolen, korenmolen
Gebouwd
voor 1467 / na 1695 / 1782 / 1834
Verdwenen
voor 1695 / 1875, brand / 1887, sloop torenkot
Beschrijving / geschiedenis

De Klepmolen of Klepkoutermolen was eerst een staakmolen op teerlingen en later een staakmolen op torenkot aan de noordzijde van de Kouter (nr. 19), op de Klepkouter (vandaar de molennaam).

De staakmolen werd voor 1467 opgericht en was dan een olie- en schorsmolen die geen graan mocht vermalen.  De toenmalige molenaar Jacob Van Nieuwenhuus moest jaarlijks voor het windrecht 6 schellingen parisis betalen aan de Watergraaf van Vlaanderen.

De vermelding "meulecoutre" van 1493 wijst op de Klepkouter.

In de penningkohieren van 1571 was de molen louter ingericht als een schorsmolen. De eigenaars-gebruikers waren de weduwe en erven van de Heer van Pamele. De molen behoorde tot een hofstede met herberg De Cleppe geheten. De vermelding van den olicotcautere in 1596 heeft wellicht ook betrekking op de Clepkouter.

Rond 1695 was de molen verdwenen.

We zien hem opnieuw aangeduid op de Ferrariskaart van ca. 1775 met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Moulin de Clapkautter".

In 1782 werd de molen heropgebouwd door Jan D’Haene uit Wakken. 

Eigenaar Joannes D’Haene uit Wakken verzette zich in 1788  tevergeefs tegen de bouw van een nieuwe windmolen op dezelfde Klepkouter, een weinig meer noordwaarts.

Laurent Vandermoere was molenaar op de Klepkouter in 1796.

In 1825 werd deze molen verkocht aan Jacob Van Hee.  Aldus werd den molen in de 19e eeuw Van Hee’s molen genoemd. 

Op 1 maart 1834 gaf het Komité van Conservatie, die de Gedeputeerde Staten van Oost-Vlaanderen verving, zijn toestemming om de oliewindmolen uit te breiden met een graanmaalinrichting. Het werd dan een staakmolen op torenkot, met een doorboorde staak en dubbele kruisplaten. De oliemolen in het torenkot had een “dubbel harnas” met een kollergang, stampers en heien.

De molen staat aangeduid in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) met het rond grondoppervlak van een staakmolen op torenkot, op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Kleppe Molen" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855).

Eigenaars na 1825:
- 1825, eigenaar: Van Hee-Gellinck Jacob, landbouwer te Deinze
- 834 de weduwe en de kinderen (overlijden van Jacques Van Hee)
- 03.07.1844, verkoop: de weduwe, eigenares te Deinze (notarissen Desmet en Reyntjens)
- later, erfeni:s de kinderen (overlijden van de weduwe)
- 08.06.1853, verkoop: Ysenbrand-Delcambre Henri Bernard, rentenier te Tielt (notaris Bovijn)
- later, erfenis: de weduwe en de kinderen (kinderen: a) Ysenbrant Adelaïde Ghislaine, echtgenote Van Rumbeke Paul Alexandre, winkelierster te Kortrijk, b) Ysenbrant Chirstine Emilie, eigenares te Tielt, c) Ysenbrant Henriette Françoise, echtgenote Blommaert Jan-Naptist, eigenares te Gent, d) Ysenbrant Henri Emile Antoine, eigenaar te Tielt, e) Ysenbrant Octavie Josephine Marie, eigenares te Tielt en f) Ysenbrant Stanislas Pierre Sylvain, eigenares te Tielt) (overlijden van Henri Bernard Ysenbrant)
- 23.10.1858, deling: Ysenbrant Stanislas Pierre Sylvain, eigenaar te Tielt (notaris Van Zantvorode)
- 13.01.1873, verkoop: Lampaert-Schelstraete Henri, landbouwer te Vichte en later molenaar te Deinze (notaris Lammens)
- 27.05.1887, verkoop: Schelstraete Clémence, religieuse te Brugge (notaris Neve)

Op 7 februari 1859 geraakte molenaar C. D'Hooge met zijn kledij tussen de kamwielen en werd onder de draaiende pletstenen meegerukt. Zijn zus, die zich ongerust maakte over zijn lange afwezigheid, vond haar broer terug met een verpletterd hoofd.

De molen brandde uit in 1875. In het overgebleven torenkot werd een rosmolen ingericht om de pletstenen aan te drijven voor de vervaardiging van lijnkoeken: "le bâtiment de l'ancien moulin a été restauré et converti en moulin à tourteaux, mû par chevaux".

Het torenkot werd in 1887 gesloopt.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Standaerd van Vlaenderen, 20.02.1859, p. 2.
Den 7 dezer is de genaemde C. D’Hooge, mulder te Deinze met zyne kleederen tusschen de tandwielen van zynen molen geraekt en onder de plettersteenen medegerukt. Zyne zuster die over zyne lange afwezigheid begon ongerust te worden, ging op den molen naer hem zoeken, en vond er haren ongelukkigen broeder met het hoofd verpletterd liggen. SvV, 10.02.1859, p. 2.

------------------

Uit de genealogie Hoste, opgesteld door Robert Hoste (Tielt).

Petrus Hoste is geboren op zaterdag 18 november 1741 in Ruiselede, is gedoopt op zaterdag 18 november 1741 aldaar (Akte 12/115 v°) (doopgetuigen waren Alexander Hoste grootvader en Petronella Muylle), is overleden op woensdag 4 juni 1828 aldaar (Akte 73 13.00 uur), landbouwer, timmerman en molenaar 1789. Petrus werd 86 jaar, 6 maanden en 17 dagen.

Hij woonde o.a. in de Middenwijk Ruiselede. Op 28 november 1786 deed Petrus samen met zijn broer Judocus een anbesteding voor het plaatsen van een korenwindmolen in Deinze "Clepcautere", langs de baan Tielt - Deinze. "D'onderschreven Ludovicus D'hont tot Deynse, mitsgaders Judocus en de Pieter Hoste Meulenmaeckers tot Ruysselede, verclaeren soo zij doen bij desen, gesaemenlijck geconvenieert te sijn tot het stellen van eenen cooren wintmolen ende stampkot, tot maelen van allerhande graenen ende 't stampen van alle soorten van saeden, dat op de prochie van Deynsen, alles op de volgende conditien te wet Dat den onderschreven Ludovicus D'hont sigh verplicht te sullen leveren zekere partije landts hem onderschreven comparteren bij coope endeacte erfenisse voor die van Deynse in date 14 mey 1785, gelegen op de selve prochie, te plaetse noort de meerschen, oost den aermen van Deynse, suyt den calseyde wegh van Deynse naer Thielt, en west St. Pieter de Reykeren in Ghand, dit voor de prijs van hondert en vijthien ponden grooten wisselgelt, dit tot het stellen op de selve partije land den voorschreven meulen ende stampkot, sijnde voorts conditie, dat Judocus ende Pieter Hoste hier onderteckend, hun gesaemenlijck verobligeren te sullen doen vervolghen ende te sullen leveren het noodigh octroy tot den sleven meulen, 't hunnen privativen coste, sonder dat den voorschreven D'hont daer inne iets sal moeten contribueren, ende in cas het selve octroy niet en wiert bekomen, soo sal dit alles onderblijven ende sullen sij gebroeders Hoste de costen daer van betaelen volghens conventie met de vervolgher ende het selve octroy bekomen sijnde soo sullen de selve gebroeders Hoste den voorschreven molen mogen stellen naer hunne beliefte ende goetduncken sonder eenige contradictie van hunnen geassocieerden Ludovicus D'hont. Voorts is 't conditie dat den voorseyden molen gemaeckt sijnde de geassocieerde hun verobligeren den selven molen publiekquelijck voor allen man sullen laeten vercoopen aen de meestbiedende den naesten, 't hunnen gemeenen profijte, baven dien sal den selven molen gemaeckt sijnde bij experte gepresen worden, waer innen elck sijn deel sal moeten betalen, gelijck ider van de geassocieerde sijn derden deel sal moeten contribueren in de voorschreven coopsomme van het gemelt stuck landt, ende den selven molen in courant gespresen sijnde, sal elck sijn deel moeten betaelen, in wisselgelt, ende sal den selven molen binnen het jaer het bekomen octroy moeten gemaeckt ende completelijck gestelt sijn ter plaetse hier vooren vermelt, allen 't welcke partijen contractanten getrouwe lijck accepteren ende beloven te sullen onderhouden onder elck respective obligatie ende verband als naer echte, actum desen 28 novenbris 1786, ende waeren onderteeckent Ludovicus D'hont, Pieter Hoste ende J. Hoste." (Eigen archief) "

Petrus wordt vermeld op dinsdag 26 november 1776 in Wontergem Getuigen: Judocus Hoste en Catharina Rotsaert op 35-jarige leeftijd met de 33-jarige Maria Theresia Galle is geboren op dinsdag 8 oktober 1743 in Wontergem, is overleden op dinsdag 4 februari 1812 in Ruiselede (Akte Blz 3 10.00 uur) Getuigen: Pieter Corneille Hoste, schoonbroer en Joseph Van de Walle. Maria werd 68 jaar, 3 maanden en 27 dagen.

--------------

Paul Huys, “Drie windmolens op Deinze-buiten (Kouter) in 1788”, in: “Contactblad van de Kring voor geschiedenis en kunst in Deinze en de Leiestreek”, jg. 24, nr. 3, juli-augustus-septembzer 2004, p. 3185-3186 (nr. 1939)

In het Quoteboek van Deinze-Buiten, in oktober 1788 opgemaakt door F.J.D. van Huffel1, staan achteraan de drie windmolens aldaar opgesomd, met hun belastbare opbrengstwaarde. We lezen er:
1788: Joannes vande Genachte2, over den Koorn-Windmolen, genaemd Vrauwkensmolen, die staet op n° 431; gecontribueerd 2 B(under).
1788: Joannes D’Haene tot Wakken, over den Olie-Windmolen, gezeyd den Klepmolen3, staende op n° 257: 1 B(under) 200 Roe(den).
1788: Benedictus van Rechem4, over Den Nieuwen Wind-molen5, zijnde graen- en oliemeulen, gesteld sedert het formeren vanden nieuwen Landboek op de partije land inden Klepkouter n° 259, beginnen werken ten jaere 1788, den welken door Pointers ende zetters getauxeerd is op 2 B(under) 100 Roe(den).
De meulens contribueren tsaemen 6 B(under) 100 Roe(den).
Men zal gemerkt hebben dat naast de Klepmolen (op perceel 257) sedert 1788 een nieuwe molen stond (op perceel 259), d.w.z. in elkaars dichtste nabijheid…
Dit was uiteraard niet naar de zin van de molenaar van de Klepmolen die niet graag zo dichtbij een concurrent-molenaar kreeg. Het kwam dan ook tot een betwisting6, waarover we later nog wel eens berichten.
Intussen nog dit, over de opbrengstwaarde van de drie molens, in onderlinge vergelijking. Het waren allemaal windmolens, maar de ene soort was lucratiever dan de andere. De korenmolen had een opbrengstwaarde (hier uitgedrukt in de tegenwaarde van een grondoppervlakte) van 2 bunder en de oliemolen een waarde van slechts 1 bunder 200 roeden; de nieuwe molen echter, die zowel koren- als graanmolen tegelijk was, kwam uit op 2 bunder 300 roeden. De nieuwkomer was dus inderdaad een zware concurrent.

De som van 2b. + 1b.200r + 2b.300r. = 5b.500r. of 6b.100r. Er gingen m.a.w. 400 (grote) roeden in 1 bunder.

De drie molens hadden dus een onderlinge vergelijkingswaarde van resp. 8 (Vraukensmolen), 6 (Klepmolen) en 11 (Nieuwe molen).

(1) Rijksarchief Gent, Oud archief Deinze, nr. 232, f° 271-272. Het Quoteboek is, op de laatste folio, gedateerd 18 oktober 1788.

(2) Over molenaar Joannes vande Genachte: zie onze nota 38 in het KOKKontaktblad van november 1981 ( , 5), blz. 43.

(3) In 1796 werd de “Klepmolen ” bemalen door Laurent Vandermoere: zie eveneens KOK Kontaktblad ( , 5), blz. 43.

(4) Over molenaar Bededictus van Rechem zie de Deinse Volkstelling van 1796 (Uitg. VVF-Deinze, 1992, onder nr. 1531).

(5) Zie daarover onze nota nr. 61 in het KOK-Kontaktblad van januari 1982 ( , 1), blz. 58. Op 25.01.1787 had Louis D’hont octrooi bekomen om op de Klepkouter te Deinze een graan- en oliewindmolen op te richten (RAG, Wetachtige Kamer, oud nr. 307).

(6) Zie RAG, Oud archief Deinze, nr. 126 (Onderzoek op Deinze-buiten naar de afstand tussen twee molens a° 1787, met grondplan).

Literatuur

Archieven

Rijksarchief Gent, Oud archief Deinze, nr. 126 (Onderzoek op Deinze-buiten naar de afstand tussen twee molens a° 1787, met grondplan).
Rijksarchief Gent, Oud Archief Deinze, nr. 230 (landboek Deinze van 1784)
Rijksarchief Gent, Oud archief Deinze, nr. 232, f° 271-272. Het Quoteboek is, op de laatste folio, gedateerd 18 oktober 1788.

Gedrukte bronnen
"Standaerd van Vlaenderen", 20.02.1859, p. 2.

Werken

Luc Goeminne, "De oude oliewindmolen op de Klepkouter te Deinze", Contactblad van de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek", jg. 32, 2012, nr. 4 (okt.-nov.-dec.), p. 4315. 
Paul Huys, “Drie windmolens op Deinze-buiten (Kouter) in 1788”, in: “Contactblad van de Kring voor geschiedenis en kunst in Deinze en de Leiestreek”, jg. 24, nr. 3, juli-augustus-septembzer 2004, p. 3185-3186 (nr. 1939)
A. Cassiman, Geschiedenis der Stad Deinze, (Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, XX-XXI, 1953-1954, p. 166).
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Tweede aflevering. De arrondissementen Eeklo en Gent", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962).
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-E", Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 1998.
Goeminne Luc, "Windmolens en rosmolens te Deinze-binnen", in: Geschiedkundige Kring Deinze, jaarboek 2011, p. 91-126.
Goeminne Luc, "De windmolens op Deinze-buiten", Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, LXXI, 2004, p. 481-492.
Goeminne Luc en Coutant Yves : Molenvermeldingen in Vlaanderen in 1467. Molenecho’s, jrg. 16, 1988, nr. 5-6, p. 171-181.
De Clercq René en Goeminne Luc, "Bevolking en grondbezit te Deinze buiten in de 16de eeuw".  Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze, jaarboek K.G.K. 77, 2010, p. 225-291.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: donderdag 9 november 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens