Oude Molen
Blerebergmolen
Boxtens meuleke
Blereberg
Sint-Martens-Tielt
Molenveld
kadasterperceel C310
De Oude Molen, Blerebergmolen of "Boxtens meuleke" (in de volksmond) was een houten korenwindmolen op de Blereberg aan de Blerebergstraat in Sint-Martens-Tielt.
De standaardmolen werd in 1628 gebouwd. De schepenen van Tielt verklaarden op 24 september 1627 dat de kleine watermolen van Philips van Ophem de ene molen in het dorp was en dat deze niet meer volstond voor de behoeften van het dorp, zodat vele inwoners naar Bekkevoort, Zichem of Diest moesten gaan om te laten malen. De schepenen stelden dat het wenselijk was dat er in Tielt een windpmolen zou opgericht worden. Peeter Schurmans en Jan Peeters de Jonge deden op 13 juli 1628 afstand van een stuk grond, de "Peurse" genaamd, aan de gebroeders Rombout en Pieter Willems(ens). Deze bouwden hierop nog in hetzelfde jaar een windmolen, met toestemming van graaf Jan van Nassau, heer van Zichem.
Bij die toestemming waren de volgende voorwaarden verbonden:
- de gebroeders Willems mochten gedurende 40 jaar de molen uitbaten mits een contante betaling van 200 gulden en een jaarlijks cijns van 3 gulden te kwijten op Kerstdag.
- na 40 jaar zou de heer het optierecht op de molen en de grond bekomen, maar hij zou de tegenwaarde betalen.
De heer van Zichem heeft nooit van zijn optierecht gebruik gemaakt, maar het pachtgeld werd regelmatig betaald.
De weduwe vann Hendrik Cnoops was in 1659 eigenares van de molenberg, het molenhuis en het woonhuis, gelegen op de hoek van de Blerebergstraat en de Molenweg en van een boomgaard, gelegen aan de overzijde van de Molenweg, die drie "zillen" (halve bunder, ongeveer een hectare) groot was.
De molen was in 1682 in handen van verschilllende mede-eigenaars:
- Joannes Peters, raadsheer van de stad Leuven, namens "president" Damman, als dactie hebbende van Hendrick Willems
- Wauter Hulsen als man ende momboir van Clara Seis
- Joris Blaremans, gehuwd met Catlijn Willems en als momboir van haar mede-erfgenamen
Zijn verpachtten de molen en het molenhuis op 17 december 1682 en het molenhuis aan «Kastiaen (Kristiaan) Bullens». Het huurcontract, dat op nieuwjaarsdag 1683 zou intreden, is uitvoerig en gedetailleerd opgesteld. HIerna de voorwaarden:
- Om de eerlijkheid van den molenaar zijn de verpachters minder bekommerd: deze «sal de naerbueren ende innegesetenen des voorschreven dorps moeten doen goets gerieft met behoirlijck molster volgens daudgewoente».
- Al hun aandacht gaat naar het onderhoud vanden molen. De mulder moet hem onderhouden «van goede reparatie te weten van kampraeders, rutsel ende alle om draende werken binnen en buijten» op eigen kosten.
- Hij moet zijn «uuijttersten debuoir» doen om hem «te behoeden van ongeval namentlijck van donder ende vier, blixem, onweder, storm van winden ende alle ander ongetijdicheijt » door de wieken «in tijts tontseijlen » en bij gevaar «omtrent de molen te wesen soo het doenlijck ende mogelijck sal wesen».
- Gebeurde er door de nalatigheid van den molenaar toch een ongeluk, dan zal deze op eigen kosten de nodige herstellingen moeten doen, «waer voir hij is verbindende sijnen persoen ende goederen, have ende erftven».
- Op de molen mag geen vuur gestookt worden tenzij «in een ijsere pan oft vier wagen».
- Indien er «iet quaem te brecken» zal de molenaar «geen stille staen mogen pretenderen», zo de schade binnen zes dagen kan hersteld worden.
- In het andere geval mag hij den molen stilleggen. Alle onkosten van herstelling moet hij «verschieten»: dit bedrag zal op de pacht afkorten.
- Hij zal ook «het molenhuijsken moeten op sijnen cost ende last onderhauden van decken ende pleeken andersints niet».
- Beide partijen moet aan de andere een half jaar «voir dexpiratie van de termijn» de pacht opzeggen, zoniet «sal den termijn gecontinueert worden».
Pachter Kristiaan Beullens deed goede zaken met de molen. Hij kocht een aandeel in de eigendom van de molen en het molenhuis en liet dit met toestemming van zijn vrouw, Elisabeth Willems, op 12 november 1704, over (met ongeveer 1/2 bunder grond) aan Joannes Beullens en diens echtgenote Anna Rijsermans, voor de som van 2800 gulden. De koper nam toen ook de grondcijns en het wintgelt (aan de heer van Zichem) over.
De Beullensen verbleven anderhalve eeuw op de molen verbleven:
- Kristiaan (1682)
- Joannes (+1740)
- Joannes jr. (+1772)
- Henricus, schepen
De dochter van Henricus Beullens, Maria-Catharina, huwde in 1815 met Petrus Boxtens uit Eliksem. De windmolen bleef in het bezit van de adellijke familie Boxtens tot bij de afbraak in 1928.
We zien hem aangeduid op de Fricxkaart (1712) en op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen.
In 1736 gebeurde een grondige herstelling.
Eigenaars vanaf 1834
- 1834, eigenaar: Beullens Henri, de weduwe, molenarin te Tielt
- 1845, erfenis: Beullens Henri, de kinderen (+ weduwe Henri Beullens)
- 23.04.1877, deling: Beullens Maria Elisabeth, landbouwter te Tielt (notaris Brion)
- 20.09.1879, deling: a) Gombert Armanda, minderjarige te Sint-Jans-Molenbeek; b) Gombert Urbanus, minderjarige te Sint-Jans-Molenbeek (notaris Le Corbesier)
- 09.04.1888, verkoop: a) Gombert Armanda; b) Dardenne-Gombert August, bediende te Luik (notaris Dejardin)
- 30.01.1894, verkoop: Boxtens-Wera Jan Isidoor, landbouwer te Tielt (notaris Janssen)
- 22.03.1928, erfenis: Boxtens Jan Isidoor en de kinderen (overlijden echtgenote Wera)
In 1928 werd de standaardmolen gesloopt. De molenwal werd in 1951 afgegraven.
Lieven DENEWET, Emiel VANDEWOUDE & Herman HOLEMANS
Emiel Vandewoude, "Een oude windmolen te O.-L.-Vr.-Tielt", in: Eigen Schoon en de Brabander, XXXII, 1949, p. 130-132.
Tielt's oudste windmolen stond aan de Bierestraat (1); Hij werd in 1928 afgebroken. Over de oprichting en de verpachting, en over de molenaars vonden we bijzonderheden in enkele 17e- en 18e-eeuwse akten die te Tielt worden bewaard (2).
Den 13en Juli 1628 deden «Peeter Schurmans ende Jan Peeters junior als man ende momboir van Anna Cortens afstand van een stukje grond, genaamd de Peurse», ten behoeve van «Rombaut ende Pieter Willems gebroeders » (3) die hierop, in datzelfde jaar, een windmolen bouwden. Dit gebeurde met toelating van graaf Jan van Nassau, heer van Zichem (4), die volgende voorwaarden stelde: de gebroeders mochten den molen gedurende veertig jaar gebruycken», moesten 200 gulden «contante penningen» betalen, en bovendien een jaarlijkse bijdrage van 3 gulden, op Kerstdag te voldoen; na verloop der veertig jaar zou de heer van Zichem «optie hebben om den voorschreven molen tot hem te trecken.mits betaelende den gront met den molen» (5). Nog vóór de veertig jaar verstreken waren, in 1659, was de molengrond overgegaan aan de weduwe Hendrik Cnoops. Zij bezat «de moelen berch, daer de wintmoelen op staet. .. met huijs ende hoff ende het blocxke tsamen groot een halff bunder» (6), daarbij een «huijs ende hoff gelegen aende wintmoelen ... groot een bunder» (7) en «eenen boomgaerde gelegen aent de wintmoelen groot drije sillen» (8) .
Waarschijnlijk heeft de heer van Zichem nooit zijn recht op den molen en den molengrond doen gelden. Wel moest de bijdrage van 3 gulden jaarlijks betaald worden.
Den 17en December 1682 zien we verschillende personen, «Mr Joannes Peters, raedt der stadt loyen, inden naem vanden heer president Damman, als dactie hebbende van Hendrick Willems, Wauter Hulsen als man ende momboir van Clara Seis, Joris Blaremans als getrauwt hebbende Catlijn Willems ende als momboir van haere mederffgenamen », den molen en het molenhuis verpachten aan «Kastiaen Bullens». Het huurcontract, dat op Nieuwjaarsdag 1683 intreedt, is uitvoerig beschreven (9). Om de eerlijkheid van den molenaar zijn de verpachters minder bekommerd: deze «sal de naerbueren ende innegesetenen des voorschreven dorps moeten doen goets gerieft met behoirlijck molster volgens daudgewoente». Al hun aandacht gaat naar het onderhoud vanden molen. De mulder moet hem onderhouden «van goede reparatie te weten van kampraeders, rutsel ende alle om draeyende werken binnen en buijten» op eigen kosten. Hij moet zijn «uuijttersten debvoir» doen om hem «te behoeden van ongeval namentlijck van donder ende vier, blixem, onweder, storm van winden ende alle ander ongetijdicheijt» door de wieken «in tijts tontseijlen» en bij gevaar «omtrent de molen te wesen soo het doenlijck ende mogelijck sal wesen». Gebeurde er door de nalatigheid van den molenaar toch een ongeluk, dan zal deze op eigen kosten de nodige herstellingen moeten doen, «waer voir hij is verbindende sijnen persoen ende goederen, have ende erftven». Op den molen mag geen vuur gestookt worden tenzij «in een ijsere pan oft vier wagen». Indien er «iet quaem te brecken» zal de molenaar «geen stille staen mogen pretenderen», zo de schade binnen zes dagen kan hersteld worden. In het andere geval mag hij den molen stilleggen. Alle onkosten van herstelling moet hij «verschieten»: dit bedrag zal op de pacht afkorten. Hij zal ook «het molenhuijsken moeten op sijnen cost ende last onderhauden van decken ende pleeken andersints niet». Elk der partijen moet aan de andere een half jaar «voir dexpiratie van de termijn» de pacht opzeggen, zoniet «sal den termijn gecontinueert worden».
Jan Bullens (10) was de volgende molenaar. Hij bezat meerdere gronden te Tielt. Hij en zijn echtgenote, Anna Reijsermans, kochten, den 27en Juni 1724, «een dachmael lants» aan de overzijde van den molenweg gelegen, voor 80 gulden, en den 27en Juni 1729, «thien veerdel landts » nabij den molen (11). Voor den molen, of juister gezegd, voor het «recht van de winde» betaalde hij jaarlijks 3 gulden cijns», precies zoals het in 1628 bepaald was.
Waarschijnlijk werd Jan Bullens eigenaar of mede eigenaar van den molen: zijn vrouw Anna Elisabeth Persy bezat, na zijn dood, «het derde paert ende noch vijff achtenviertighste deelen » ervan (12) .
Door het huwelijk van Maria-Catharina Beullens met Petrus Boxstens (°vóór 1849) kwam de molen en het molenhuis aan deze laatste familie. Hendrik Boxstens (°30 December 1856) en Isidoor Boxstens waren de laatste eigenaars.
Emiel VANDEWOUDE.
(I) Bierestraat: in den volksmond Blereberg geheten. Een andere windmolen werd rond 1847 opgericht op het gehucht Heuver en verdween in 1934.
(2) Ze berusten bij de familie Boxstens, aan wie de molen toebehoorde. We danken de hh. E. en J. Boxstens, die ons met de meeste bereidwilligheid deze akten ter hand stelden. We duiden deze met(B) aan.
(3) Akte der Tieltse schepenbank (B).
(4) De heerlijkheid Tielt maakte sedert 1394 deel uit van het Land van Zichem. In 1499 kwamen de Nassau's door ruiling in het bezit van de landen van Diest en Zichem. Zie: M. FRIEDEMANN, lnventaire des pièces originales et actes relatifs aux seigneuries de Diest et Sichem en Brabant, in: Commission royale d'Histoire, Bulletins, XIV (1848.), blz. 109; -M. de PABST de BINGERDEN, Notice· historique sur les barons de Diest en Brabant, in: Le Héraut d'armes. I, 1869, blz. 113.
(5) Authentiek uittreksel uit het « reeckenboeck » van jan Cools, rentmeester der domeinen van de stad en het land van Zichem. Na 1655.
(6) Terrier der gronden te Tielt. 1659. Archief der O.-L.-Vr.-pastorij.
(7) Ibidem. De « regenoten » van dit stuk waren: « de moelen bereil oost, de moelenwech suijd, de Blerestraete weester, die voorschreven weduwe (nl. Hendrik Cnoops) noort ». Op dit stuk werd het nog bestaande molenhuis gebouwd. Welke van de beide voormelde huizen toen voor molenhuis diende, is niet uit te maken. op den molen en den molengrond doen gelden. Wel moest de bijdrage van 3 gulden jaarlijks betaald worden.
(8) Deze boomgaard lag aan de overzijde van den molenweg.
(9) Authentieke kopij (B).
(10) Rond 1719 treedt een jan Bullens als schepene van Tielt op. Wellicht is hij met onzen molenaar te vereenzelvigen.
(11) Akten derTieltse schepenbank (8).
(12) Notariële akte van den 9en Februari 1773.
------------------------------------------
Em. Vandewoude, O.L.V. Tielt in het verleden, Hagelandse Werkgemeenschap, 1958, p. 125-127.
De windmolen op het Smisveld. De 24 september 1627 getuigden de schepenen van Tielt dat de kleine watermolen van Philips van Ophem de enige molen in het dorp was en dat hij niet meer volstond voor de behoeften van het dorp, zodat de imvoners van Bekkevoort, Zichem of Diest moesten rijden om te laten malen; zij verklaarden toen dat het wenselijk was dat er te Tielt een windmolen zou opgericht worden.
Het volgend jaar (13 juli 1628) deden Peeter Schurmans en Jan Peeters de Jonge (als voogd van Anna Cortens) afstand van een stuk grond, genaamd de Peurse, aan de gebroeders Rombout en Pieter Willems(ens), die hierop datzelfde jaar een windmolen bouwden (rss); de heer van Zichem, die het recht vande winde (een oud heerlijk recht) bezat, had zijn toestemming iertoe gegeven en een jaarlijkse cijns van 3-0-0 geëist. ·
In 1659 was de weduwe Hendrik Cnoops eigenaarster van de molenberg, van het molenhuis, van een woonhuis gelegen op de hoek van de Bierestraat en de Molenweg, van een boomgaard, gelegen aan de overzijde van de Molenweg en 3 zillen groot. Daarna moet de molen in handen van verschillende mede-eigenaars overgegaan zijn en het waren vermoedelijk dezen die de molen in huur gaven aan Kristiaan Beullens (17 december 1682). Anderhalve eeuw zullen de Beullensen op de windmolen blijven: op Kristiaan volgden: Joannes (overleden in 1740), Joannes (overleden in 1772), Henricus. Kristiaan Beullens moet op de molen goede zaken gedaan hebben, want hij kocht een aandeel in de eigendom van de molen en het molenhuis en liet dit met toestemming van zijn vrouw, Elisabeth Willems, de 12 november 1704, over (met ongeveer 1/2 bunder grond) aan Joannes Beullens en dezes echtgenote Anna Rijsermans, voor de som van 2800 gulden; de koper nam toen ook de grondcijns en het wintgelt (aan de heer van Zichem) over.
Oost-Brabant (Heemkundig tijdschrift voor het Hageland en omgeving, uitgegeven door de Oostbrabantse werkgemeenschap), XVIII, 1981, 2 (Speciaal nummer Tielt-Winge)
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 5: arrondissement Leuven (M-Z)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1994.
Em. Vandewoude, "O.L.V. Tielt in het verleden", Hagelandse Werkgemeenschap, 1958, p. 125-127.
Emiel Vandewoude, "Een oude windmolen te O.-L.-Vr.-Tielt", in: Eigen Schoon en de Brabander, XXXII, 1949, p. 130-132.
De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.