Molenzorg

Baardegem (Aalst), Oost-Vlaanderen


De molenaarshoeve. Foto: Kris Vandevorst, Agentschap Onroerend Erfgoed, 01.10.2008
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Eerdegemmolen
Molen Fies

Ligging
Eerdegemstraat 67
9310 Baardegem (Aalst)

Eerdegem
grens met Wieze en Moorsel
kadasterperceel B 12


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1582 / 1646
Verdwenen
1582, oorlog / 1891, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Eerdegemmolen was een houten korenwindmolen op Eerdegem (Eerdegemstraat 67), aan de grens met Wieze en Moorsel. Hij werd in 1582 tijdens de godsdiensttroebelen vernield. Op 17 februari 1646 werd octrooi verleend voor de opbouw van een nieuwe korenwindmolen.

Notaris Fernandus Emanuël Cammaert uit Bornem hield in 1781 drie zitdagen, van acht tot acht dagen, ten huize van Joannes de Hauwere in de Herberg De Rooze te Lebbeke, om openbaar te verkopen, met den palmslag en het stellen van verdieren, aan de meestbiedende: "eenen schoonen wel gestaen en gelegen Graen-Wind-Molen, met het huis, schuur, stallinge, hof en grond daer medegaende, gelegen binnen Baerdegem, genaemd den Eerdegem-Molen", [...] te samen in pacht bij de Weduwe van Pieter Fies aldaar. Eerste zitdag: dinsdag 4 december 1781; "tweede 11.12, alswanneer men den Palmslag zal geven, en den derden tot het finael Verblyf op de 18. dito, telkens ten twee uren naer middag. De Conditien berusten onder den voorzeyden Notaris Cammaert tot Bornhem en ten huyze van den zelven Joannes de Hauwere in de Rooze tot Lebbeke" (Gazette van Gend, 29 november 1781).

Op maandag 24 juni 1782 gebeurde de openbare verkoop van een graanwindmolen, genoemd de Eerdegemmolen gelegen binnen "Baerdegem in Braband op de Limiten van Vlaenderen" (Gazette van Gend, 17 juni 1782).

Door de meier van Lebbeke werd in de herberg “de Fesante” aan de nieuwe kasseiweg binnen Lebbeke op 10 maart 1789 openbaar verkocht: "een Graen Wind-Molen, genaemd den Eerdegem Molen, met het huis, de schuur en de voordere edificiën, gestaan op 60 roeden grond binnen de parochie Baardegem, tegen (= dichtbij de grens met) Lebbeke. Vrij op 20 augustus 1789 (Gazette van Gend, 2 en 5 maart 1789).

Uit het proces-verbaal van afpaling van Baardegem uit 1815: "il existe deux moulins dans la commune à moudre grain, et l'expert n'a pu s'en procurer les baux pour fixer son évaluation. Il a considéré qu'ils pourraient être assimilés, tant à cause de leur construction que de leur situation, aux autres moulins des communes voisines".

Opeenvolgende eigenaars-molenaars:
- tot 1781: Petrus Fies (°Erpe 1715 - +Baardegem 1781), gehuwd met Catharina Verhavert (Baardegem, 1720-1786)
- 1781: zoon Wilhelmus Fies sr. (Baardegem, 1760-1841), gehuwd met Joanna Maria Van Langenhove (Baardegem, 1765-1829)
- 1841: zoon Wilhelmus Fies jr. (Baardegem, 1799-1880)
- 1880: neef Joannes-Lodewijk Fies (°Opwijk 1840 - +Baardegem 1918), gehuwd met Maria Theresia Moens (°Moorsel 1854 - +Baardegem 1923)

In 1891 werd de staakmolen gesloopt. Er werd verder mechanisch gemalen.

De molenaarshoeve bestaat nog.
Bouwkundige beschrijving van de molenaarshoeve (Agentschap Onroerend Erfgoed)
Het is een gesloten hoeve. met gebouwen gegroepeerd rondom een rechthoekige geplaveide binnenkoer. Het is een dubbelhuis van één bouwlaag en vijf traveeën onder mansardedak (kunstleien). Gecementeerde verankerde lijstgevel. Rechthoekig beluikte vensters met vlakke omlijstingen van arduin. Deur met bovenlicht in vlakke omlijsting van arduin op neuten en met geprofileerde druiplijst waarboven een gevelsteen gedateerd 1803. Vernieuwde kroonlijst op modillons; nieuwe rechth. mansardevensters, voorheen zadeldak.
Bakstenen haakse dienstgebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen); gedateerd 1854 op sluitsteen van rondboogpoort in linker gebouw. Twee kleine stalgebouwen onder zadeldaken (mechanische pannen) De gebouwen zijn opgenomen op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Er was eveneens een molenhuis rechtover de molen, aan de overzijde van de Eerdegemstraat. Deze werd afgebroken begin de jaren 1980. In deze woning bevonden zich oude balken waarin namen gekerfd stonden van vroegere molenaars. Mogelijk vormde deze woning wel het oudste molenhuis. Bij de sloop van de molen in 1891 werden panelen verkocht.

In de buurt stond een remise waarin molenwanden waren verwerkt. Deze panelen waren belegd met eikenhouten schalies. Dicht bij de molen bevond zich de herberg 't Molenhuis. Aan de ingang lag een halve molensteen, die later in het bezit kwam van Herman Crabbe. Hij verstrekte deze gegevens, naar een getuigenis van zijn grootvader (°1878) die 100 meter westwaarts van de molenplek woonde.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Gazette van Gend, 2 en 5 maart 1789.
Baardegem - De graanwindmolen, genaamd “Eerdegemmolen”, te koop

Door de meier van Lebbeke wordt in de herberg “de Fesante” aan de nieuwe kasseiweg binnen Lebbeke op 10 maart 1789 openbaar verkocht: een [stenen] graanwindmolen, genaamd “den Eerdegem-Molen”, met het huis, de schuur en de voordere edificiën, gestaan op 60 roeden grond binnen de parochie Baardegem, tegen (= dichtbij de grens met) Lebbeke. Vrij op 20 augustus 1789.

----------------

Volksverhalen (sagen)

De molenaar fopt de duivel

De maalder van Baregem woonden op zijne windmelen, he, en hij en had niet te draaien, daar kwamen geen mensen mee graansel ver te malen, en hij stond op ne keer in 't gat van zijne molen vanboven in zijn deur, te dubben, en in de verte komt giinder azo enen afgestapt, helegans in 't zwert gekleedj, en diene kwam recht op de maalder af, en de maalder had dienen in d'oog, en hij komt tot voor dienen trap, en hij zeit tegen de maalder: "Maalder, ge dubt." "Eh ja'k" zeit de maalder, "ik dub". En met den anderen kwamp en dienen trap op, en hij komt tot veer de maalder. "Waarop is't da ge dubt?" zeit en tegen de maalder. "Ah ja", zeit de maalder, "ik ben ekik getraad, ik hem vraa en kinneren, en ik en  hem niet te draaien, en wa staat er mij te doen?" "Awel" zeit da manneken tegen hem, in 't zwert gekleedj, "ik zal a 10 jaar te draaien geven zodanig da ge dag en nacht moet draaien, verwaar, maar ge moet mij a ziel verkopen, ik ben den dulvel in persoon." Ja, ewa geraaskald en ewa geklapt, en akkoord gemaakt. "Alsdat en zijn ziel verkocht, maar dat den duvel als en om zijn ziel om kwamp na die tien jaar, als dat en moest drie wensen, dat de maalder deed, dat en dedie moest vervullen." Goed, den dulvel nam aan, en hij was weg.

Als en res weg was begosten ze van allen kanten mee graansel te komen en de maalder moest dag en nacht malen, dag en nacht. En ja, 't een jaar verliep achter 't ander, en flees kwamp den tijd dat de tien jaar om waren en den dulvel kwamp achter de maalder zijn ziel he. "Ja, da's goed" zeit de maalder, "maar die drie wensen he". "Ja, awee, laat ne keer horen, laat ne keer horen", want hij was haastig hee.

Hij liet ne keer horen. En gij gink op zijne melen vanboven, en hij haalden ne zak teire, en hij roeiden dat open, zovel as ze vliegen kosten, en as dienen opengeroeid was zeit en tegen den dulvel: "Brengt dat hier na allemaas verdrom in diene zak." En ter kwamen zoveel dulvels da ze elk al eensj nog geen bolleken teire hadden, en op minder as niks was diene zak teire vedrom gevuld. "Ja" zeit de maalder, "da's toch nog al straf." En toen leit en zijn melenstiënen beneën, ze wogen elk zwaar hee, mee zijn katrolle liet en die beneën hee, en hij zeit tegen den dulvel: "Draagt die na vedrom boven." En den dulvel stak zijne kop deer die gaten van die molenstiënen, newaar, en hij krochten en hij blaasden, en toch droeg z'hij op zijn plek. "Ja", zeit de maalder, "wat na", in zijn zelven, en den dulvel altijd kort achter de maalder, "alee, wat is het hee, was is 't na", en de maalder in zijn haar krabben, "wa zou 'k hem na opleggen." En hij gaat den trap op, van boven, en hij moet iets laten vliegen vanachter, en hij laat het in twee keer vliegen en hij keert hem om: "Pak ze en bind ze aaneen" zeit en tegen den dulvel. "Ik hoor ze maar 'k en zien ze niet, ik pak ernaar maar 'k en hem ze niet" zei en, en den dulvel was weg, hij was verloren.

De maalder van Baardegem woonde op zijn windmolen hé. Hij had niets te malen. Er kwamen geen mensen met graan om te malen. Op een keer stond hij boven in de deuropening van zijn molen te piekeren. Uit de verte kwam daar zo iemand gewandeld die helemaal in het zwart gekleed was. Hij kwam recht op de maalder af. De molenaar had hem in het oog. Hij kwam tot voor de trap en hij zei tegen de mulder: "Maalder, je piekert." "Eh ja", antwoordde de molenaar, "ik pieker". En onmiddellijk daarop kwam hij de trap op en hij kwam tot voor de maalder. "Waarover pieker je?" vroeg hij hem. "Ah ja," antwoordde de molenaar, "ik ben getrouwd, ik heb vrouw en kinderen en ik heb niets te malen, wat staat er mij te doen?" "Awel", zei dat in het zwart gekleed mannetje, "ik zal je voor tien jaar 'te draaien' geven, zodanig dat je dag en nacht moet draaien, voorwaar, maar je moet mij je ziel verkopen, ik ben de duivel in persoon." Ja, wat geraaskald en wat gebabbeld en een akkoord gemaakt: dat hij zijn ziel verkocht, maar wanneer de duivel om zijn ziel kwam na die tien jaar, moest hij drie wensen van de maalder vervullen. Goed, de duivel nam (het akkoord) aan en hij was weg.

Van zodra hij weg was, begonnen ze van overal met graan te komen en de molenaar moest dag en nacht malen. En ja, het een na het ander jaar ging voorbij en vlug kwam de tijd dat de tien jaren om waren en de duivel kwam om de ziel van de maalder hé". "Ja, 't is goed," zei de maalder, "maar die drie wensen hé!" "Ja, awel, laat eens horen, laat eens horen," want hij was haastig hé.

Hij liet het eens horen. Hij ging op zijn molen boven. Hij haalde een zak tarwe en goot hem uit, zover als ze vliegen konden. Toen het opengestrooid was, zei hij tegen de duivel: "Breng dat hier nu allemaal weer in de zak." En er kwamen zoveel duivels dat ze elk nog een bolletje tarwe hadden. In minder dan geen tijd was de zak tarwe weer gevuld. "Ja," dacht de molenaar, "dat is toch nogal straf." En toen legde hij zijn molenstenen beneden. Ze wogen elk zwaar hé. Met zijn katrol liet hij die beneden zakken en hij zei tegen de duivel: "Draag die nu weer boven." En de duivel stak zijn kop door de gaten van die molenstenen, nietwaar. Hij kreunde en blies, maar toch droeg hij ze op hun plaats. "Ja," dacht de mulder, "wat nu?" De duivel stond kort achter de maalder en vroeg: "Allé, wat is het hé, wat is 't nu?" De maalder krabde in zijn  har en dacht: "Wat zou ik hem nu opleggen?" Hij ging de trap op en boven aangekomen, moest hij achteraan iets laten vliegen. Hij liet het in twee keren vliegen. Hij keerde zich om en zei tegen de duivel: "Pak ze en bind ze aaneen." "Ik hoor ze maar 'k zie ze niet, ik grijp ernaar maar 'k heb ze niet," zei hij. En de duivel was weg, hij was verloren.

Maalder Jef Fies is een tovenaar

* Hij zet een stuk kiel in die hij afgesneden had

Te Boerkes in den Hermelijn bij Viene was Fies van Baregem vieze toeren aan 't doen. Daar was veel volk in 't stamenee (staminee, herberg).
Enen van Droeshaat (Droeshout, wijk van Opwijk), 'k ben zijnen naam vergeten, maar 'k hem ('k heb) hem nog goed gekost (gekend), azo maar ne ralen (raar persoon), diene wilt met Fies gaan lachen.
"Wadde" zei Fies, "ge durft nog lachen!" En hij gaat naar diene vent en snijdt met zijn zakmes een stuk uit zijnen blauwe kiel. Diene vent was razend, en verweet Fies voor al dat lelijk was. "Mij dunkt da ge kwaad gaat werren (worden), mijne vriend" zei Fies al lachend. Pakt 'n na (nu) dat stuk goed van diene kiel, wrijft er ewat mee en si en la - verdemmelingen, zet hij daar dat uitgesneden stuk weer niet in de kiel he! Precies of dat er niks gebeurd was. Maar 't was gedaan mee (met) gekken.
Ge mocht er dienen van Droeshaat (Droeshout) niet af spreken, of hij kreeg er neweer den daver van op 't lijf.

* Hij kan het koren oogsten zonder te werken

In zijn jongen tijd heeft Fies nog overknecht geweest op een groot pachthof op Baregem.
En op ne zondag, 't was in den oogsttijd, zeit den boer tegen zijn werkvolk: "Dezen achternoen wordt er binnengehaald."
En, gelijk as den boer bevolen had, kwamen de knechten en meiden op 't korenveld en wachtten naar den overknecht die op hem liet wachten. En in dienen tijd was dat de gewoonte zo: de knechten zouden genen tek verleid hemmen (uitdrukking: "zouden geen tak verlegd hebben", zouden niets gedaan hebben) voor dat den opperknecht daar was. Alla, op den duur kwamp Fies er door gestoven, maar daar was daar geen apprense (apparentie, geen sprake) van beginnen te werken. "Mannen, zet helen (u) hier en vertelt een beetjen." - En dat duurden azo totdat 't volk ongedurig wierd. "Breng mij nen bussel stro hier en zet hem bij de mijnen" zie Fies. En, verdjusse, z'hadden dat nog maar just gedaan of heel de plek koren stond recht gebonnen en geschoofd (gebonden en in schoven gezet), en 't volk vluchtten naar huis, met de tong op 't hert (hart), en schrik kadee, schrik!

* Hij doet medespeler in het bakschieten zwaar verliezen

Peter Kadron, diene mens is nu ook al lang dood, dat was in den tijd ne goeie kameraad van Maalder Fies. En op ne zondag zaten die twee op Nijverzeel (gehucht van Opwijk) in een staminee, 'k weet niet just meer waar. Ze waren aan 't bakschieten (= een volksspel). En Peter Kadron was een van de beste bakschieters van den omtrek. Maar toen kost en (kon hij) gene stuiver in den bak krijgen, en niks aan te doen, man. Peter maar vloeken, en de maalder lachten: "Schiet gij maar, Peter." 't Was maar goed dat de maalder alles betaalden. Peter zou der anders ferm aan toe geweest hemmen (hard aan toe geweest zijn). Diene maalder kost meer as een ander, da was zeker.

* Hij plaagt voerman met kar vol graan

Jef Fies was mee (met) enige anderen aan de Koeisteert aan 't werken. Ze hadden just gedaan mee (met) eten, en ze rusten nog een beetje. Der kwam ne voerman mee zijn kerre en peird (kar en paard) den berg op, mee een kerre (kar) vol graan. In ene keer bleven de peiren staan. En Jef zei: "De kerre zal schijten" (omslaan), en, permentelijk, op den berg kwikten de kerre om.
En de keer daarop kwam dienen weergereën (weer gereden). En Jef zei: "Hij zal blijven steken t'halven van den berg". En 't was azo.
De voerman trok en vloekten, niets gekort. Jef zei van de peiren uit te spannen, ze hemmen (hebben) geen eten, zei Jef. En hij trok mee zijnen vinger de kerre voort den berg op.

* Hij betovert iemand door hem in zijn boek te laten lezen

Viktoor van Vissens en Spetter dat waren toen ook nog rale (rare) mannen. Dedie deden niet as boeken lezen.
Viktoor is daar nog ne keer aardig mee gevaren. Hij las hij ook al wat dat en (hij) onder handen kreeg, en na (nu) had en hij nen boek gekregen van de maalder van Baardegem, ne soort toverboek, en hij leesden dienen gerat (rats) uit, in eenen trok (trek), zonder te weten wat dat en (hij) leesden. Maar korts daarop kwamp en (hij) ginder op de Keerskorf voor naar Klosses te gaan, en hij werd daar 2 meter hoog in de lucht gehoffen (geheven). Hij had nog 't verstand van een kruis te maken, anders was 't er mee gedaan, met Toor.

* Hij verandert zich in een weerwolf

'k Gaan a (u) iets vertellen da'k gehoord hem (heb) van ne mensch hier uit de geburen, da na (die nu) al lang dood is.
Zijn vader, Do Bot, en Lowie Moerenhout, kwamen 's zondags in de valavond van Baardegem, en daar omtrent Zilver Steir (Ster) horen ze in ene keer een gezoef en geklets, en uit de grachtkant komt mij daar een lelijke zwerte (zwart) beest gekropen, just ne ruigen beer, of ne klodderhond; da was ne weerwolf. En zijn vader daar achter, en azo heel de weg tot aan Pee van Gieles zijn speirenhaag (sparrenhaag); daar kroop de weerwolf onder door. "Gedjalen - een geluk, mijn vader zaliger had hem de kop ingeslagen" zei dienen mensch.
En weette (weet je) wie dat de weerwolf was, gelijk as de menschen zeien? Da was Jef Fies van Baardegem. Diene wierd geknaagd, en diene moest 's avonds op toer...

Stallichten staan elke avond op de molen

Rechtover ons stond ne molen, en daar stonden elken avond stallichten op de grootte van een keirs (kaars). En dat dansten zo over en weer. En ik hem (heb) gehoord dat, as ge daarnaar weest mee ane (uw) vinger, dat die naar a (u) toe kwamen en dat ze dan op de deur bonkten. Ze zagen da meest boven rottingen, moerassen en zo.

a. Zegspersonen: 1) Benedikt Valère Uyttersprot, °Baardegem 17.03.1890, landbouwer, Hoekskenstraat 24, Moorsel; 2), 3), 4) onbekend; 5) Henri Dierickx, °Baardegem 19.06.1886, suisse, kantonnier, grafmaker, landbouwer; Jan Frans Vonckstraat 4, Baardegem; 6), 7) onbekend; 8) Ludovica Clotilde Uyttersprot, °Baardegem 16.08.1897, vrouw van veehandelaar-landbouwer, Eerdegemstraat 33, Baardegem.

b. Bronnen: 1) L. Pauwels, "Sagenonderzoek ten oosten van Aalst en in Noord-West-Brabant", Leuven, 1969 (licentiaatsverhandeling), deel 1, p. 593-594. Enkel het laatste gedeelte werd gepubliceerd in: A. Roeck & L. Marquet, "Belgische sagen en legenden", Antwerpen, 1980, p. 128; 2), 3), 4), B. Van den Broeck, "Sagenverzameling uit de streek van Opwijk", Eigen Schoon en de Brabander, 1973, 3-4, p. 161-162; 5) L. Pauwels, a.w., deel 2, p. 504; 6), 7) Handschrift Bert Van den Broeck (Opwijk), weergegeven in: L. Pauwels, a.w., dl. 2, p. 512; dl. 1, p. 79-80; 8) L. Pauwels, a.w., dl. 1, p. 106.

c. Sagenmotieven: 1) duivelssage - pakt & hulp - overwonnen; 2) t.e.m. 7) toverwereld - tovenaars - macht- uitvoeren van diverse werken en plagerijen; 6) ook: toverboeken - betovering door lezing; 7) ook: weerwolf - verschijningsvorm: lelijk zwart beest, ruige beer, "klodderhond"; 8) geestenwereld - vuurgeesten - dwaallicht - zonder bijgedachte van ziel - handeling: dansen over en weer, bonken op deur na aanwijzing.

d. Molengegevens.

De Eerdegemmolen was een houten korenwindmolen op Eerdegem (Eerdegemstraat 67), aan de grens met Wieze en Moorsel. Hij werd in 1582 tijdens de godsdiensttroebelen vernield. Op 17 februari 1646 werd octrooi verleend voor de opbouw van een nieuwe korenwindmolen.

"Maalder (Jef) Fies uit de verhalen is de echte benaming.
Opeenvolgende eigenaars-molenaars:
- tot 1781: Petrus Fies (°Erpe 1715 - +Baardegem 1781), gehuwd met Catharina Verhavert (Baardegem, 1720-1786)
- 1781: zoon Wilhelmus Fies sr. (Baardegem, 1760-1841), gehuwd met Joanna Maria Van Langenhove (Baardegem, 1765-1829)
- 1841: zoon Wilhelmus Fies jr. (Baardegem, 1799-1880)
- 1880: neef Joannes-Lodewijk ("Jef") Fies (°Opwijk 1840 - +Baardegem 1918), gehuwd met Maria Theresia Moes (°Moorsel 1854 - +Baardegem 1923)

In 1891 werd de staakmolen gesloopt. Er werd verder mechanisch gemalen.

De molenaarshoeve bestaat nog. Het is een gesloten hoeve. met gebouwen gegroepeerd rondom een rechthoekige geplaveide binnenkoer. De woning is een dubbelhuis van één bouwlaag en vijf traveeën onder mansardedak.  De gebouwen zijn opgenomen op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Literatuur

"Gazette van Gend" van 29 november 1781; 17 juni 1782.
"Gazette van Gend", 2 en 5 maart 1789.
De Potter F.-Broeckaert J., Geschiedenis van de gemeente der provincie Oost-Vlaanderen, Gent (1895), reeks V.
D'Huyvetter C., de Longie B. & Eeman M. m.m.v. Linters A., "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5N1 (A-G)", Brussel - Gent, 1978.
H. Crabbe, "Moord op de molen te Baardegem (1582)", Heemkundige Kring De Faluintjes, III, 1990, 3, p. 84-91
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde, in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962);
Herman Holemans, Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1996.
J. Van Overstraeten, "De molens van Baardegem", in: De Galm (weekblad, Asse), nr. 9, 01.03.1947, p. 2.
Mailbericht Herman Crabbe-Spinoy, 12.09.2013. Getuigenis van zijn grootvader (°1878) die 100 meter westwaarts van de molenplek woonde, langs de Terhaegenloop (destijds grensbeek tussen Vlaanderen en Brabant).

Volksvehalen
L. Pauwels, "Sagenonderzoek ten oosten van Aalst en in Noord-West-Brabant", Leuven, 1969 (licentiaatsverhandeling), deel 1, p. 79-80, 106, 593-594; deel 2, p. 504, 512.
A. Roeck & L. Marquet, "Belgische sagen en legenden", Antwerpen, 1980, p. 128
B. Van Den Broeck, "Sagenverzameling uit de streek van Opwijk", Eigen Schoon en de Brabander, 1973, 3-4, p. 161-162.
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de Kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, 3-4, p. 174-176, 219.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 12 juli 2023

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens