Molenzorg

Halle, Vlaams-Brabant


Prentkaart Héliotypie De Graeve, Gand, verzonden in 1905. Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Zennemolens
Molens Dedobbeleer

Ligging
Molenborre
1500 Halle

nabij de Dijkstraat
op de Zenne
kadasterpercelen G660bis en G662


toon op kaart
Type
Onderslag watermolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1500
Verdwenen
1956, buiten werking
Beschrijving / geschiedenis

De Zennemolens waren een dubbelmolen, met op de ene oever een korenmolen en op de andere oever een koren- en schorsmolen. Het gebouw van de korenmolen werd in 1849 geheel herbouwd. De molen werd beschadigd tijdens de zware overstroming van 16 augustus 1850.  Bij de uitbreidng in 1882 kwam een vereniging tot stand met het andere molengebouw.

Rond 1576 werd een dam opgeworpen in de toenmalige Leide ter hoogte van het O.L.V.-College. Hierdoor ontstond een kleine kunstmatige waterval. De dijk moest beletten dat, bij lage waterstand, te veel water via de Leide zou afvloeien en de molen op de benedenarm van de Zenne (Molenborre) zonder drijfkracht zou vallen.

Eigenaars sinds 1830:
- 1830, eigenaar: d'Arenberg, hertog te Halle.
- 17.09.1863, deling: a) d'Arenberg hertog Carolus Maria Josephus en b) d'Arenberg hertog Jacobus Leonardus Balthazar, beide te Recklinghausen (D.) (notaris Vandnehoute)
- 03.07.1866, deling: d'Arenberg hertog Carolus Marie Joseph, eigenaar te Meysenburg (D) (notaris Vandenhoute)
- 09.06.1896, erfenis: d'Arenberg-Hungary Carolus, de weduwe (overlijden van Carlos d'Arenberg)
- 21.08.1909, verkoop: De Dobbeleer-Van der Elst Theophiel, molenaar te Halle (notaris Claes)
- 1922, erfenis: en de kinderen

Toen in 1956 besloten werd het Zennewater uit het stadscentrum langs de Leide af te leiden, was de verwijdering van de dam van essentieel belang. Dat betekende meteen de doodsteek voor de molen die uiteraard, bij gebrek aan water, niet meer bedrijfszeker was. De demping van de oorspronkelijke Zennearm liet echter toe de benaming van de Leide om te vormen in deze van de Zenne, zodat de rivier terug onder deze benaming door Halle kan stromen. Er werd nog verder gemalen met een elektrische motor.

In 1975 stonden de bakstenen industriegebouwen nog recht. Ze hadden een verschillend volume en dateerden uit 19de en 20ste eeuw. Het woonhuis, met twee verdiepingen, een zadeldak (pannen), en vlechtingen, heeft, spijts de nieuwe gevel een oudere, mogelijk einde 18de-eeuwse-kern. Ze verdwenen bij de renovatie van de straat.

Bijlagen

MG. Renson, "Molens te Halle", Eigen Schoon en de Brabander, 1980, p. 311-323.

Men spreekt voor het eerst  in 1378 van een watermolen te Rodenem. Daar stond de pachthoeve Resteleeuw die reeds in 1287 aan de abdij van Wautier-Braine toebehoorde. Op het einde van de 16de eeuw was ze verdwenen; een halve eeuw later werd ze door de pastoor van Pepingen hersteld. Toen een rente van 50 gul­den ten profijte van de kapel van het H. Kruis in Pepingen niets meer opbracht, reclameerde de pastoor. Hij bekwam van het Hof van Bergen toelating een nieuwe graanmolen te bouwen en voor 27 jaar aan de meestbiedende te verpachten. Dit zou evenwel medegebracht hebben "la totale ruyne des molins et huysines de sa majesté en la ville de hal". Maar alles kwam in orde en de pastoor ging zelfs met paard en kar in de omringende dorpen graan ophalen tot in Halle toe. Daarop volgde een proces, dat  5 à 6 jaar duurde. Het werd eindelijk op een akkoord gegooid; de pastoor zou de molen afbreken op voor­waarde dat hij jaarlijks 50 fl. voor zijn kapel ontving.

In 1645 sprak men van twee molens "l'ung a fouler drap en l'autre  a faire pouldre, avec une motte gisant entre Hal-Lembecq, au lieu de Rodenem". Dus een volmolen en een schorsmolen. Fei­telijk was het slechts één molen, maar met twee koppels molenste­ nen. In 1663 was hij eigendom van de familie du Trieu.  (1)

Midden van de 17de eeuw was door allerhande omstandighe­den Halle in handen gekomen van het huis Arenberg. In een akte van 1690 lezen wij dat de hertogin van Arenberg een molen in pacht  gaf  aan  de meestbiedende voor een termijn van 6 jaar "l'huissine et moulin a bied et pasture etans a 2 tournan" en het­ zelfde voor "l'huisine et moulin au froment a 1 tournant" in de stad van Halle.

Zij had 1I 16 wat betreft koren, tarwe, soil, te beginnen van 1 jan. 1698 af op gevaar van boete van 6 fl., iedere keer dat een fout geconstateerd werd. "Item de payer au prouffit  de sa dite Altesse les 12  muids de bied soit par an ... et est en recognoissance que le moulin de rodenem qui fut cy devant a usage de mouldre grain ne soit plus reduit a semblable usage. (2)

De pachter moest de nieuwe molensteen leveren en betalen, indien het nodig was, maar dit slechts na toelating van de ontvan­ger van de hertogin. "ltem devra ledit fermier entrant entretenir a ses frais  et despens tous les harnas travaillans tant declans que dehors desdits moulins, come aussy tous autres ustensiles depen­dans desdits moulins ensemble les ventailles a la porte montoise". Hier staat duidelijk dat het molens en sluizen betreft aan de Ber­gense poort.

Indien de molens afbrandden, moesten zij op kosten van de pachter worden hersteld. Ook mocht hij niets verkopen vooraleer alles in bepaalde recipiënten te hebben gedaan. Iedere keer dat de ontvanger  zich aanmeldde moest hij alles openen. Op de zolder mocht niets anders opgeborgen dan koren en tarwe;  de haver moest op een andere plaats, die overeengekomen was en dit op straf van 6 fl. boete.

"Et  estant  tombe le jour de l'escheance debvra ledit fermier livrer lesdits grains audit commis ou receveur de sa dit Excellence et en debvra faire Ie mesurage Je sergeant d'iceluy ou tel qu'il desig­nera avecq un vaisseau ... et depuis debvront iceux grains par !edit sergeant ou son commis et mosnier estre portez au grenier d'embas lesdits moulins pour y estre soignez, gardez et tournez  par iceluy sergeant" tot wanneer door de hertogin aan de commies of ser­geant order werd gegeven alles te verkopen.

Verder werd er ook gestipuleerd dat geen enkele molen van een vreemde heer of gemeenschap op minder dan 1 mijl afstand mocht worden  gebouwd. De pachter, die zijn huurceel niet ver­nieuwde moest het eventueel mali betalen. De onkosten  bij ver­ koop moesten door de pachter worden gedragen. Indien er een molensteen moest worden vernieuwd, moest de ontvanger voor één of twee jaar de helft of 2 /3 van de aankoopprijs lenen zonder interest. De pachter die de molens huurt  zal ook de schorsmolen moeten  pachten  voor 211 fl.

De  twintigsten, die nog moesten worden betaald, konden worden afgekocht door 50 fl. per jaar te betalen. Het onderhoud van de grote vijver buiten de Bospoort zou gebeuren door de hertogin, op voorwaarde dat de molenaar 25 fJ. per jaar betaalde. (3) Wij weten zeker dat er in de 18de eeuw vijf molens waren nl. de korenmolen (watermolen), de moutmolen, de schorsmolen, de kleine molen en de tarwemolen. Wij hebben onmogelijk kunnen opmaken of die molens op differente plaatsen stonden; zeker is dat  ze verpacht werden aan één en dezelfde molenaar.

Dat er conflicten waren moet niet worden geloochend. zo protesteerde de hertog van Arenberg in 1750 tegen de heer van St.­ Pieters-Leeuw, nl. Charles Roose, graaf van Coloma omdat deze laatste: "a par tout le plat pais, en cette ville de Bruxelles et cellede Hal, mis des affiches que certain moulin à l'eau scitué sur la rivière la Zenne près d'Eysinghen seroit à louer avec cette expression que ledit moulin  seroit bannal" (4 .

Arenberg betwistte dat het een banmolen was. Hij had even­ wel ongelijk. "Item noch heeft den voors(chreven) heere in de parochie van Leeuw twee banmolens van coren, den eenen genoempt den molen tot Volxem ende den anderen den meulen 't eysinghen daer d'ingesetenen van den lande van Gaesbeek daer omtrent woonende sijn schuldigh te malen ende elders niet". De hertogh is niet tevreden met de  bewijzen die  de Roose aan­brengt, zelfs niet met de rekeningen waarin duidelijk vermeld staat: "lten aan Alexie Massaert als molenwachter van de water­ bantmolens onder Leeuw gaede te slaan dat nyemant elders en maele dan in de voors(chreven) moelens compt hem s' jaers 9 siste­ ren rogge alhier betaelt in jaeren 1665 en 1666". Ook was er een spreuk  "Den molen van Eysingen is eenen noodtvrindt" (als men nergens kon bediend worden, ging men aldaar).

Zo werd Charel vander Eist van Vlesenbeek beschuldigd dat hij in weerwil van de twee banmolens op 23 dec. 1745 met zijn wagen, met 4 paarden bespannen, een voedergraan heeft doen malen te Halle "streydigh aende rechten van den heere proprietaris der voors(chreven) twee bantmolens". Beschuldigde beweerde dat hij met Kerstmis te lang moest wachten. Hij werd veroordeeld tot 5 schillingen boete. Wagen, paarden en meel mochten in dit geval worden aangeslagen.

Hoewel men duidelijk kon bewijzen dat de twee voor­noemde banmolens waren, aanvaardde de hertog van Arenberg de argumentatie niet. Dat de twee molens wel belangrijk waren, wordt eveneens bewezen door het feit dat de molen van Volxem verpacht  werd voor 720 cijnsgulden per jaar en deze van Eizingen aan Jan van Lier voor 810  gulden per jaar; dit op 29 maart 1690 (5).

In de Specificatie oft Pertinente Beschrijvinghe der Baenderije heerlijckheydt ende Kasteel van Gaesbeke van 1654 lezen wij: "Item  noch eenen water-bant-molen gheleghen beneden de kercke tot Volxum op de riviere de Zuene, met de huyse, stalle etc. ver­pacht volghens de laetste ghesloten rekeninghe 1400 ponden artois" (6).

Vergeten wij niet dat in het Land van Gaasbeek 6 watermo­lens en 1 windmolen waren.

Door een brief van 1690 weten wij dat de 4 graanmolens en 1 schorsmolen verpacht werden aan Jean Schoonheyt voor de jaar­lijkse pacht van: 147 mud koren, 20 mud tarwe  en 211 zilveren florijnen alle 3 maanden  d.w.z. 844 fl. per jaar.

Toen de maarschalk van Luxemburg Halle einde mei 1691 inpalmde, deed hij de  dijk aan de molen springen "qui faisait remonter la rivière et la rendoit assez forte que pour moudre a tous tournans". Nu moesten de Hallenaars naar een andere molen gaan. Hoewel de molenaar slechts een vierde kon malen, moest hij de volle pot belastingen betalen. Waren de vier molens dan toch in één en hetzelfde gebouw?

Schoonheyt betaalde 649 fl. 10 pattars en niet de hele som.

Hij werd niet eens verhoord, maar gevangengezet te Bergen, tot­ dat hij alles zou hebben vereffend. Nochtans was de beschadiging door de brouwers, leerlooiers en bakkers geconstateerd en geattes­ teerd geweest. (7)

Daniel Voysin, ridder, heer van Mesnil, raadsheer, intendant van justitie, politie en financies van Henegouwen, de landen Tus­sen Samber-en-Maas en Overmaas, vroeg op 4 juni 1692 dat men de molen met het hout van het Halierbos zou herstellen. Reeds het voorgaand jaar had men "40  bois blan" gekapt om de dijk te her­ stellen ter waarde van 45 fl. of 90 pond; begin 1694 kapte men een eik ter waarde van 36 fl. of 72 pond; einde 1694 18 eiken à 372 fl. 5 pattars of 744 pond. (8)

Voor  de bouw van de dijk zelf werd aan lonen betaald:
Tobias Arnoul, timmerman voor 2 1/2 dagen  1 fl.18  pat.
Jean Ie Bom, tiummerman voor 6 dagen 4-10
Gille van Flabbecq, timmerman evenals voor zijn knecht en voor de levering van planken 14-  6 1/4
Phlip Van Stallen, voor vervoer van hout 5-  0
Gille Busseloots, voor vervoer van hout  14-10
Peere De Cuyper, voor vervoer van hout  2-  0
Jean De Cuyper, voor vervoer van hout 17-10
Vroon Roliers, voor vervoer van hout 2-  0
Nicolas Clement, voor paard en vervoer van aarde 1-19
Henry Vander Cammen, voor 2 paarden 21-10
7 werklieden 20-  5
Josse Baptiste Sophie, voor 1 dag huur van paard  1-10
Nicolas Van Audenarden, om gedurende 2 dagen paardenmest vervoerd te hebben 4- 0
12 werklieden 41-10

Van Kerstmis 1713 af pachtte François Bulté de molen van Halle voor een periode van 6 jaar en dit voor de som van 2425 fl. betaalbaar alle 3 maanden "et de payer aux pauvres de cette ville 19 razières de bled soil vielle mesure". Nadien moet dit verlengd zijn geworden want hij pachtte tot dec. 1725 en nadien was hij opnieuw pachter van 1733  tot 1788, d.w.z. alles samen 66 jaar.

Het moet zijn dat er veel herstellingen aan een molen moesten gebeuren, want voor 1718 lezen wij dat men moest betalen aan
Jean Van der Meerschen, voor 8 1/2 dagen aan 20 pattars per dag   8-10
Joseph, zijn knecht aan 19 pattars per dag 8 1/4 dagen  7-17
Pierre Herremans, zijn knecht aan 14 pattars per dag (10 1/4 dagen)  7-3 1/2
Anthoine le Croix, schrijnwerker voor 20 voet planken van 3 duim aan 3 1/2 patt. de voet   3-10
Hij zelf vroeg 21 pattars per dag.
In 1721 betaalde men aan glazenier Jacques Bosquet 2 fl. 8 voor ruiten aan 6 liars het stuk (9).

Met de overname van de molen in 1726 waren er moeilijkhe­den. Experten controleerden alles nl. Jean Parmentier, molenaar te Edingen, Adrien Jacobs, molenaar te St.-Renelde en Jean Bap­tist Berckmans, molenaar en timmerman te Wisbecq. Horlebecq was toen baljuw te Halle.

De molensteen in witte steen van de grote tarwemolen werd op 26 fl. per duim geschat. De liggende steen in dezelfde materie werd eveneens op 26 fl. per duim geschat. De liggende molensteen van de kleine molen 19 fl. per duim; de molenstenen van de schorsmolen op 19 fl. de duim. De liggende molensteen van de moutmolen op 26 fl. de duim en de andere op 22 fl. de duim ten gevolge van de gebreken  eraan verbonden.

Alles samen was het 2277-11-8 "Compensation faire de 10 meules qui sont trouvées placées dans les 5 moulins d'hal, suivant la vielle apretiation faire en 1698 à l'avènement du Sr Bulthé pour la jouïssance desdits moulins 1432-1-8". (10)

Jean François Bulté was schepen in de stad en zelfs burge­meester. Hij was mannelijk kozijn van François de Gelas, pachter van de cijns van Boesdael onder Rode. Vergeten we niet te melden dat Noël François Michel van 1726 tot 1733 (of 1734) molenaar was. (11)

Interessant is misschien wel de kostprijs van de molens weer te geven en dit op basis van expertises.

De Korenmolen (watermolen)
Buitenwiel met toebehorende elementen 85- 0- 0
As Kamwiel Spillen 40- 0- 0
Andere spillen 72- 0- 0
De witte lopende steen (15 1/2 duim Brab. maat) 11- 0- 0
witte  liggende steen (10 5 / 6 duim Brab. maat ) 3- 0- 0 (12)
Handwinde met koorden 40-  0-  0
Zakwinden met koorden 9-10-  0
Het Vondel met de "scheerplancken" (13) 13-  0-  0
Stenen kuip met deksel en balken en meelbak 16-12- 0
De schepel om het graan in de kist te scheppen 1-10-  0
De ezel en "het gereye houdt met een stuck  hout achter den binnenpeul"5- 0- 0
Tang om water te trekken 2- 0- 0

De Moutmolen

As met peul 115- 0- 0
Buitenwiel met toebehorigheden Kamwiel met toebehorigheden Spillen 95- 0- 0
De steenwinde en handwinde met koorden 71- 0- 0
De stenen kuip 12- 0- 0
De lopende witte steen (16 Brab. duim) 28- 0- 0
De witte liggende steen (7 Brab. duim) 21- 2- 0
Vondel met "scheerplancken"13- 0- 0
Kisten 9- 5- 0
"de arche" om het water  op het wiel te trekken 11- 0- 0

De Schorsmolen

De as 110- 0- 0
Het buitenwiel 125- 0- 0
2 peulmen 8- 0- 0
Kamwiel 110- 0- 0
Spillen 12- 0- 0
Steenwinde en handwinde 27-10- 0
"De tremel met de berre en al de plancken" 17- 0- 0
Zakwinde met koorden 12-10- 0
Vondel  met "scheerplancken" 6- 0- 0
Grauwe lopende steen (12 1/2 Brab. duim)
Grauwe liggende steen

De Kleine molen

Kamwiel 74- 0- 0
As met peulmen 42-10- 0
Spillen 9- 0- 0
Steenwinde en handwinde 25- 0- 0
Stenen kuip met balken en lichtstok en maalbak 10- 0- 0
Vondel met "scheerplancken" 8- 0- 0
De lopende steen
De liggende steen
De kist 6- 0- 0
Het  maalschof om  het water  op  het wiel van de schorsmolen te trekken (14) 9- 0- 0

Tarwemolen

As met peulmen 52- 5- 0
Buitenwiel 67- 0- 0
Kamwiel 50- 0- 0
Spillen 8- 5- 0
Steenwinde en handwinde met koorden 32- 5- 0
Zakwinde 4-15- 0
Stenen kuip met deksel, graanbak, lichtstok en meelbak 15-12- 0
Vondel met scheerplanken 11-10- 0
Grauwe lopende steen (14 Brab. duim )
Grauwe liggende steen (12 2/ 3 Brab. duim )
Kist 7- 5- 0
Maalschof 7- 5- 0
Schof om water op molen te trekken 38- 0- 0
Het ijzerwerk werd ook geschat:
de watermolen: 142- 7- 0
de moutmolen: 127-15- 0
de schorsmolen: 133-14-  0
de kleine molen: 114- 4- 0
de tarwemolen: 137- 0- 0
Alles samen 656-40. Zij berekenden 645. (15)
Als we de kostprijs van de molens opmaken komen wij tot het totaal van 4498 fl.-11-8.

Zoals wij hierboven schreven pachtte Noë! François Michel de molens. Het zou niet lang duren of er ontstonden moeilijkhe­ den tussen hem en de stad . Zo o.a. verzetten de brouwers van Halle zich tegen de octrooien en verminderden sterk de produktie van het bier. Men had zelfs bij de koning protest aangetekend en gevraagd "pour faire anneantir !edit metier et afin qu'il soit permis a tous bourgeois de brasser pour vendre et qu'a ce moien la ville seroit mieuw service". Ook  had men een veel kleinere maat dan deze van Halle aangenomen, welke laatste ongeveer op de Bra­ bantse geleek, zodat men meer belasting op het bier moest betalen en tengevolge daarvan minder  brouwde  "ce que fait que l'on brasse si peu quil est vray de dire que le produit du moulin a bray est diminué de la moitié, ce qui irat encore de pire en pire, s'il n'y est pourvu, car Hal, qui est une ville enclavee dans Ie brabant et qui n'at aucun commerce qu'avecq Ie brabant". De molenaar leed daardoor verlies en vroeg dat  alles zoals voorheen zou gebeuren.(16)

In 1751 wilde men de molen van Lembeek vernieuwen o.a. "des neuves ventailles entre Ie grand  et Ie petit meulendam et cela plus hautes que n'etoient et ne sont les vieJles". De heer Paridaens, rentmeester der goederen van de hertog van Arenberg protesteerde bij de heer De Blende, baljuw en ontvanger van Lembeek, vertoe­vend te Edingen. Op 26 juli 1751 kwamen De Blende en Paridaeos samen bij de molen van Lembeek om de poorten na te gaan, voor­aleer ze zouden worden geplaatst, want de nieuwe poorten zouden hoger komen dan  de oude. Ter plaatse waren ook Francis Bulté, molenaar te Halle en Pierre Vijverman, molenaar te Lembeek even­ als Adam Berckmans, meester-timmerman van Wisbecque, die als expert optrad, en de nieuwe  met de oude vergeleek. "La pre­mière ventaille du cóté du grand meulendam contient la hauteur de six pieds moins un poulce de haynaut  qui est le vuide a com­mencer de supérieur de laditte ecluse jusqu'au bord  inférieur de la tellière ou du sommier de pierre que l'on appelle en thiose Seu­ ninckbalck ; la deuxieme qui est celle du rnillieu ayant été trouvée cincq poulses et deux tiers de poulce aussi mesure de haynaut  plus haute que la premiere, et la troisieme  qui est celle du coté du petit meulendam a la hauteur de cinq pieds et quatre poulces d'hay­naut, le tout mesuré de la façon  que devant".

Toen men de maten nam van de nieuwe, constateerde men dat de eerste in hoogte 7 Henegouwse duim hoger was dan de hoogte van de drie oude. Men besloot dat de nieuwe poorten even hoog zouden zijn als de oude. (17)

Wij schreven reeds hoger dat Bulté, burgemeester, ook mole­naar was. Voor de leenmannen van het land en graafschap Hene­gouwen en het Souverein Hof van Bergen liet Petre, ontvanger der domeinen van Halle weten dat op 1 jan. 1780 een huurceel met Bulté was getekend voor 9 jaar. De eerste betaling zou einde december 1780 gebeuren en daarna ieder jaar. Hij aanvaardde het huis, tuin en de vijf watermolens van de stad  Halle. Daarvoor betaalde  hij 5400 Henegouwse ponden per jaar, vrij van tienden, twintigsten, belastingen, toelagen enz. Dit gebeurde in vier gelijke termen van drie maanden of iedere trimester naar rato van 1350 pond. Ook moest Bulté 19 razieren aan de armen van de stad geven. Daarenboven moest hij een waarborg van 45 pistolen of 945 pond betalen voor het huis, vensters, deuren, houten brug, gebouwen van molen, stenen brug. Ieder jaar zou de ontvanger controle komen doen en indien er schade was, veroorzaakt door de molenaar, moest deze laatste betalen.

Wat vernieuwd moest worden door ouderdom, wind, brand, blik­sem of overstroming kwam ten laste van de eigenaar.

Bij iedere overname zou de inventaris en schatting worden  opge­ maakt. Bulté moest de kosten, verbonden aan het opmaken van de huurceel  dragen, nl. 40 Doornikse stuivers.  (18).

Men kan dus uit dit alles concluderen dat de overname van een molen geen klein biertje was. De stadsmagistraat van Halle beweerde in 1727 dat sedert onheuglijke tijden de molenaar 100 pond  aan de stad  betaalde; de andere 100 pond niet, omdat de hertog van Arenberg ridder van het Gulden Vlies was en daardoor vrijstelling genoot. Tot 1727 was alles betaald; sedertdien wei­gerde ontvanger Ketelbuter en dit op bevel van de hertog van Arenberg. (19)

"Les magistrats de la ville de hal font devoir de reproduire leur requeste avec l'avis requis couché à la fin de sa condusion d'icelle, par lequel le reveveur Loquet avoue d'avoir receu la moi­tié des XXes et de leur ville de hal depuis l'an 1714 compris 1722 les fermiers refusans de payer les années postérieures alleguants de les avoir payé au receveur de S.A. Monseigneur le duc D'Arenberg et comme il seroit facheux aux remonstrants de payer lesdits XXes pour des fermiers qui sont  tenus de la payer conformément a la taxe du cohier de l'an 1604 quils ont toujours payer (sic) jusques compris l'annee 1722". Daarom vraagt men de ontvanger de 400 fl. voor de jaren 1723, 1724, 1725, en 1726 te betalen. (20).

Eigenaardig is wel dat de molen te Rodenem in 1776 niet toe­hoorde aan het huis van Arenberg. Hij werd een volmolen en dit tot ongenoegen van de Arenbergs. Op 13 april 1776 verscheen vóór  J. Petre, baljuw van de heerlijkheid en leenhof Wauden­ brouck, genoemd Castergat en toebehorend aan J .J. Cornet, schildknaap, Louis Josep Lacourt, die de molen van Rodenem voor 2207 fl. aan Philippe Vanhemelrijck verkocht. (21)

Na Bulté, krijgen wij voor de molens van Halle de familie Van Lier.  ( 22)

Enkele cijfers lichten ons in over lonen en kosten, die men kon hebben bij een opfrissing van een molen.

Zo werden betaald aan:
Schrijnwerker Nieuwiockei om 9 vensters in de molen te vernieuwen 40-16
Motman, steenkapper 4-12 1/2
J. Van Cutsem, schilder 7
J. Coomans, voor het leveren van verf 17
De hoefsmid 17-17
Nieuwinckel voor allerhande werken in huis 82-10
J. Couturiaux, landbouwer 32-10
Jacques, glazenier 60
Drabbé, metselaar 143
                           405-11 1/2
Aan verschillenden, die voetstappen aanwendden bij de Franse republiek om uitstel van betaling 141-12
Nog aan anderen 158
Aan deurwaarders 165-15

De molen werd verpacht aan Jacques de Boeck, omdat de ontvanger de Van Lier's niet meer wilde.
Registratiekosten waren 98-16
Eigenaardig evenwel lezen wij achteraf: "Ayant ainsi été obligé  de prendre Je moulin  à si haute somme selon ordonnance de la mai­son, nous avons payé pandant 3 ans un surplus de f. 260  par an."
Aan vrederechter, werd voor beroep tegen de verpachting aan een ander betaald  13- 5
Voor zegels  5:15
Aan L. de la Bruyère 11-18
Somma   1397-7 1/2
Aan Mary     435-11
Allerlei       1121-10
Somma      1557

Aan de kinderen van wijlen Jacques Van Lier moest men 1949-19 betalen. In een rapport van  12 messiclor an X (= 1 juli 1802) lezen wij het volgende: "J'ai examiné le compte avec les pièces jus­tificatives des enfants de feu Jacques Van Lier, meunier de Hal.
Il en résulte que les dépenses qu'ils om faites pour la maison d'Arenberg se mantent à la somme  de fl. 1949-19 et ce qu'ils devaient à la maison 1555-1-0 (en niet 1557)
Partant boni pour lesdits enfants 394-18- 0
Je dis trois cent quatre vingt quatorze florins dix buit sols argent courant qui seront omputés sur ce qu'ils pensent être redevables à la maison du chef de leurs fermages" (23)

Vooraleer dit opstel te beëindigen, willen we nog graag enkele gegevens kwijt over oliemolens  of slagmolens.

Pierre Francken had ca. 1720 twee oliemolens opgericht, die veel olie persten en waarvan het grootste deel naar Luik, Keulen en andere  buitenlandse markten werd uitgevoerd.

Hij protesteerde tegen het feit dat de meier en schepenen van Halle hem op ieder razier koolzaad en rapen een 164ste deel (= 4 denie­ren) wilden doen betalen, dit op grond van het pollepelrecht "sous prétexte qu'ils seroient en possession d'une  ancienne accise ou maltote de cette nature pour tous les grains comestibles, qui se vendent au marché  de Halle".

Francken beriep zich op een uitspraak van de Raad van Hene­ gouwen van 11 juni 1736, waardoor bovenvermeld  recht niet gold voor koolzaad en rapen. In Brussel betaalde men 6 fl. op iedere ton olijfolie, die in de stad verbruikt werd, maar niets op hetgeen geëxporteerd werd.
In Henegouwen, in geen enkele stad, werd weeggeld betaald.
Francken beweerde  dat het onrechtvaardig was een pollepelrecht te heffen op graansoorten, die hij in de vreemde moest aankopen, maar dat hij niettemin om in vrede te leven, 5 stuivers  per ton wilde betalen voor hetgeen te Halle verbruikt  werd. "Qu'il parais­ soit cependant absurde qu'on  doive  payer  un  droit pour l'huile fabriquée en ville pendant qu'on ne paie rien pour l'huile d'olive qui est étrangère". En volgens hem was één der voornaamste rede­ nen, dat er drie à vier schepenen  te Halle olijfolie verkochten. Wij lezen verder in ditzelfde document:

"Que depuis longtemps il y a un moulin à l'huile érigé a Lembecq terre franche éloignée de halle d'une petite demie lieue"
Qu'on edifioit encor un nouveau sur de Brabant a une portée de fusil de la ville de halle
Que toutes les semences et navettes qu'on veut convertir en huile dans les moulins passent et repassem par la villede  halleen payant le droit reglé de 5 sols à la tonne".

Francken gaat verder en beweert dat hij wil behandeld wor­den zoals deze vreemdelingen, zoniet laat hij de molens verloede­ren. In de privéraad werd op 15 dec. 1738 gunstig geadviseerd, bewerend dat Halle een opene stad was en geen geslotene en dat zij m aar een open  stad  kenden waar het pollepelrecht  werd gehe­ ven nl. Edingen en dat de  hertog van Arenberg best zou doen slechts 5 stuivers te heffen op iedere ton olie, die te Halle verbruikt werd, maar dat ditzelfde  moest gebeuren voor iedere ton olijfolie ten einde geen twee maten  en twee gewichten te hanteren. (24)

-----------------

(1) J .M .Vanden Weghe, De oude molen te Rodenem, in Gedenkschriften van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Halle, nr. 12, 1937, blz. 41 en vlg. Van dezelfde auteur kan men een bijdrage  lezen over "Het  geslacht du Trieu, in Gedenkschriften, nr. 14, 1939, blz. 73.
In een akte van 1775 lezen wij dat er een geschil gerezen was tussen de mar­kies van Bournonville en Wets, burger van Lembeek nopens het feit of Lem­beek een banmolen had of  niet. Zie  Archief Arenberg  te Edingen (AAE). Halle C 31. Karton 53/11,
(2) AAE, Halle B/65. Ook in Halle, karton 53/11, A 14.
In Brabant had men volgende maten:
1 mudde: 108 gelten of 216 stopen of 6 sisters (razieren)
1 sack: 90 gelten of 180 stopen of 5 sisters
1 stuck: 45 gelten of 90 stopen of 4 sisters
1 sister:18 gelten of 4 viertelen of 2 halsters enz. (Zie G. Bigwood, Notes sur les mesures à blé dans  les anciens Pays-Bas, Brussel 1905).
(3) AAE, Halle B/65; Halle karton 53/11, A 14.
(4) AAE, Halle M/105.
(5) AAE, Halle M/105.
1 cijnsgulden = 11 stuivers
2 cijnsgulden = 1 gulden 2 st.
(6) Specificatie... opnieuw uitgegeven door G. Renson, in Gasebeca, 1' Afleve­ring, 1971, blz. 53.
(7) AAE, Halle B/73.
De beschadiging werd opgetekend door Lauwereys Van der Stock, Jacq Van de Vijver, Jean De Mesmaecker, Nicolas Poutre, Gillis Wastiels, Judocus de Smet, Judocus Stophie, Jean Bosquesse.
(8) AAE, Halle B/74 document ondertekend door de ontvanger op 31 dec. 1697.
(9) AAE, Halle M 122, Karton 53/9, akte ondertekend door F. Bulté, Raudour en j. Massille.
(10) AAE M/122, karton 53/9.
(11) ibid.
(12) Wij kunnen de prijs van de molenstenen opmaken, gezien wij de prijs kennen per duim o.a. voor de koren- en tarwemolen: 806  fl. voor de twee. De vijf molens waren watermolens.
(13) Vondel: klein en smal  bruggetje.
Cfr. J. Verdam, Middelnederlandsche Handwoordenboek. 's Gravenhage, z.j., blz. 732; J. Possoz, A uavers les rues de Hal, in Gedenkschriften, 1929-1930, nr. 6, blz. 543.
(14) De meeste watermolens in onze streek hadden een onderslagrad. Het water stiet tegen de schoepen  van het waterwieL Gewoonlijk zette het verticale kamwiel van de as de beweging over op het ronsel of bonkeiaar die de ijzeren as of het staak ijzer van de lopende steen doet  draaien.
Binnen had de molen twee maalgangen, elk met een paar stenen, een ligger (onderste steen ) en een loper (bovenste steen ). (Cfr. J. Weyns, Bokrijk, Tuin van de Vlaamse Volkskultuur, Hasselt  1961, blz. 160-161).
(15) AAE, Halle M /122. Voor de expertise van het ijzerwerk verkoos Bulté Nico­las Jakels, meestersmid  uit Brussel terwijl Noë) Michel Philippe Rossiel, meestersmid te Halle nam.
(16) AAE, Halle M/122, karton 53/9.
Noël François had drie knechten nl. Jacques Van Allewijck, Jean van de Gehucht en Phillippe de Back (AAE B/92}.
(17) AAE, Halle M/122, Karton 53/9.
(18) Ibidem.
(19) AAE, Halle M/123, Karton 53/9. Kopie van een transactie, gedaan op 3 okt. 1684 tussen  de hertog van Arenberg en de magistraat van Halle. De her­tog moest een acterstal van 350 A. voor de 10  jaar dat  er niet was betaald geworden. Het stuk is ondertekend door  A. De Bruyne, ontvanger  van de her­tog en de baljuw, meier en schepenen o.a. F. de Werimont, A. Foccart, J.B. Van  Bellinghe, G. Walravens. De griffier  van de stad  Halle was B. Van den Berghe.
(20) Ibid. - document van 17 okt. 1727.
(21) AAE, Halle C 53, Karton 53/11.
Over Woudenbroek leze men het artikel van J.M. Vanden Weghe, Het leen­goed Woudenbroek, in Gedenkschriften, nr. 13, 1938, blz. 77.
(22) AAE, Halle C 45, Karton 53.
Etat des débourses et payements faits pour et au service de la Sme Maison d'Arenberg par ordre de Msr Mary et Van Muysewinckel  selon quittance et ordonnance par les enfams Van Lier, meuniers à hal.
(23) AAE Halle, C 45, Karton 53/11.
(24) AAE, Halle 53/12 A 30. Vanzelfsprekend schrijven wij de teksten over zoals zij zijn. d.w.z. met al de fouten. Dit geldt ook voor de andere.

Literatuur

G. Renson, "Molens te Halle", Eigen Schoon en de Brabander, 1980, p. 311-323.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
C. De Maegd & S. Van Aerschot, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2N, Gent, 1975.
Borremans R. & Walschot L.. Fysisch kader en historisch wegennet als elementen van de situatie en het site van Halle (Brabant). Halle, Walschot, 1967, p. 41 e.v
Desmet R., Halle. Van Domein tot Stad. V.Z.W. Bellingahaim, 1995.
Martens Fr.,  Les environs de Hal d'après la Carte de Ferraris (1767-1777). In: Gedenkschriften van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Halle, nr 2 1925, p. 22 – p. 29.
Oudiette Ch. Le Département de la Dyle, ou Première partie du dictionnaire et topographique des neuf départements de la Belgique. Bruxelles, Imprimé par Armand Goborria, An VII (1798), p. 144.
Renson G. Halle in de 18de eeuw. In: Verhandelingen Kon. Geschied- en Oudheidkundige Kring Halle, Nieuwe Reeks, nr 30, 1996, p. 174.
Vanvolsem J., Toponiemen van Groot-Halle. Verklarend register (Deel III). In: Hallensia. Nieuwe reeks, jrg. 30, nr. 1, 2008, p. 6.
Verbesselt J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel I. De wording van de parochiën. Boek I. Zoutleeuw, Koninklijk geschied- en oudheidkundig genootschap van Vlaams-Brabant, 1950.
Verbesselt J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel XI: Tussen Zenne en Dijle. Boek 1. Brussel, Koninklijk geschied- en oudheidkundig genootschap van Vlaams-Brabant, 1972.
Verbesselt J.,  Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel XX: Halle en Lembeek. Brussel, Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1987.
Verbesselt J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Deel XXIII: De Dekenij Halle V. Brussel, Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1991.
Info Wim van der Elst, Laken, 03.11.2013.

Overige foto's

<p>Zennemolens<br>Molens Dedobbeleer</p>

Prentkaart Nels. Verzameling Ons Molenheem

<p>Zennemolens<br>Molens Dedobbeleer</p>

Prentkaart Nels. Verzameling Ons Molenheem

<p>Zennemolens<br>Molens Dedobbeleer</p>

Prentkaart Hemans, Antwerpen. Verzameling Ons Molenheem

<p>Zennemolens<br>Molens Dedobbeleer</p>

Pentekening. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 13 november 2013

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens