Molenzorg

Halle, Vlaams-Brabant


Coll. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel, ca. 1900
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Essenbeek
Molen Van Volsem
Molen De Vleminck

Ligging
Nijvelsesteenweg 282
1500 Halle

gehucht Essenbeek
Wayenberg, Werenberg,
kadasterperceel sectie I nr. 326


toon op kaart
Type
Stenen windmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1841
Verdwenen
1910, onttakeld / 1955, sloop restant
Beschrijving / geschiedenis

De Molen van Essenbeek (naar de ligging) of Molen Van Volsem (naar de eigenaar-uitbater) was een stenen korenwindmolen van een bijzonder type. Hij vertoonde duidelijk Engelse invloeden: een schuitvormige kap, een windroos op de kap (voor zelfkruiing) en jaloeziekleppen op de roeden (voor zelfzwichting).

De hoge stenen bergmolen stond aan de zuidwestzijde van de Nijvelsesteenweg (nr. 282), schuin tegenover de Pierre Joseph Denayerstraat, in het gehucht Essenbeek.

De molen werd opgericht in 1841 door Philippus Van Volsem en zijn broer uit Halle. Zij waren jeneverstokers en suikerfabrikanten. Het is dus niet denkbeeldig, dat de molen (aanvankelijk) een functie heeft gehad in het kader van de jeneverstokerij

We zien de molen al aangeduid in de Atlas der Buurtwegen die kort nadien werd opgesteld, met de benaming "Moulin Van Volsem" en op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) als "M(oul)in".

Opeenvolgende eigenaars
- 1841, opbouw: Van Volsem Philippus en compagnie, te Halle
- 12.08.1882, maatschappij: Maatschappij "Van Volsem frères" te Halle (notaris Eloy)
- 08.09.1892, deling: Van Volsem-Thomas Jan-Baptist, de weduwe en kinderen (notaris Declerck)
- 26.01.1905, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe van Jan-Baptist Van Volsem-Thomas)
- 15.01.1906, verkoop: De Vleminck-Pierret Willem of Guillaume (alias Victor), aannemer-ondernemer te Halle (notaris Mangelschots)
- 14.08.1912, deling: De Vleminck a) Maria Elisabeth Theodoor, b) Alfred Jozef, c) Joanna Maria, d) Julius Jozef, e) Alfons Victor, f) Ida Josephina en g) Jozef Elisabeth (notaris Possoz)
- 17.12.1943, gift: a) De Vleminck Guillaume, de kinderen (voor naakte eigendom) en b) De Vleminck Guillaume (voor vruchtgebruik), ondernemer te Halle (notaris Michiels)
- 02.12.1944, einde vruchtgebruik: De Vleminck a) Jozef Elisabeth, b) Maria Elisabeth Theodoor, c) Jeanne Marie, d) Jules Joseph, e) Alfons Victor en f) Ida Josephine (overlijden van Guillaume De Vleminck)

Tijdens een storm in 1910 zijn de wieken afgerukt. Ze vielen aan de westkant van de romp neer. Vrijwel meteen daarna, die met een puntvormig dak werd afgedekt.werd de gehavende kap verwijderd zodat alleen een romp overbleef die met een puntvormig dak werd afgedekt. Hij werd in de zomer bewoond door enekel kareelbakkers (vier mannen en een vr ouw) die stenen maakten voor de onderneming De Vleminck. De grond rondom de molenn, vooral ten oosten ervan, werd afgegraven en verwerkt tot baksteen. De molenromp werd verder gebruikt als landgebouw of magazijn. De romp bleef nog lange tijd bestaan omdat hij een geodetisch oriëntatiepunt vormde.

De laatste huurder-molenaar was Bernard Spiegeleer-Lambrecht, die al voor 1900 gestopt was met malen en voor 1910 overleed.

De  hoge romp werd in 1955 gesloopt. 

Bouwkundige beschrijving van de romp (op basis van de gedeeltelijke blootlegging van de fundamenten in 1988)

De diameter van de molen aan de basis bedroeg buitenwerks 9 meter.
De dikte van de muur is ruim 80 cm, zodat de diameter binnenwerks neerkomt op ca. 7,40 meter.
De hoogte van het nog bestaande muurfragment, dat een halve cirkel vormt, bedraagt 50 centimeter. De andere halve cirkel is gedeeltelijk bedolven onder een naastgelegen perceel en grotendeels ook al weggebroken.
De afmetingen van de gebruikte bakstenen: 22 x 10,5 x 5 cm.
Uit het muurfragment mag men opmaken dat de molen niet bepaald uitwaterend gebouwd was.
De poortopening meet 290 cm. Een arduinblok aan weerszijden ervan dient als basis.
De kasseivloer binnen het muurfragment bestaat nog in originele vorm.
Ook die steen waarin het sluitwerk van de poort werd vastgezet ligt nog op zijn plaats!
We vonden ter plaatse nog een totaal verroeste, grote sleutel die wel op de poort gepast zal hebben. Verder: een stukje van de luiketting (?) en een (scherp-)hamertje.
Boven de poort en het eerste venster was een ruitvormige steen ingemetseld in de romp. Het was een datumsteen met het bouwjaar in Romeinse cijfers. Bij de afbraak kwam het naar beneden en brak het in twee stukken.

Bouwkundige beschrijving van de molenaarswoning

Het molenaarshuis tegen de Nijvelsesteenweg voor de molen, vertoonde een typisch Engelse stijl. Hij was opgetrokken in ruwe natuursteen ("Lembeeksteen") en grotsteen.
Een kasseiweggetje haaks op deze steenweg leidde naar de molen en liep daarbij dwars door het huis dat in feite een dubbele woning was.
De doorgang kon met een poort worden afgesloten.
De kasseiweg liep een beetje naar omhoog. Paard en wagen passeerden dus de doorgang tussen de twee woningen-onder-één-kap en konden een eindje verder de molen binnenrijden. Vervolgens was er aan de andere zijde nog een uitgang, waarlangs men  de molen weer kon verlaten. Dan moest men paard en wagen draaien om terug dezelfde weg via molen en woning(en) te gaan naar de grote weg.
Rechts, met huisnummer 190, was de woning van familie De Coster-Pé.
Daarna woonden er de overgrootouders en grootouders van Jef Verkens. Jef werd hier geboren in 1948! Zijn ouders en grootmoeder waren de laatste bewoners - het pand werd later gesloopt en nu is hier een grasveld.
In het gedeelte links (destijds huisnummer 192) woonde de weduwe Spiegeleer-Lambrecht.
Het was dus de feitelijke molenaarswoning.

John VERPAALEN & Herman HOLEMANS

Bijlagen

John Verpaalen, "Zelfzwichting en -kruiing in België", Levende Molens, jg. 10, 1988, 11 (november), p. 81-85.
De Belgische molengeschiedenis moet met minstens één hoofdstuk worden uitgebreid. Dat mag althans de conclusie zijn na de opzoekingen die we hebben gedaan sinds het plaatsen van een "onbekende molenkuip" in dit tijdschrift in februari 1985 (1).
De betreffende A.C.L.-foto toont een typisch "Engelse" molen met zogenaamde Kentische kap, getooid met een windroos voor de zelfkruiing.
Bovendien zien we een dwarsgetuigd gevlucht, kennelijk met zelfzwichting al zijn de jaloezie-klepjes verdwenen.
De romp is opvallend hoog terwijl niettemin een stelling ontbreekt. De vierkante vensters zijn boven elkaar geplaatst. Het relatief korte houten gevlucht met borstroeden heeft verbinden trekstangen) die de pesteleinden onderling verbinden (afb. 1).
Bij het A.C.L. staat deze eigenaardige reus te boek als de molen van Halle. Hoewel dit ongelooflijk schijnt staat inmiddels voor honderd procent vast, dat deze plaatsaanduiding volkomen correct is. Meer bepaald heeft deze molen gestaan op het gehucht Essenbeek.
Over deze molenhistorische relevatie gaat dit artikel, waarbij we veel dank verschuldigd zijn aan de heer Raymond Clement van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Halle en aan de heer Jef Verkens, eveneens wonende te Halle, die in het vroeger molenaarshuis werd geboren. Met name laatstgenoemde verschafte ons veel bruikbare gegevens en uniek fotomateriaal dat voor zover ons bekend nooit eerder werd gepubliceerd!

Zelfkruiing - Zelfzwichting

Beide verschijnselen zijn betrekkelijk jonge uitvindingen in de levensloop van de eeuwenoude windmolen. Ze kaderen in het tijdperk van de industriêle revolutie.
De zelfzwichting berust op het principe van jaloezievormige schotjes die boven elkaar op het wiekvlak zijn aangebracht, waarbij elk schotje (of klepje) loodrecht op de roede scharnierde om de eigen lengte-as, kan draaien.
In gesloten toestand zorgen deze klepjes samen voor een doorlopend vlak dat met een vol zeil vergeleken kan worden.
Ook hier is schroefvorming ("zeeg") van de wiek noodzakelijk.

Als de windkracht zwichten noodzakelijk maakt, hoeft de molenaar echter geen zeilen op te rollen. De kleppen zijn zelfregulerend in die zin, dat ze zich geheel of gedeeltelijk kunnen openen en wind doorlaten. De mate waarin ze (automatisch) open gaan hangt af van de winddruk. Centrifugaalgewichten op de wieken komen in actie zodra deze de neiging hebben harder rond te gaan. Door de middelpuntvliedende kracht bewegen ze naar buiten en laten zo de kleppen scharnieren via een treklat. De uitvinder van dit vernuftig systeem moeten we, niet toevallig, in Engeland zoeken. Andrew Meikle deed de vondst in 1772. Zijn landgenoot William Cubitt bracht nog enkele verbeteringen aan in 1807 nadat ene Stephen Hooper, ook al een Brit, in 1789 op het idee van de bediening doorheen een doorboorde as was gekomen De jaloezieën konden zo voortaan ook manueel vanaf de staartkant van de molen worden bediend via een trekstang door de as en een spin op de askop die met hefbomen of tuimelaars de kleppen laat zwichten.
Uiteraard is de  uitvinding op ruime schaal verspreid geweest in Engeland, waar we haar nog altijd op heel wat molens kunnen bewonderen.

Op het vasteland van Europa werd de zelfzwichting vooral een succes in Denemarken en Noord-Duitsland.
Ook in de Nederlandse provincies Friesland en Groningen was de toepassing vrij algemeen en dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag. In andere provincies bleef dit tot een uitzondering beperkt.
Molens met uitsluitend zelfzwichting waren in België een grote zeldzaamheid. De verdwenen stellingmolen Speltincx van Loenhout (Antw.) had het enige tijd op de buitenroede en een ander voorbeeld is de Plaatsmolen in Pittem (W.Vl.) die nog als romp bestaat. Tenslotte noemen we nog de molen van Oostkamp (W.Vl.).

In combinatie met zelfkruiing kwam het systeem in België niet voor. Althans... zo werd tot voor kort aangenomen. Uit hetgeen hierna volgt zal echter blijken, dat minstens één à twee molens in de streek rond Halle wel degelijk zelfzwichtend én zelfkruiend waren.

Tussen haakjes: ook in Frankrijk vonden we enkele voorbeelden, namelijk in Citerne (Somme-gebied) en bij Brézolles (ongeveer tussen Chartres en Dreux). Trouwens, Claude Rivals maakt er in zijn boek ook gewag van (2). Op de interessante molen van Citerne komen we overigenns in een volgend nummer og uitvoerig terug. De zelfkruiing - bij bovenkruiers - is het systeem, waarbij de kap van de molen zichzelf op de wind plaatst door de automatische overbrenging, volledig in gietijzer, van de windroos naar de kruiring. De houten bladen van de windroos gaan alleen draaien als de molen niet recht op de wind staat en zodra dat wel het geval is stopt alles weer. De uitvinding werd in dezelfde periode gdaan als de zelfzwihting en ook hier wordt Andrew Meikle beschouwd als de geestelijke vader ervan. In Engeland verspreidde ze zich als een olievlek, vaak in combinatie van de zelfzwichting. In Nederland werden beide sstemen tegelijk geïntroduceerd op de molen van Usquert (Groningen) in 1891.

Het voorbeeld bestond toen echter al in Denemarken en in Noord-Duitsland op een aantal molens. Vervolgens kende de windrooskruiing in Nederland niet zo'n heel grote verspreiding. Schaarse voorbeelden stonden in Pieterzijl, Wedderveen en Ommelanderwijk (allen prov. Groningen) maar helaas gingen al die molens verloren. Sinds 1977 telt Nederland toch weer een wiekendrager met zelfkruiing en zelfzwihting. Het betreft de nieuwgebouwde molen De Sterrenberg in Nijeveen, Drente.

De molen van Essenbeek

In Essenbeek, een gehucht bij Halle (Brabant) stonden twee molens. een staakmolen en een stenen bovenkruier. In of omstreeks 1925 verdween de houten molen. De stenen molen werd opgericht in 1842 langs de "Steenweg Van Nijvel" die in 1839 was opengesteld (gedecreteerd in 1828).
Later werd deze straat omgedoopt tot de huidige "Nijvelse Steenweg" of "Steenweg naar Nijvel".
De kouter waar de nieuwe molen werd opgericht heette Werenberg (oorspr. "Weerenberg").
De opdrachtgevers waren de gebroeders Van Volsem. Zij waren jeneverstokers en suikerfabrikanten. Het is dus niet denkbeeldig, dat de molen (aanvankelijk) een functie heeft gehad in het kader van de jeneverstokerij, zoals we bijv. ook in Schiedam zien.
Grote vraag is natuurlijk, of de molen vanaf het bouwjaar reeds voorzien was van zelfkruiing en zelfzwichting. (afb. 2)

De hoogte van de romp doet vermoeden van wel omdat de foto's waarover we beschikken niet aantonen dat er ooit sprake geweest zou zijn van een zwichtstelling. Traditionele wieken met hekwerk zouden nooit zodanig lang geweest kunnen zijn dat ze tot aan het maaiveld reikten. Blijft over de mogelijkheid, dat de molen in het begin als bergmolen kan zijn opgericht waarvan de belt bij de latere innovaties overbodig en dus afgegraven werd.

We gaan er echter vooralsnog van uit, dat vanaf het prille begin de molen zijn uiterlijke verschijningsvorm had als op de afbeeldingen 11 en 2.
Dit is immers verre van ondenkbeeldig. De beide uitvindingen waarover we spreken waren in 1842 al bijna driekwart eeuw geleden gedaan!
Een ander vraag is uiteraard, hoe men ertoe is gekomen om een dergelijk onVlaams molentype in Halle neer te planten. Wanneer we echter bedenken, dat ook in Nederland, Duitsland en Denemarken zulke technische snufjes uit Groot-Brittannië kwamen overwaaien, is het voor de hand liggend dat iets dergelijks ook in België het geval geweest kan zijn.

Eigenaardig is alleen, dat het tot dat ene, geïsoleerde voorbeeld beperkt is gebleven.

De Kentische kap (met windroos en jaloeziewieken) was overigens een exportproduct van het bedrijf Homan Brothers uit Canterbury en vermoedelijk zijn er meer firma's geweest die gespecialiseerd waren in deze moderniseringen en ze trachten te verspreiden buiten Engeland.

Hoe het precies is gegaan daar in Halle, daarover tasten we nog in het duister, maar archiefonderzoek zal hopelijk een en ander nog aan het licht brengen.

Eigenaardig is alleszins ook de Engels aandoende woning, die zich voor de molen bevond en die op afb. 1 gedeeltelijk zichtbaar is. Deze was opgetrokken in ruwe natuursteen ("Lembeeksteen") en grotsteen.

Bewijzen

Er zijn voldoende bewijzen op tafel te leggen, die de bijzondere eigenschappen van de Essenbeekse molen hard kunnen maken. De foto van Herman Holemans uit de jaren vijftig, die de romp van de molen laat zien (gepubliceerd in Levende Molens van juli 1985) is al als zodanig te beschouwen, want deze kuip laat een treffende gelijkenis zien met die van de A.C.L.-foto.

Tweede bewijs: Het boek van Aug. Van Gele, getiteld "Le Brabant en Images", uitgegeven bij J. Lebègue te Brussel, kort na 1900. Op pag. 59 staat een gravure van A. Hamesse, die identiek is aan de foto van A.C.L. (die waarschijnlijk als origineel heeft gediend). Toen werden de bijzonderheden van de molen al opgemerkt. Een citaat: "Le moulin Van Volsem, à Hal, est particulièrement remarquable par sa construction. Le dessus pivote et tourne à tous les vents, grâce à la roue à ailettes que vous voyez à droite."
Derde bewijs: de afbeeldingen bij dit artikel, die steeds dezelfde molen tonen en die grotendeels uit een Halse collectie komen, hetgeen natuurlijk geen toeval meer kan zijn. Afbeelding 3 toont de molen, met links de molenaarswoning en rechts de kerk van Essenbeek!

Jammer genoeg is deze foto van een matige kwaliteit. Wel leren we hier uit, dat de windroos op het moment van opname al was verdwenen. Alleen zijn windroosstoel zit er nog.
Afb. 2 is waarschijnlijk door dezelfde fotograaf en ongeveer op hetzelfde tijdstip gemaakt. Ook daar is de windroos al niet meer te zien.
Wel lijkt foto 2 aan te tonen, dat de as bij deze molen niet doorboord was.
Wat bij de drie voorgaande foto's steeds opvalt is het feit, dat de wieken in dezelfde stand staan en naar dezelfde windrichting gekruid. Bij de oudste foto (nr. 1) was er dus al sprake van een buiten bedrijf zijnde molen. Ook de kapotte jaloezieën wijzen daar trouwens op.
Vierde bewijs: Er zijn diverse zegspersonen, die de molen van Essenbeek nog gekend hebben met zijn typische kap en wieken, al heeft niemand van deze ouderen de molen nog in werking geweten.

Eén van deze getuigen is Gaston Vanderoost, geboren in 1903. Hij was 5 jaar toen zijn ouders schuin tegenover de molen kwamen wonen. In 1927 huwde en verhuisde hij.
Gaston herinnert zich nog duidelijk de molen met wieken. Hij verklaart, dat in 1910 de wieken tijdens een storm zijn afgerukt. Ze vielen aan de westkant van de romp neer. De molenaar was toen reeds overleden.
De laatste mulder was Bernard Spiegeleer-Lambrecht. Deze was steeds pachter, geen eigenaar. Vrijwel meteen na de ramp werd de gehavende kap vewijderd zodat alleen een romp overbleef (afb. 5).

Het einde

Over dat molenaarshuis hebben we al opgemerkt dat het een typisch Engelse stijl vertoont. Op afb. 4 zien we op de voorgrond de Steenweg naar Nijvel. Een kasseiweggetje haaks op deze steenweg leidt naar de molen en loopt daarbij dwars door het huis dat in feite een dubbele woning was.
De doorgang kon met een poort worden afgesloten.
De foto wekt de indruk, dat de kasseiweg een beetje naar omhoog loopt. Paard en wagen passeerden dus de doorgang tussen de twee woningen-onder-één-kap en konden een eindje verder de molen binnenrijden. Vervolgens was er aan de andere zijde nog een uitgang, waarlangs men  de molen weer kon verlaten. Dan moest men paard en wagen draaien om terug dezelfde weg via molen en woning(en) te gaan naar de grote weg.
Rechts, met huisnummer 190, was de woning van familie De Coster-Pé.
Daarna woonden er de overgrootouders en grootouders van Jef Verkens. Jef werd hier geboren in 1948! Zijn ouders en grootmoeder waren de laatste bewoners - het pand werd later gesloopt en nu is hier een grasveld.
In het gedeelte links (huisnummer 192) woonde de weduwe Spiegeleer-Lambrecht.
Het was dus de feitelijke molenaarswoning.
In 1910 verdwenen dus kap en wieken, waarna de romp werd afgedekt. In de zomer woonden in deze peperbus enkele kareelbakkers (vier mannen en een vrouw), die stenen maakten voor de onderneming De Vleminck. De grond rondom de molen, vooral ten oosten ervan, werd zo afgegraven en verwerkt tot baksteen.
De Vleminck betaalde naar verluidt ieder jaar schadevergoedingen aan enkele fruitkwekers, die schade ondervonden aan hun oogst vanwege de rook die deze steenbakkerij uitstootte... Milieuvervuiling; ook toen al!
Uiteindelijk werd de romp in 1955 gesloopt (afb. 6).

Herman Holemans (3) wijst er op, dat de romp nog zo lang bleef bestaan omdat deze een geodetisch coördinatiepunt vormde. Dat kon de afbraak tenslotte toch niet verhinderen. Interessant is echter, dat kortelings een gedeelte van de fundamenten en het onderste muurfragment werden teruggevonden, mede naar aanleiding van onze publicaties in "Levende Molens" en in "Hallensia" (4).
Zodoende hebben we nog enkele wetenswaardigheden aan het verhaal kunnen toevoegen. Het resultaat van onze opmetingen: (afb. 7)

De diameter van de molen aan de basis bedroeg buitenwerks 9 meter.
De dikte van de muur is ruim 80 cm, zodat de diameter binnenwerks neerkomt op ca. 7,40 meter.
De hoogte van het nog bestaande muurfragment, dat een halve cirkel vormt, bedraagt 50 centimeter. De andere halve cirkel is gedeeltelijk bedolven onder een naastgelegen perceel en grotendeels ook al weggebroken.
De afmetingen van de gebruikte bakstenen: 22 x 10,5 x 5 cm.
Uit het muurfragment mag men opmaken dat de molen niet bepaald uitwaterend gebouwd was.
De poortopening meet 290 cm. Een arduinblok aan weerszijden ervan dient als basis.
De kasseivloer binnen het muurfragment bestaat nog in originele vorm.
Ook die steen waarin het sluitwerk van de poort werd vastgezet ligt nog op zijn plaats!
We vonden ter plaatse nog een totaal verroeste, grote sleutel die wel op de poort gepast zal hebben. Verder: een stukje van de luiketting (?) en een (scherp-)hamertje. Naast dit schamele maar niettemin verrassend restant bevindt zich tegenwoordig een winkel: "Pop Art - Stijl Antico".
Aardig detail: deze firma gebruikt een schets van de molen als haar vignet bij publiciteit e.a.

Jef Verkens herinnert zich nog de ruitvormige steen die in de romp was ingemetseld en die op de A.C.L.-foto goed te zien is boven de poort en het eerste venster. Naar zijn zeggen is deze bij de afbraak van de molen naar beneden gekomen. De steen brak daarbij in twee stukken. Er stonden Romeinse cijfers op, vermoedelijk het bouwjaar. Deze datumsteen is helaas kwijt gesukkeld, maar Jef is er naarstig naar op zoek gegaan, want hij meent de brokstukken enkele jaren geleden nog gezien te hebben.

Tot besluit

Het onomstotelijk bewijs voor het gecombineerd voorkomen van zelfzwichting en zelfkruiing in België menen we hiermede afdoende te hebben geleverd.
Onze publicatie in februari 1985 vormde feitelijk al de eerste aanwijzing. De molen van Essenbeek is wellicht zelfs niet het enige voorbeeld. Het is immers opvallend, dat de molenromp van Lillois-Witterzée (al rond de eeuwwisseling gekortwiekt) eveneens getooid was en is met een duidelijk Kentische kap. Deze plaats ligt niet zo heel ver van Halle verwijderd. Er zijn enkele aanwijzingen die de veronderstelling wettigen dat het hier zo'n zelfde molen betrof. Dat was trouwens ook onze lezer Georges Lippens uit Brussel opgevallen, getuige zijn bijdrage in Levende Molens van april 1985.
Deze molen werd in 1847 opgericht - dus kort na die van Essenbeek.
Overigens was de molen van Lillois wel een duidelijke stellingmolen (de romp vertoont stellinggaten).
Hoe deze er oorspronkelijk uit heeft gezien kunnen met name foto's aantonen. We hebben deze echter nooit onder ogen gehad. Wel bestaan er voldoende afbeeldingen van de romp met zijn Kentische kapvorm. Wie kan hier het sluitende bewijs leveren...??
Of is Essenbeek toch een uniek exemplaar geweest?
Wanneer nieuwe feiten daartoe aanleiding geven zullen we op dit interessant onderwerp nog zeker terugkomen!

Referenties-voetnoten:
(1) J. Verpaalen - "Wie kent deze molen?" in Levende Molens, februari 1985.
(2) C. Rivals - "Le Moulin à vent et le meunier", Ivry, 1976, pag. 211 e.v.
(3) H. Holemans - "De Essenbeekmolens" in Ons Molenheem, no. 3, 1988.
(4) Tijdschrift "Hallensia", april-juni 1988 (bijdragen van J. Verpaalen en P. Walschot)
en verder:
- Tijdschrift Levende Molens d.d. april 1985, juli 1985 en januari 1987.
- Tijdschrift "Hallensia", d.d. juli-september 1988.
- Briefwisseling met dhr. Jef Verkens en verklaringen van diverse zegsmensen.
- M. Duwaerts - "De molens in Brabant", Brussel, 1961.
- A. Van Gele - "Le Brabant en Images" (pag. 59), Brussel, zonder datum.
- Groninger Molenboek, Groningen 1981.

Literatuur

Werken
G. Renson, "Molens te Halle", Eigen Schoon en de Brabander, 1980, p. 311-323 (niet vermeld).
John Verpaalen, "Zelfkruiing en zelfzwichting in België", in: Levende Molens, jg. 10, 1988, 11, p. 81-85.
John Verpaalen, "Wie kent deze molen?" Levende Molens, februari 1985.
Herman Holemans, "De Essenbeekmolens", Ons Molenheem, 1988,  nr. 3.
Aug. Van Gele, "Le Brabant en Images", Brussel, J. Lebègue, s.d. (kort na 1900), p. 59 (gravure van A. Hamesse, naar een foto van Kikirpa).
J. Verpaalen, in: Levende Molens, april 1985, juli 1985, januari 1987.
J. Verpaalen & P. Walschot, in: Hallensia, april-juni 1988 juli-september 1988.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961, p. 89.

Informanten (genoteerd door John Verpaalen in 1988)
Jef Verkens, Halle, geboren in 1946 in het vroegere molenaarshuis
Raymond Clement, lid van de Geschied- en Oudheidkunidge Kring te Halle
Gaston Vanderroost (°1903), woonde in 1908-1927 schuin tegenover de molen

Overige foto's

<p>Molen van Essenbeek<br>Molen Van Volsem<br>Molen De Vleminck</p>

De molen gezien vanuit het westen. De windroos is hier al verdwenen. (familiearchief J. Verkens, Halle-Essenbeek)

<p>Molen van Essenbeek<br>Molen Van Volsem<br>Molen De Vleminck</p>

Van links naar rechts: dubbele woning, molen en (op de achtergrond) het gehucht Essenbeek met de kerk. Familiearchief J. Verkens, Halle-Essenbeek.

<p>Molen van Essenbeek<br>Molen Van Volsem<br>Molen De Vleminck</p>

Zicht op de dubbele woning en daarachter de molen. Let op de doorgang in het midden. Opname tussen 1900 en 1910. Familiearchief J. Verkens, Halle-Essenbeek.

<p>Molen van Essenbeek<br>Molen Van Volsem<br>Molen De Vleminck</p>

Foto jaren 1940. Familiearchief J. Verkens, Halle-Essenbeek.

<p>Molen van Essenbeek<br>Molen Van Volsem<br>Molen De Vleminck</p>

Sloop van het restant in 1955. Foto familiearchief J. Verkens, Halle-Essenbeek.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 21 augustus 2020

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens