Molenzorg

Burst (Erpe-Mere), Oost-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Dorentmolen
Molen Van Nygem
Molen De Smet

Ligging
Molenveld 36
9420 Burst (Erpe-Mere)

zuidoostzijde
Molenkouter
NO v.d. kerk
kadasterperceel B569

 


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1540
Verdwenen
1857 - voorjaar, brand na onweer
Beschrijving / geschiedenis

De Dorentmolen (naar het leengoed Dorent), de molen Van Nygem of molen De Smet (naar 19de-eeuwse molenaars) was een houten korenwindmolen op de Molenkouter, aan de zuidoostzijde van Molenveld (nr. 36), tegenover een aftakking van de Oudenaardsesteenweg.

Op 2 december 1542 velde de Grote Raad van Mechelen een vonnis met betrekking tot de molen van Burst, maar die werd - volgens Jan de Montoye - niet nagekomen door Frans van Melun, graaf van Epinoy.
Daarom vroeg Jan de Montoye aan dezelfde Grote Raad de goedkeuring van de openbare verkoping van deze windmolen en het leengoed “vander Doerent” te Burst. De verweerders waren Frans van Melun, graaf van Epinoy, en zijn zoon Hugues van Melun, heer van Antoing (opposant). Volgens het vonnis werd de openbare verkoping bekrachtigd. De kopers waren Mathys van Lierde, molenaar te Herzele, en Nicolas vander Haghe.

De molen wordt vemeld in de penningkohieren van Burst van 1571 (f° 21v°): "Arent van den Hecke in pachte van minen heere van Montoij de Wintcooren muelene omme 11 p(onden) groot tsj(ae)rs".

Een schets van de molen komt voor in het kaartboek van de abdij van Vorst uit 1624 van landmeter Filip de Deijn.

We zien de molen aangeduid, steeds zonder benaming, op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen, in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842), op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) maar niet meer op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860). In de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842) zien we als symbool een rond oppervlak, hetgeen niet wijst op een stenen molen, maar op de aanwezigheid van een teerlingkot.

Passchier Coorde werd op 1 juli 1649 pachter van de windmolen. Pieter Roggheman verwierf de molen op 3 november 1688 en verkocht de molen op 3 april 1690 aan Passchier Coorde voor 850 gulden, waarbij hij nog drie pond grooten aan de huisvrouw van de verkoper moest geven. Het jaar voordien, op 20 oktober 1689, had Passchier Coorde zijn huisstede te Bambrugge en zijn rechten op de windmolen van Burst verpand, om 577 gulden 6 stuivers te kunnen lenen, die moesten dienen om achterstallige molenpachten, die tot half 1687 liepen, te waarborgen.

Drie jaar later, op 8 juni 1693, verkochten Passchier Coorde en zijn vrouw Marie Lambeens, de windmolen met huis en inboedel aan Zacharias de Koker, die getrouwd was met h un dochter Janeken Coorde. De huisstede te Bambrugge was één datwand 58 roeden groot. Ook hun volledige inboedel werd meeverkocht. Zo komen we te weten dat Passchier twee koeien, een kalf en een varken bezat. Alles onder de vorowaarde dat ze voor de rest van hun leven door h un dochter en schoonzoon zouden worden onderhouden en verzorgd, die hen eveneens i n gewijde aarde zouden moeten laten begraven en alle schulden overnemen.

Zacharis de Koker en Jenno Coorde namen op 7 februari 1698 een obligatie van 23 pond groten over, die ten laste was van hun ouders en schoonouders. Met nog een som van acht ponden groten makelaarsloon.

Op 5 juni 1698 verzaakte Zacharias de Koker - die ondertussen weduwnaar van Jenno Coorde (+1697) was geworden - aan het sterfhuis van zijn schoonvader Passchier Coorde en dat ten voordele van de crediteuren. De boedelbeschrijving van 1698 maakt melding van twee minderjarige kinderen: Joannes (5 jaar) en Pieternelle de Koker (2 jaar). Er wordt opgesomd wat het koppel gezamenlijk in eigendom had verworven: de windmolen te Burst, een hofstede te Bambrugge, eenn "onbehuisde stede" te Bambrugge en nog een veldje van één dagwand 50 roden groot. Er is ook een gedetailleerde opsomming van de inboedel en van de "levende have". Er was een bruin-zwarte merie, een zwarte en een grijze koe, een varken en een haan met vier hoenderen. We lezen  dat er "gesaechde scheeden tot den meulen" gereed liggen.

Zacharias de Koker hertrouwde spoedig na het overlijden van zijn eerste vrouw, gedwongen door het gegeven dat er twee kleine kinderen waren achtergebleven. Zijn tweede vrouw was Elisabeth Mathijs en al op 13 mei 1699 werd hun eerste kind, Magdalena de Koker, geboren. Er zouden nog zes andere kinderen volgen.

Vele molenaars zaten voortdurend diep in de schulden. Dat was ook het geval met Zacharias de Koker en zijn vrouw Elisabeth Mathijs, zoals blijkt een akte uit 28 juli 1705. Volgens oktrooi van september 1709, moest Zacharias de Coker jaarlijks 12 ponden parisis betalen aan de watergraaf van Vlaanderen voor het verder gebruik van de molen.

De molen brandde af in het voorjaar van 1735. De reden is ons niet bekend. Molenaar Geraard Antheunis en zijn vrouw Elisabeth Mathijs richten zich op 17 mei 1735 tot de wethouders met het verzoek hun goederen te mogen verkopen. Met de opbrengst zouden ze hun schulden kunnen afbetalen. Ze konden deze schulden immers niet meer aanzuiveren omdat hun windmolen afgebrand was. De goederen die ze wensten te verkopen bestonden uit: de molenberg (groot 50 roeden, een leen), een behuisde hofstede te Bambrugge (120 roeden groot) en een meers (oppervlakte van één dagwand vijftig roeden). Lauwerijs Callebaut, een "costumier" (beëdigd verkoper en schatter) uit Aalst, werd aangezocht om alles te verkopen en de schuldeisers te betalen.

Van de bovenstaande goederen werden alleen een veldje en de onbehuisde hofstede verkocht, want de molenberg - samen met het octrooi voor de oprichting vann een windmolen - werd op 22 mei 1743 bij opbod voor 249 gulden verkocht aan Jozef van Lierde, zoon van Jan. Het molenhuis, dat te Bambrugge was gelegen, werd aangekocht door notaris Ghysels, "voor hem of voor syenen command".

Adriaan de Koker, een zoon van Zacharias en van Elisabeth Matthijs, meende op 22 mei 1743 dat hij nog enig recht kon doen gelden op de windmolenberg, als zijnde naaste bloedverwant.

Tussen mei 1743 (maand van de aankoop van de molenberg) en 14 december 1744 (datum van zijn lening) moest Jozef van Lierde fs Jans een nieuwe windmolen te Burst laten oprichten. Dezelfde Jozef van Lierde was in 1738 eigenaar van de korenwatermolen te Bambrugge in de wijk Heddegem. Deze watermolen werd door Jan van LIerde fs Gillis uit Nieuwerkerken op 1 mei 1722 aangekocht van Adriaan van Muylem, fs. Cornelis.

Jozef van Lierde leende op 14 december 1744 van Guido Schouppe, die ook te Bambrugge woonde, de som van 260 ponden groten courant. Als pand bracht Jozef in: "zijnen cooren ende haveren wintmeulenbergh met den cooren ende haveren wintmeulen daer op staende en alle drayende ende roerende wercken en gront". De windmolen stond te Burst, "noordt den wegh loopende naer Aelst".

Het jaar daarop, op 1 november 1745, overleed Geraard Antheunis te Bambrugge. Hij had twee getrouwde dochters, Elisabeth en Marie Antheunis. In zijn staat van goed is niets meer terug te vinden over de windmolen die ondertussen verkocht was.

Jozef van Lierde fs. Jans werd molenaar op de watermolen te Bambrugge, wijk Heddeghem, en verpachtte zijn windmolen te Burst. Hij overleed op 11 april 1775 te Bambrugge en zijn tweede vrouw, Adriana de Geyter, bleef alleen achter met zeven kinderen.

Uit het proces-verbaal van afpaling van de gemeente Burst uit 1813: "il existe un moulin à vent. Il est loué mais il n'a pas été possible de connaître le prix de bail pour fixer son évaluation. Telle est la propriété de Mr Wynant située S(ecti)on B, n° 510, canton de ..."

Eigenaars na 1810:
- 1813, eigenaar: Wynant
- voor 1834, eigenaar: Van Nygem Joannes, molenaar te Burst
- 07.01.1845, verkoop: Van Koekenbeek Paul, molenaar te Marke (notaris De Vuyst - windmolen met molenberg)
- 02.03.1855, verkoop: De Smet Victor, handelaar te Herne (notaris Roman)

De molen brandde af in het begin van 1857 als gevolg van een onweer. Charles Dooreman, burgemeester, grondeigenaar, stoker en pachter van het Hof ten Bremt, besloot om een nieuwe stenen koren- en oliemolen te bouwen aan de Gentsestraat, dicht bij het genoemde hof. Hij kocht het huis en de molenberg aan op 5 augustus 1857. Hij stuurde op 6 april 1857 een dossier aan de provincie Oost-Vlaanderen, met een schets van de nieuw op te richten windmolen, die op 13 meter afstand van de openbare weg moest worden opgetrokken. Volgens de aanvraag wordt het een korenwindmolen met oliestamperij. Op de schets zien we dat er vier zolders zijn. Op de benedenverdieping staat de oliemolen met twee pletstenen en een doodbed getekend, met de slagbank ernaast. Dan komen de graanzolder en de maalzolder met ijzern gaandeirj. Op de steenzolder zien we drie koppels molenstenen.

Al op 30 mei 1857 kreeg Charles Dooreman toestemming tot de opbouw. De windmolen kon in 1858 in werking worden gesteld.

Na in 1959 te zijn ontmanteld en een tijdlang nog te zijn gebruikt als maalderij, werd de romp in 1970 gesloopt.

Verdere gegevens: zie Burst, Molen Dooreman

Lieven DENEWET & Georges SOUFFREAU

Bijlagen

De Denderbode 14.01.1855.
Uit ter hand te koop. Windmolen en huis te Burst met den molenberg. Zich bevragen bij den mulder aldaar.

Georges L. Souffreau, Geschiedenis van de houten korenwindmolen (voor 1571-1857) en van de stenen koren- en oliewindmolen (1858-1970) te Burst, Woubrechtegem, 64 p.  Het boek kost 6 euro en kan worden besteld bij Georges L. Souffreau, Bosstraat 30, B-9550 Woubrechtegem (tel. 053-62 76 93; gsouffreau @ telenet.be). Bank: 850-8120967-28 (IBAN BE37 8508 1209 6728 BIC SPAABE22) Port binnenland: € 2,95

Literatuur

Archieven

Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, reg. 844, zaak nr. 12, f° 103-115, dd° 31.05.1544 - Nederlandstalig dossier).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kerkelijk archief ,Abdij Vorst, nr. 7149 (kaartboek van de abdij van Vorst uit 1624 van landmeter Filip de Deijn).
Stadsarchief Gent, Penningkohieren Burst (1571), f° 21v°

Gedrukte bronnen
De Denderbode 14.01.1855.

Werken

J.Th. de Smidt, et al. (ed.), "Chronologische lijsten van de geëxtendeerde sententiën berustende in het Archief van de Grote Raad van Mechelen", 6 dln., Brussel, Kon. Comm. voor de uitgave van oude wetten, 1966-1988, dl. IV, p.133, nr. 446 (Openbare verkoping van een windmolen in Burst)
Georges L. Souffreau, Geschiedenis van de houten korenwindmolen (voor 1571-1857) en van de stenen koren- en oliewindmolen (1858-1970) te Burst, Woubrechtegem, 64 p. 
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde, in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962);
Herman Holemans, Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1996, p. 15.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 11 december 2019

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens