Molenzorg

Dessel, Antwerpen


Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Boeretangmolen
Beekmolen
Slagmolen

Ligging
Boeretangsedreef 98
2480 Dessel

Boeretang, Gravenstraat, Beekse Putten
op de Witte Nete
kadasterperceel E1371


toon op kaart
Type
Watermolen
Functie
Oliemolen
Gebouwd
1379 / 1767
Verdwenen
1930, ontmanteld / 1966, sloop gebouw
Beschrijving / geschiedenis

De Beekmolen op de Boeretang werd voor het eerst vermeld in 1379, als een slagmolen op de Witte Nete. Aanwijzingen werden gevonden voor de veronderstelling dat de molen tot het latere boerderijcomplex de Boeretang hoorde. Gegevens omtrent het ontstaan en de groei van het hoevecomplex zelf blijven totnogtoe beperkt en onduidelijk. De oudste materiële sporen bevinden zich in het woonhuis en klimmen op tot het einde van de 16de eeuw.

Zeventiende-eeuwse documenten vermelden eigenaars van een reeks gronden, alsook van een molen en woonst ter streke van wat later als de Boeretang wordt aangeduid. Tevens wordt beweerd (en tegengesproken) dat de Boeretang ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) als schans zou opgericht zijn voor de inwoners van het gehucht Brasel.

De oprichting van het hoevecomplex gebeurde alleszins op een -zowel economisch als defensief- strategische plaats: in een vruchtbaar, drassig gebied én op het kruispunt van belangrijke verbindingswegen naar de naburige dorpen. Pas vanaf 1672 duiken in documenten concrete gegevens op betreffende de bebouwing van de site: in een lastencohier is er sprake van een “huys, schuere ende hoff”. De eerste naamvermelding van de hoeve zelf dateert van 1681. Hoeve en molen werden toen apart verpacht. In 1715 werd de hoeve apart verkocht aan Peter Van Balen die hiervoor geld leende bij de abdij van Tongerlo; rekening houdend met de toen betaalde som mag aangenomen worden dat de Boeretang uitgegroeid was tot een aanzienlijke pachthoeve. Een omschrijving van het goed in 1719 wijst ook in die richting: de boerderij bestond toen uit een “huys, stal schuere ende schapskoye, hoff ende dries daeraen gelegen binnen vestinge…”.

Wegens financiële problemen van de familie Van Balen legde de abdij van Tongerlo in 1741 beslag op de Boeretang. De slechte toestand van de gebouwen noodzaakte de abdij tot grondige herstellingswerken. Een hoeve van de abdij te Millegem (gehucht te Mol) zou in 1747-1748 afgebroken zijn om met het materiaal de Boeretang herop te bouwen of te herstellen; de standplaats van de gebouwen veranderde niet. Hoogstwaarschijnlijk vonden in 1759 nogmaals herstellingswerken plaats. Tevens ondernam de abdij ontginningswerken in de nabije omgeving. Erfgenamen van Peter Van Balen eisten de hoeve terug en na een lange reeks processen werd de Boeretang in 1763 openbaar verkocht. De koper, F.B. Beltens, later schout van Hoogstraten, kocht ook de Beekmolen, herbouwde deze in steen (1767) en voegde hoeve en molen samen tot een grote pachthoeve en afspanning.

Een kadastrale beschrijving uit 1827: "oliemolen, beurtelings door het ater en het paard bewogen, in steen gebouwd en met pannen gedekt, met een draaiwerk en twee paar moelnsteenen. De beek wordt bij zomerteid (sic) droog. Als de Nethe droog is, door paarden bewogen. Verhuurd aan Andreas Luyckx".

Eigenaars na 1834:
- voor 1834, eigenaar: Claessens-Moris Jean Baptiste Joseph, de weduwe, rentenierster te Brussel; verhuurd aan Luyckx Andreas
- 29.11.1838, erfenis: de kinderen: a) Claessens Louis Jospeh, eigenaar te Gooik, b) Claessens Emmanuel Joseph, eigenaar te Gooik en c) Claessens Eulalie, echtgenote Dekerckhove, rentenier te Gooik (ovelrijden van de weduwe Moris van J ean Claessens)
- 11.03.1842, verkoop: Moelans-Vekemans Hendrik, de weduwe, winkelierster te Retie (notaris Ceulemans)
- 1847, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Vekemans van Hendrik Moelans)
- later, eigenaar: Moelans Marie Pauline Gertrude,e chtgenote Verellen Jan, secretaris te Vosselaar (pachthoeve "de grote boertang" met stallen, schuur, verdere gebouwen, hof en erf, omringd met water, ..., oliewatermolen op de Witte Nethe met vaste en draaiende werken, kolk, ...)
- 12.11.1858, verkoop: Van Rompa-Moelans Hyronime-Emmanuel, belastingontvanger te Mol (notaris Van den Eynde)
- 30.08.1889, verkoop: a) Van Moll Jacques Antoine, fabrikant te Mole en b) Van Moll Marie Louise, rentenierster te Mol (notaris Van Eynde)
- 26.08.1896, erfenis: Van Moll Marie Louise, rentenierster te Mol (ovelrijden van Jacques Van Moll)
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Marie Louise Van Moll)
- 08.12.1925, verkoop: Z.K.H. Albert Leopold Clement Maria Meinrad Van Saksen-Coburg Gotha, koning der Belgen (notaris Smolderen)
- 11.01.1926, verkoop: a) Van Elst Leopold Julianus Ludovica Maria Martina, leraar te Tienen, b) Vn Elst Margareta Constantia Ludovica Maria Martine, echtgenote van Van Gansenwinkel Arnold Isidoor Julius, zonder beroep te Retie en c) Van Elst Albert Philip Julianus, student te Retie (notaris Smolderen)

Tijdens de Belgische Onafhankelijkheidsstrijd zou Hendrik Conscience als soldaat van het Belgisch leger hier geruime tijd verbleven hebben. De Boeretang en de molen bleven één geheel tot, in 1910, een afzonderlijke hoeve bij de molen gebouwd werd.

De watermolen werd in 1930 omgevormd in een landgebouw. Hierbij werd het waterrad verwijderd. De Beekmolen en bijhorende gebouwen werden in 1966 gesloopt om plaats te maken voor een nieuw modern landbouwbedrijf.

In de 19de en 20ste eeuw werden de gebouwen diverse malen aangepast en hersteld. Rond de jaren 1970 verkeerde het geheel in een sterk verwaarloosde en vervallen toestand. In 1976 werd de omgeving beschermd als landschap, in 1989 de gebouwen als monument. Vanaf 1990 vond geen landbouwactiviteit meer plaats op de hoeve.

In 1992 werd in een eerste fase het meest vervallen stal/schuurgebouw gerestaureerd en heringericht tot een ontmoetingscentrum/verbruikerszaal; de gedeeltelijk gedichte vest werd opnieuw open gelegd en verbonden met de Witte Nete. De restauratie van woonhuis en karrenschob vond plaats in 1997-2000; voor deze gebouwen werd een bouwhistorische studie opgemaakt. Beide restauraties gebeurden onder leiding van het architectenbureau Paul Gevers uit Kasterlee.

Woonhuis. Het oorspronkelijk volume was vermoedelijk een vakwerkbouw onder rieten dak, opgedeeld in een woon- en bedrijfsgedeelte. De gebinteconstructie bestond uit vijf ankerbalkgebinten die het gebouw in vier traveeën verdeelden; een sporenkap overspande de middenbeuk. In het tweede kwart van de 17de eeuw werd de hoeve versteend; de zijgevels werden dragende bakstenen tuitgevels met vlechtingen. Inwendig werden vier van de vijf 16de-eeuwse gebinten - op één na - verplaatst; de 16de-eeuwse-kap bleef grotendeels gehandhaafd. Er ontstond een geheel andere indeling die niet veel zou afgeweken hebben van de huidige; deze ingrijpende operatie hield vermoedelijk verband met een functiewijziging waarbij de boerderij werd verbouwd tot woonhuis. Zo ontstond een driebeukig woonhuis van vijf traveeën en één bouwl. onder zadeldak. De plattegrond vertoonde een driedeling: aan de westzijde een utilitair gedeelte van twee traveeën met woonkeuken in het midden, in de noordelijke zijbeuk een opkamer met kelderkamer, in het zuiden een winterkamer; in het midden een verbindend halgedeelte van één travee met een inkom aan beide zijden, moos en trap ten zuiden en broodoven ten noorden; in het oosten een woongedeelte van twee traveeën met een woonkamer in het midden, ten zuiden en noorden geflankeerd door een slaapkamer. Op de zolder werd de middenbeuk door middel van een planken wand afgescheiden van de lagere zijbeuken; vermoedelijk werd deze ruimte benut als opslagplaats. Het woonhuis werd voorzien van vijf stookplaatsen, twee daarvan bevonden zich tegen beide tuitgevels. Ten behoeve van de overige functies werden op het erf nieuwe vrijstaande gebouwen opgetrokken; de huidige stal annex schuur en karrenschob gaan in oorsprong vermoedelijk terug tot deze tijd.

Bij de grootscheepse verbouwing door de abdij van Tongerlo rond 1748 werd het woonhuis voorzien van een volledig nieuwe kapconstructie met een andere daklijn dan de oude; hiervoor werd de bovenzijde van de 17de-eeuwse tuitgevels deels opnieuw opgemetseld. Muurdelen van de zuid-en oostgevel werden in deze periode hersteld. Noodzakelijke werken werden verdergezet in 1759: een nieuwe westgevel werd aangebracht; in de keuken werd de schouw met brede rookvang gebouwd ter hoogte van het tweede gebint alsook de naaldhouten onderslagbalk met merkwaardig geprofileerde balkslof ingebracht; de toegang tot de kelder werd verplaatst; een doorgang naar een nieuw afgetimmerde opkamer aangebracht; de trap in het middelste trav. werd naar het noorden verplaatst, de woonkamer kreeg een vlak stucplafond.

Een kadasterdocuemnt uit 1827 beschrijft: "oliemolen, beurtelings door het water en het paard bewogen, in steen gebouwd en mete pannen gedekt, met een draaiwerk en twee paar molensteenen. De beek wordt bij zomerteid (sic) droog. Als de Nethe droog is, door paarden bewogen. Verhuurd aan Andreas Luyckx."

In de loop van de 19de eeuw gebeurden diverse verbouwings- en aanpassingswerken. De oostgevel werd voorzien van een deur en twee vensters; in de westgevel kreeg de deur een omlijsting van zwarte baksteen en werden de vensteropeningen versmald; bepaalde buitengevels werden bepleisterd. In de woonkamer werd er o.m. aan het plafond gewerkt, de oude stookplaats werd vervangen door een kachel tegen de westelijke binnenmuur van de kamer, een nieuwe tegelvloer werd gelegd. De winterkamer kreeg een nieuwe oostelifjke binnenmuur met hoekschouw. Bij de restauratie werd het woonhuis heringericht als een eengezinswoning.

De omwalde gerestaureerde hoeve de Boeretang is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. Het is een hoevecomplex met losstaande bestanddelen waarbij de groepering van de functies afwijkt van de gebruikelijke schikking in de Kempense hoevebouw: een apart woonhuis met ten oosten een karrenschob en ten zuidwesten stal en schuur ondergebracht in één volume. Site met oude oorsprong; door bouwhistorisch onderzoek van woonhuis en karrenschob konden bouwfasen in de 16de eeuw, tweede kwart 17de eeuw, midden 18de eeuw en in de 19de eeuw worden bevestigd. Restauraties in 1992-1993 en 1997-2000. Spijtig is het watermolengebouw zelf niet meer aanwezig.

De kollergang werd in 2014 overgebracht naar Weelde. Daar zal hij bij de geplande heraanleg van het dorpscentrum opgesteld worden in de directe omgeving van de stenen stellingmolen Arbeid Adelt.

Bijlagen

Bouwkundige beschrijving van de voormalige molenhoeve de Boerentang (Agentschap Onroerend Erfgoed)

Dubbelhuis van vijf traveeeën en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen). Verankerde baksteenbouw, weliswaar sterk vernieuwd met grosso modo bewaarde gevelindeling, zie volledig heropgemetste oost-en zuidgevel. Lijstgevels, ten noorden met gecementeerde plint; zijtuitgevels met aandak en vlechtingen. Noord-en zuidgevel met rechthoekige muuropeningen onder houten latei, met rechts twee opkamervensters boven een segmentbogig keldervenstertje, tevens een half open keldervenster om de hoek in de westelijfke zijgevel. Linkergevel met - in omvang herstelde - getoogde vensters; dito inkom in een zwarte bakstenen omlijsting; het voormalig laadluikje in de geveltop werd vervangen door een venster met houten latei, aan weerskanten geflankeerd door een smal venster. De deur in de oostgevel werd gedicht; in de geveltop werd, naar analogie met de westelijke gevel, tussen de twee bestaande vensters een nieuw venster aangebracht. Alle muuropeningen met nieuwe beglazing en dito houtwerk.

Interieur. Voor zover het hedendaags wooncomfort het toeliet, bleef de bestaande 17de eeuwse hoofdindeling (zie hoger) grosso modo behouden, bepaalde 19de-eeuwse toevoegingen in het grondplan werden verwijderd; de XVI-ankerbalkgebinten en de 18de eeuwse dakspanten, met pen- en gatverbindingen en telmerken, bleven bewaard; de meest oostelijie en westelike ankerbalk, beide voorzien van gelijke balksloffen met fraaie profilering en kruisvormige zaagsneden onderaan, hebben vermoedelijk in een vroege fase het woongedeelte (ten oosten) gesierd. De locatie van de trap, me name in de noordelijke zijbeuk van het middengedeelte, bleef dezelfde; de -vermoedelijk gerecupereerde - 17de-eeuwse - balustrade die de vroegere trap sierde, werd verplaatst naar de overloop. In de hal een originele vloer van gebakken rode tegels. Naar oud model gemaakte houten deuren met origineel hang- en sluitwerk uit 18de eeuw en 19de eeuw. Kelder met mogelijk 17de-eeuwse zoldering van gestucte troggewelfjes op houten balken.

Karrenschob. In oorsprong een vakwerkbouw (2de kwart 17de eeuw) onder rieten dak; inwendig was het een grote ongedeelde ruimte met vier ankerbalkgebinten -waarvan heden drie bewaard- waarbij oudere bouwonderdelen werden herbruikt. Vanaf 19de eeuw  stelselmatig versteend, waarschijnlijk steeds in de vorm van herstellingen. Eind 19de eeuw werd de westelijke kopgevel ca. 2 m naar achter verplaatst in de vorm van een stenen wand; aan de zuidzijde werd nog een secreet aangebouwd. Door een functiewijziging later door twee bakstenen muren inwendig opgedeeld in drie ruimten. Daar de uitwendige vormgeving van het pand bij de aanvang van de restauratie weinig monumentwaarde bezat -wanden van verschillend roodbruin baksteenmetselwerk onder een schilddak van golfplaten met kort wolfseind ten westen werd geopteerd het grotendeels in oorspronkelijke stijl te restaureren: zuid-, noord- en oostgevel werden als vakwerkwanden gereconstrueerd, evenals het schilddak met rieten dakbedekking en een nok van graszoden. De westmuur werd gerenoveerd in steen; de oorspronkelijke omtrek van het volume werd gesuggereerd door het westelijk dakschild te verlengen waardoor er aan deze zijde een overdekt terras ontstond.

Interieur. Driebeukige indeling met grotendeels bewaarde ankerbalkgebinten met pen- en gatverbindingen en telmerken. Heden in gebruik als garage.

Stal en schuur. In oorsprong vermoedelijk een vakwerkbouw (tweede kwart 17de eeuw?) die midden 18de eeuw (?) werd versteend. Een -inmiddels gereconstrueerde- lemen wand in de westgevel, stroomlagen in de noord- en zuidgevel alsook het gebinte, de kepers en de gordingen refereren aan deze vroege periodes. In de 19de en 20ste eeuw aanpassingen en verbouwingen o.m. bepaalde muurdelen heropgemetst, potstal gedicht,… Langgestrekt driebeukig volume van zeven traveeën onder schilddak (Vlaamse pannen). Baksteenbouw met verschillend metselwerk; norodgevel met ankers en lisenen. De meeste -weliswaar vernieuwde- vensters en poorten gaan terug op reeds bestaande muuropeningen; andere zijn in functie van de huidige bestemming nieuw ingebracht of werden gedicht o.m. in de zuidgevel. Heden ingericht als ontmoetingscentrum/verbruikzaal.

Sterk gerenoveerd interieur. Aanvankelijk door een scheidingsmuur opgedeeld in een apart schuur- en stalgedeelte met dorsvloer tegen de zuidgevel; heden één open ruimte met nieuw ingebrachte nutsvoorzieningen zoals keuken, kelder, vestiaire en sanitair. Eiken dek- en ankerbalkgebinte met een variante op de stijlenkap, pen- en gatverbindingen en telmerken; de verschillende hoogte van de gebintes duidt nog op de voormalige scheiding tussen schuur en stal; originele gordingen en kepers met nieuwe bebording.

Literatuur

Archieven
Agentschap Onroerend Erfgoed provincie Antwerpen, archief, dossier 247.

Werken
K. Verhaert, De Boeretang te Dessel. Onuitgegeven eindverhandeling, Hoogstraten, 1984.
Walter Van den Branden, Historische nota over de beschermde site “Boeretang” te Dessel. Onuitgegeven nota, s.l., 1988.
R. Glaudemans en R. Gruben, De Boeretang te Dessel. Woonhuis en stal. Onuitgegeven bouwhistorische nota, ’s Hertogenbosch, 1997.
S. De Sadeleer & G. Plomteux, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Arendonk, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16N6, Brussel - Turnhout, 2004.
Dessel in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
Dessel zoals het vroeger was. Bijdragen tot de geschiedenis van Dessel, s.l., 1995.
J. Goots, Geschiedenis van Dessel, s.l., 1971.
R. Knaepen, Mol-Baelen-Desschel 1559-1795. De oude Keizerlijke Vrijheid en haar Voogdijdistrict, Mol, 1982.
H. Holemans & P.J. Lemmens, Molens der Noorder- en Oosterkempen, Nieuwkerken, Ten Bos, 1980, p. 72, 74-75
P.J. Lemmens, "Molenoverzicht uit het Arrondissement Turnhout van 1830 tot heden", Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Randgemeenten, Kwartaalschrift, Borgerhout, Gitschotel Buurschap, Jg. 12, [1964], nr. 3, p. 20.
Info Tom Ooms, huidige bewoner, 13.09.2012.

Overige foto's

<p>Boeretangmolen<br>Beekmolen<br>Slagmolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Boeretangmolen<br>Beekmolen<br>Slagmolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Boeretangmolen<br>Beekmolen<br>Slagmolen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Boeretangmolen<br>Beekmolen<br>Slagmolen</p>

Mechanisme van de oliemolen. Verzameling Ons Molenheem

<p>Boeretangmolen<br>Beekmolen<br>Slagmolen</p>

Mechanisme van de oliemolen. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 7 januari 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens