Molenzorg

Zele, Oost-Vlaanderen


Prentkaart edit. Van den Abbeele, Zele Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Zandbergmolen

Ligging
Zandberg
9240 Zele

kadasterperceel B907 (windmolen)
D906 (rosmolen)


toon op kaart
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen
Gebouwd
14de eeuw / 1605-1608
Verdwenen
ca. 1580, oorlog / 1931 - 17 december, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Zandbergmolen was een houten korenwindmolen op de Zandberg, een vroegere hoger gelegen terrein met de, al dan niet natuurlijke, molenberg en windmolen, op 400 meter ten oosten van de kerk van Zele.

De Zandberg werd in de “Ommelooper ende Terrier ofte Landt ende Caertebouck der prochie van Zele (…)” van 1775 als “Sandberg” gekend. De benaming klimt zelfs op tot de 13de eeuw. De Zandberg als open ruimte werd vooral bepaald door de molen, maar ook gebruikt als jaarmarkt (sinds 1714) en als wedstrijdplaats door de aloude schuttersvereniging St. Sebastiaansgilde die tot 1794 deels eigenaar was van het terrein. Ze plaatsten het schuttersdoel op de top van de hoogste, rechtstaande molenwiek.

De houten korenwindmolen, later ook gekend als de “Zandbergmeulen” werd al vermeld in de 14de eeuw. In de 16de eeuw behoorde deze toe aan Frans Mettepenninghen.

Na de vernieling tijdens de godsdiensttroebelen rond 1580, werd de molen in 1605-1608 herbouwd.

In de 17de eeuw was hij in het bezit van Pieter Raes. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw baatte de familie Cornelis hem uit tot en met 1831, toen deze werd verkocht aan de familie Van Lierde. Zij baatten de graan-, wind- en rosmolen verder uit en moderniseerden deze, tot hij in onbruik geraakte rond de eerste wereldoorlog.

Molenaars in 1781 waren de gebroeders Emanuel en Joseph Emanuel Cornelis. Ze richtten in dat jaar een verzoekschrift aan de Financiële Raad om "continuatie" te bekomen van het octrooi dat vroeger verleend werd voor de korenwindmolen op de Zandberg. Tevens wilden ze deze molen "erplaetsen" op een "zeer naergeleghen plaetse genaemd t'hoflandt". Aan dat laatste werd niet voldaan. 

Eigenaars na 1830:
- tot 1831: familie Cornelis
- mei 1831, verkoop: Van Lierde Jan-Baptist, molenaar te Zele
- 17.03.1870, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Jan-Baptist Van Lierde)
- 23.05.1877, verkoop: Van Lierde-De Clercq Joannes Joseph, molenaar te Zele (notaris Schicks)
- 18.10.1912, erfenis: a) (voor vruchtgebruik) Van Lierde-De Clercq Joannes Joseph, de weduwe, b) (voor 1/2 naakte eigendom) Van Lierde Remi, molenaar te Zele en c) (voor 1/2 naakte eigendom) Van Lierde Jules, molenaar te Zele (overlijden van Joannes Joseph Van Lierde)
- 21.03.1921, erfenis: a) Van Lierde Remi Joseph, molenaar te Zele en b) Van Lierde Juliaan Adolf, molenaar te Zele (overlijden van de weduwe De Clercq van Joannes Van Lierde)

Het onweer van  zondag 18 mei 1890 bracht grote schade toe aan de molen. Een van de wieken slingerde in "duizenden splinters" weg, kwam in de vensters van woonhuizen terecht en verbrijzelde deze. Twee van de teerlingen zijn beschadigd. Een van de zijwanden is geschonden. Binnenin zouden de maalstenen gebarsten zijn. Molenaar Jozef Van Lierde leed een groot verlies, want hij was niet verzekerd. Toch werd de schade hersteld.

In het kader van urbanisatiewerken werd de molen in 1929 onteigend. Op donderdagvoormiddag 17 december 1931 werd de molen gesloopt. Er was geen grote inspanning voor nodig, veel hout was vermolmd. In één van de hoofdbalken was het jaartal 1605 ingekapt. Dat wijst op een heroprichting na de troebelen.

Het voormalige molenaarshuis en de bijhorende hoeve en maalderij bestaan nog in sterk verbouwde toestand. Een gerecupereerde gevelsteen vermeldt de benaming “’t Molenhof”, ter hoogte van de Dr. Victor Van Cauterenstraat nr. 37. Het vroegere molenaarshuis werd eveneens reeds vermeld in de “Ommelooper (…)” van 1775, maar is in kern mogelijk nog ouder.

De Zandberg is momenteel een straatnaam en een groot rechthoekig plein in het centrum van Zele doorsneden door de Aloïs De Beulelaan, begrensd door de Dr. Victor Van Cauterenstraat, de Dendermondebaan en de Dokter Armand Rubbensstraat, heden ingericht als parking. Het nieuwe gemeenschapscentrum aan de Zandberg, gebouwd in 2012-2013, werd "De Wiek" gedoopt, als verwijzing naar de molen als naar iets dat altijd in beweging is.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

De Werkman, 23.05.1890, p. 2, overgenomen in: Land van Aalst, 25.05.1890.
Zele. Verleden zondag is alhier een verschrikkelijk onweêr losgeborsten vergezeld van de vreeselijkste donderslagen die men ooit op Zele heeft gehoord, ’t was als aardbeving, de vlaag was in den vooravond ten haren hoogsten.
Het jammerlijkste van al is de groote schade veroorzaakt aan den windmolen van Jozef Van Lierde, staande op den wijk Zandberg, een der wieken is in duizende splinters weg geslingerd, die in de vensters der aanstaande wooningen te recht kwamen en dezelve verbrijzelden, 2 der teerlingen waarop den molen rust zijn beschadigd, een der zijgevels is geschonden; wat het inwendig betreft deze schade is tot hiertoe nog niet goed gekend, men zegt dat de maalsteenen geborsten zijn. ’t Is zeker dat een der grootste verliezen des molenaars aan Jozef Van Lierde is te beurt gevallen, want hij was niet verzekerd.

De Volksstem, 23.12.1931.
Eeuwenoude molen afgebroken. De windmolen van den Landberg te Zele, die drie eeuwen oud was, is afgebroken. Donderdag 17 December, in den voormiddag, is hij ingestort zonder dar er een groote inspanning toe nodig was. In één der hoofdbalken was het jaartal 1605 ingekapt.

Lieselotte Cowie, "Gebouw wellicht voor zomer open. Gemeenschapscentrum wordt De Wiek gedoopt", Het Nieuwsblad, 04.09.2013.
De bouw van het nieuwe gemeenschapscentrum aan de Zandberg schiet goed op. Foto LCL 
Zele - Het nieuwe gemeenschapscentrum aan de Zandberg zal de naam De Wiek meekrijgen, naar een molen die de jaren dertig op die plek stond.
Veertien suggesties, allemaal met een Zeelse link, werden doorgegeven als potentiële naam voor het nieuwe gemeenschapscentrum dat nog volop wordt gebouwd. ‘We kregen voorstellen zoals Kloddezak, Molenberg, het Zandkasteel en St-Sebastiaan’, vertelt Guido Geerinck, voorzitter van de cultuurraad. ‘Na drie stemrondes werd het uiteindelijk De Wiek.’
Dat voorstel komt van Ivan Vercauteren van mannenkoor De Minnezangers. Op de Zandberg stond lange tijd een zestiende-eeuwse molen, die in de jaren dertig werd afgebroken.
‘Ik ben vertrokken vanuit de locatie en tussen prentkaarten zag ik afbeeldingen van de molen die er vroeger stond. Een korte, krachtige, energieke naam was waar ik naar zocht. Een wiek is altijd in beweging, net zoals de energie die in de Zeelse verenigingen leeft’, legt Vercauteren uit.
‘Bovendien kan die naam niet verkeerd geschreven worden en is die gemakkelijk te visualiseren.’
In De Wiek zullen verenigingen terechtkunnen voor hun evenementen en er zullen ook concerten plaatsvinden.
De bouw van het centrum schiet goed op. ‘We blijven erin geloven dat nog voor de vakantie de opening zal kunnen plaatsvinden’, aldus schepen Guy De Roover (ZDB).
In een volgende fase zal de gemeente een cultuurbeleidscoördinator aanstellen. ‘En we bekijken ook of we een geluid- en lichttechnicus zullen aanwerven.’
De gemeente doet een oproep naar kandidaten voor de vaste adviescommissie van het toekomstige gemeenschapscentrum. ‘We zijn nog op zoek naar individuele kandidaten die niet een Zeelse culturele vereniging zitten’, verduidelijkt De Roover. ‘Zo wordt de adviescommissie gedragen door een breed netwerk.’ Die commissie geeft advies over onder andere de programmatie, de inbreng van de verenigingen en de organisatie.

-----------------------

Volksverhaal: De "verloren zoon" van de molenaar
Uit: Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de Kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.

In het jaar 1663 was de molen, die op den Zandberg staat, bewoond door zekeren Jan Cornelis, een man die er redelijk wel inzat, maar, eenen zoon had, die in het geheel niet deugen wilde, en bezig was met zijnen afgewerkten vader naar het graf te helpen. De oude man was op den molen geboren, had er zijne jeugd, zijnen mannelijken leeftijd versleten en was er grijs geworden. Immer was hij vroolijk van aard geweest en hoe meer de wind de molenzeilen deed zwieren, hoe luider altijd het liedje van den mulder had geklonken. Zijn witgepoeierd aangezicht stond tot eenen aanhoudenden lach gespannen, en niemand was er die hem ooit onvriendelijk had gezien.

Vooral toen zijn zoontje klein was, scheen Jan de gelukkigste mensch der wereld te zijn. Dan droeg hij vaak den kleine mede op den molen en glansde van geluk, toen de  knaap spelende, tusschen de meelzakken tuimelde en er, zoo wit als krijt, van tusschen kwam gekropen, of, vlug als eene kat van den eenen molentrap op den anderen sprong. "Die zal eens mijn troost zijn, wanneer ik moègezwoegd, het werk zal nederleggen," had de mulder gezegd, en moedig werkte hij voort.

De jaren vervlogen, de knaap werd groot, en hoe grooter hij werd, hoe meer de mulder zich teleurgesteld zag in zijne hoop, want de jongen sloeg het slechte pad in. Neen, hij wilde in het geheel niet deugen. De molenaar deed alles wat mogelijk was om hem terug te houden van den afgrond, waarin hij zich dreigde te storten. Eerst handelde hij met zachtheid, later werd hij streng, eindelijk smeekte hij, doch niets baatte: de jonge Cornelis holde voort, immer voort op den weg des verderfs.

Wanneer des nachts elkeen ter ruste lag, en er in gansch de Parochie geen enkel lichtje door de vensterspleten meer pinkte, dan hoorden de lieden van in hun bed, nog dikwijls de beroeste stem van den jongen losbandige, die dronken over de straat waggelde. En dit ergerde de brave dorpelingen. Bij zijne tehuiskomst grepen er dan tooneelen plaats welke den ouden mulder met reuzenstappen naar het graf stootten. Dan handelde de dronkaard als een razende, verbrijzelde soms de vensters, indien men hem niet gauw genoeg binnen liet, wierp stoelen en tafels omverre, en, noch de smekingen zijns grijzen vaders, noch dezes tranen konden den booswicht bewegen zich te beteren.

De liefde, welke de molenaar eertijds zijn kind toedroeg, was allengskens (langzamerhand) veranderd in eene volslagenen onverschilligheid. Hij bezag zijnen zoon niet meer: gansche dagen liepen voorbij zonder dat hij hem een enkel woord toestuurde, maar, hij bemerkte met schrik, dat de verkwistingen van den losbandigaard, hem vreselijk in zijne zaken deden achteruit gaan. Moest dit nog eenige jaren voortduren, dan zou hij den molen, waarop hij geboren was, moeten verkoopen om zijne schulden te voldoen, en de molenaar zou in zijne oude dagen tot den bedelstaf gebracht zijn.

Op eenen winteravond zat de grijsaard in den hoek van den haard te mijmeren aan zijn vervlogen geluk en den langen droom van hoop, welken hij, jaren en jaren, nopens zijnen zoon had gekoesterd. De mulder was in de laatste tijden zeer verouderd: diepe rimpels doorploegden zijn voorhoofd; glansloos was zijn oog en eene immer onvriendelijke uitdrukking lag over zijn gelaat verspreid. De vlammen knetterden in den haard en klommen, in spookachtige vormen, de brede schoorsteenpijp in. Buiten was het een helsch weder; de wind huilde akelig door de schouw en deed deuren en vensterluiken rammelen, en van tijd tot tijd blafte de bandhond op geheimzinnigen toon, als hadde het dier een voorgevoel gehad van den vreeslijken huislijken storm, die andermaal ging opkomen.

Het sloeg langzaam middernacht op de oude huishorlogie. "Het is twaalf ure en hij is nog niet hier" mompelde de grijsaard. Doch, op hetzelfde oogenblik hoorde hij voor de deur, den strompelenden stap van den dronkaard, die tehuis kwam. De oude Cornelis slaakte eenen langen zucht, en de deur ontgrendelende, sprak hij den ontaarden zoon toe: "Alweer zoo laat." "Gaat u dit aan, oude?" bromde de woestaard, "of gaat ge me weêr vervelen met een sermoon (sermoen, preek) te doen. Nu, spaar u de moeite daartoe, want ik heb volstrekt geenen tijd om naar uw gezaag te luisteren, daar mijne gezellen mij wachten in de herberg. Geef mij spoedig geld, want ik heb geene roode duit meer en het is aan mij, te trakteren dezen nacht."

De grijze mulder staarde zijnen zoon roerloos in het aangezicht, en sprak geen woord. "Hoort ge niet?" brulde de dronkaard, "of gelooft ge misschien dat het zoo vermakelijk is, hier te staan drentelen, niemand tot gezelschap hebbende dan eenen ouden knorpot." "Een goed kind is gelukkigst wanneer het zich in gezelschap zijner ouders bevindt," mompelde Jan. "Genoeg! genoeg! vertel mij dit alles eens op eenen nacht dat ik niet kan slapen. Uwe woorden zijn een echt slaapmiddel, maar nu heb ik volstrekt geenen lust om naar bed te gaan. De vrienden wachten mij."

Eensklaps scheen de mulder een vast besluit te nemen, want hij sprak op vasten toon: "Gij krijgt geen geld." "Ik heb geen tijd om langer te wachten," herhaalde de dronkaard. "Te lang reeds heb ik met u geduld gehad," morde de oude Cornelis. "Ik beveel u nu te gaan slapen. Morgen zullen wij elkander beter spreken." En hij vatte den woestaard bij den kraag om hem naar zijne kamer te duwen, doch, deze rukte zich, onder het slaken van eenen wilden kreet, los, hief het rechter been op en gaf zijnen vader zulken geweldigen schop, dat deze achterover tegen den vloer tuimelde. Dan bleef hij eenige oogenblikken onbeweeglijks staan, als ware hij verschrikt geweest over zijne afschuwelijke daad.

Langzaam kroop de ouderling recht: zijn gelaat was bleeker dan dit van eenen doode; in zijne oogen blonk een zonderling vuur en profetisch de handen in de hoogte heffende, sprak hij op dorren toon: "Mijn zoon, het been waarmede gij uwen vader geschopt hebt, zal afrotten." Daarna duwde hij den booswicht, die nog altijd roerloos stond, buiten de deur en grendelde deze laatste vast. Toen ging hij terug naar den haard waar hij ineenzakte en weende als een kind. Buiten was het weder nog even akelig als vroeger; de wind loeide nog gedurig voort en de regen knetterde nog met wilde stortbuiten tegen de vensterluiken.

Waarhenen was de zoon van den molenaar getrokken? Niemand wist het. Niemand had hem sedert dien schrikkelijken nacht nog wedergezien. Ook bekommerde men zich weinig over zijne afwezigheid, want elk was blijde dat die woesteling Zele verlaten had. De oude mulder werkte nog altijd op den molen, maar geen lied ontsnapte meer zijne lippen; nooit sprak hij nog met iemand, wanneer zijne zaken het niet vereischten. Hij was als een doode, die te midden der levenden wandelde.

Vijf jaren snelden alzoo voorbij. Het was een aangename zomeravond. De molenaar zat voor zijne deur, onbeweeglijk als een beeld, in de ruimte te staren. De smart had hevig gewerkt op het gestel van dien man; zijne handen beefden als een riet, wanneer hij ze soms ophief; zijne haren waren sneeuwwit geworden en in zijne oogen was geen het minste leven meer te bespeuren. De lieden van den Zandberg zaten insgelijks voor hunne deuren en koutten (praatten) met elkander, doch dit zag of hoorde Cornelis niet. Sinds lang had hij immers, wanneer het zijne zaken niet gold, afgebroken met de menschen.

Zweefde het beeld van zijnen ontaarden zoon nog immer voor zijn oog? Op dit oogenblik kwam een bedelaar, die op krukken sprong, langzaam op den hof gestrompeld. De ellende, de uiterste ellende moest zich van hem hebben meester gemaakt, want zijn aangezicht was uitgemergeld tot op het gebeente, en slechts verscheurde lompen hingen hem aan het lijf. De oude molenaar sprong op, als door eenen elektrieken slag getroffen. Hij had zijnen zoon erkend. Spoedig echter zette hij zich terug neder en verviel in zijne vorige gevoelloosheid. De bedelaar kwam tot voor hem gehinkt en bleef voor zijnen vader staan, zonder een woord te spreken.

"Wie zijt gij?" vroeg de mulder koud. Dan rolden er overvloedige tranen over de beenderige wangen van den kreupele, en hij sprak. "Vader, erkent gij mij niet? Ik ben uw zoon." "Gij bedriegt u. Ik heb geenen zoon. Ik had er eenen, maar die is over vijf jaren gestorven. Uwe hersens zijn in de war, mensch." "Vader! vader! vergeef mij!" De oude bleef onbeweeglijk zitten. "Van waar komt gij," vroeg hij eindeljik. "Uit Frankrijk vader. Ik heb vijf jaren lang Europa doorlopen; ik heb schelmstukken verricht, in het gevang gezeten, gestolen en gebedeld, soms weelde gehad en soms honger geleden. Nimmer, nooit ben ik echter gelukkig geweest: de wraak des Heeren vervolgde immer den zoon, die zijnen vader had durven schoppen als een verachtelijk dier. - Mijn been verrot vader!..."

"God is rechtvaardig," mompelde de mulder. "Dit kwaad been zal mij naar het graf slepen vader,... en, ik durf niet sterven zonder eerst uwe vergiffenis afgesmeekt te hebben,... neen, ik durf niet verschijnen voor den rechterstoel van den Allerhoogste, zonder mijn geweten van eenen schrikkelijken last gezuiverd te hebben." De wereld bestaat sinds duizenden jaren, en nooit is er een kind welgevaren, dat de hand op zijne ouders dierf leggen" sprak de grijsaard... "Neen, neen, het verwondert mij niet dat uw been afrot. Ik wist van over vijf jaren, dat dit zou gebeurd hebben. Heb ik het u niet gezegd, op dien avond?"

"O, Vader! vader!" snikte de bedelaar, "heb toch medelijden met mij. Het berouw heeft mij voortgetrokken tot voor uwe voeten." En de ongelukkige zonk voor den ouden molenaar neder. "Hierboven leeft er Een, die alles weegt en wikt" ging de grijsaard voort: "Hij die gezegd heeft: Eert vader en moeder." "Vergiffenis, vader!" kermde de kreupele. Jan Cornelis talmde een ogenblik. Het scheen dat er een hevige strijd plaats greep in zijn binnenste: de christelijke liefde, en het vaderlijk hart, tegen den haat. De haat scheen eindelijk overwonnen, want eene traan rolde over zijne wangen en hij sprak:

"Mijn zoon ik vergeef u en hoop dat God u insgelijks zal vergeven. In het huis echter, waar gij uwen vader mishandeldet, kunt gij niet gerust sterven. Die plaats zou u in uw doodsuur het afschuwelijk feit te veel herinneren en u misschien doen wanhopen. Ik zal u in den paardenstal een goed bed doen gereed maken." "Dank! dank, vader!" stamelde de zoon, "nu zal ik gerust de eeuwigheid binnentreden." En vader en kind waren verzoend.

De kreupele werd naar den paardenstal geleid; Priester en Dokter werden geroepen en het ontaard kind kon zich geheel en gansch met God verzoenen. Eenige dagen bleef hij nog in het leven. Het been waarmede hij den ouden mulder had geschopt, verrotte zoodanig dat de heelmeester het moest afzetten. Dit baatte echter nog niet, en de rouwmoedige zondaar stierf, nadat hij wel honderdmalen de vergiffenis had afgesmeekt van zijn vader, die van zijne sponde (bed) niet meer wegging, voor hij de eeuwigheid was ingetreden.

Twee dagen later bromden de doodsklokken over het dorp en de grafmaker groef, in de schaduw der oude kerk, een graf voor den molenaarszoon. Toen elk het doodenveld verlaten, en den doode een laatst vaarwel in het eeuwig leven had toegeworpen, knielde de grijze mulder op de versche aarde, die het lijk van zijn kind bedekte, en de handen ten Hemel opheffende, bad hij: "Heer, ik dank U omdat Gij het verloren schaap tot den schaapstal hebt teruggebracht. Nu ben ik gerust."

En sedert dien tijd werd de Mulder wéer gespraakzaam, soms vroolijk zelfs, en alhoewel hij bij tussschenpoozen vlagen van zwaarmoedigheid had, wanneer hij overdacht dat hij nu gansch alleen in de wereld was, klonk toch nog van tijd tot tijd zijn lied, wanneer de wind de molenzeilen deed ruischen.

Toelichtingen

a. Zegspersoon en optekenaar
De zegspersoon is onbekend. Opgetekend en gepubliceerd in 1883 door Honoré Staes (1857-1923), onderwijzer in de katholieke jongensschool van Zele, medestichter van het Davidsfonds, oprichter van de eerste "boekerij" te Zele en schrijver van talrijke heemkundige en volkskundige boeken. In 2014 werd in de gemeentelijke bibliotheek een tentoonstelling aan hem gewijd.

b. Bron
Honoré Staes, "Schets eener Geschiedenis van de Gemeente Zele", Gent, 1883, p. 208-216, in het hoofdstuk "Zeelsche legenden"

c. Sagenmotief
Overgang sage - legende; parabel van de Verloren Zoon

d. Molengegevens
Houten korenwindmolen, type staakmolen op teerlingen, gelegen op het huidige Zandbergplein. Gebouwd in de 14de eeuw, vernield in de Troebelen rond 1580, herbouwd in 1605-1608, gesloopt op 17 december 1931.

e. Duiding
Het verhaal handelt over molenaar Jan Cornelis op de Zandbergmolen te Zele in 1663. Historisch beschouwd klopt dat gegeven. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw tot in mei 1831 baatte de familie Cornelis deze staakmolen uit. Jan Cornelis had in ieder geval een zoon, maar of die daadwerkelijk weerspannig en verkwistend was, is niet meer te achterhalen.
Het verhaal kan hoe dan ook een historische grondslag hebben, maar is door de optekenaar - een onderwijzer met een groot schrijverstalent - in grote mate bewerkt op inhoudelijk, literair en levensbeschouwelijk gebied.
Het relaas is een kruising van een (profane) sage en een (christelijke) legende en heeft een overtuigende, zelfs pedagogisch getinte geloofsduiding, met elementen uit de parabel van de Verloren Zoon. De ontaarde zoon die één van de tien geboden overtreedt ("eert uw vader en uw moeder") moet boeten voor zijn zonden: het been waarmee hij zijn vader schopte, rot af. Hij krijgt echter vergiffenis en kan dus met een gerust hart sterven en ter hemel varen. De vader-molenaar is streng en diepgelovig, maar toch barmhartig: hij laat in de paardenstal een bed klaarmaken voor zijn bekeerde zoon. Het goddelijk aspect overheerst de menselijke motieven: de zoon keert  terug naar zijn vader om vergiffenis te krijgen, zijn geweten te zuiveren en zich met God te verzoenen. Hij vraagt niet om materiële steun.
Door de publicatie van dit verhaal in een algemeen geschiedenisboek van Zele, geschreven door een gezaghebbende onderwijzer, moet het in het gelovige Zele van 1883 een grote impact gehad hebben

----------

 

Mailbericht Michel Christiaens (Balegem) aan Frans Weemaes (Terneuzen), 02.02.2015

Als trouw lezer van uw "Praatje bij een Vlaams molenplaatje" in "Vlaamse Molens" valt het me op dat er niet dikwijls reacties komen op die bewuste Praatjes. Nu had ik gedacht al eerder iets van me te laten horen in verband met de Zandbergmolen in Zele. De molen waaraan in kleurenfoto's een gedeelte van uw Praatje in het herfstnummer van 2014 was gewijd. Het is me echter helemaal ontschoten en het is pas toen ik in het laatste nummer van Vlaamse Molens het volksverhaal over de verloren zoon van de molenaar van de Zandbergmolen las, dat ik er weer aan dacht u wat te schrijven. Waarschijnlijk heb ik slechts weinig bij te dragen maar ik heb toch enkele onrechtstreekse herinneringen aan die bewuste molen.
U moet weten dat ik in Zele (Oost-Vlaanderen) geboren ben en dat ik voor gans mijn lager onderwijs op de Vrije Jongesschool zat. Die school ligt vlakbij wat in Zele bekend staat als "De Zandberg". Nu heb ik die vermeende "berg" nooit anders gekend dan als een vrij groot, vlak plein. Aan de molen heb ik niet de minste persoonlijke herinnering. Mijn vader zaliger, echter, die in 1912 geboren werd, ging ooit naar dezelfde school en hij wist duidelijk nog wel iets van de molen te vertellen.  De jeugd was, begrijpelijk, altijd te porren om op de "berg" bij de molen te gaan spelen maar de molenaar stond bekend als "ne kwaaie". Iemand waar je moest voor opletten. Ik kan, achteraf bezien, wel begrijpen waarom de molenaar niet was opgezet met dat jonge grut dat zich, onbewust van enig gevaar, al te snel te dicht in de buurt van de maaiende wieken waagde. Geen wonder dus dat hij ze constant wegjoeg. Hij zal er flink zijn werk mee gehad hebben want de Zandberg grenst aan een dichtbevolkte wijk van Zele die bekend stond als "Het Eindeken". In vele opzichten was het ook het einde van een en ander. Het was een volksbuurt met zeer arme en zeer kroostrijke gezinnen. Nog tijdens mijn jeugd waren de bewoners van Het Eindeken vrij gemakkelijk te onderscheiden. Het was een ruw volkje en dat uitte zich in brutaliteit en ongekuiste taal. We spraken allemaal dialect maar die van Het Eindeken wisten daar nog een extra vulgaire toets aan te verlenen. Dat het daar armoe troef was is onder andere te zien in het boek "Door Arm Vlaanderen" van August De Winne. Dat was een journalist van de Franstalige pers die aan het begin van de twintigste eeuw een rondreis door Vlaanderen heeft gemaakt en die daarvan in woord en beeld heeft getuigd. Het moet een schokkende ervaring geweest zijn. Voor mij was één bepaald beeld, een foto, in dat boek alleszins schokkend. De foto toont het interieur van de woning van een thuiswever in Het Eindeken. Ongelooflijk somber, smerig en chaotisch en, om het helemaal af te maken, is in een hoek een wiegje te zien. Het is geen wonder dat die van Het Eindeken dikwijls zeer ruw in mond en inhun gedrag waren. Ze kwamen uit een omgeving waar overleven alles behalve vanzelfsprekend was en dat laat uiteraard weinig ruimte voor verfijning. Het is dan ook nogal ironisch dat de straat die van de Zandberg naar de kerk liep gedoopt werd met de naam "Plezantstraat". Er zal daar maar weinig "plezants" (leuk, geinig) te beleven geweest zijn, stel ik me zo voor. Later werd de straat omgedoopt tot Dokter Armand Rubbensstraat. Zoals ze nu nog heet.
Mijn vader wist over de molenaar van de Zandbergmolen verder nog te zeggen dat die in de molen een buis had geïnstalleerd die aan de buitenkant van de molen uitmondde en die maakte dat hij zich voor het plegen van de kleine boodschap niet van de molen moest verwijderen. Of u daar wijzer van wordt, weet ik niet maar het is alleszins iets wat me is bijgebleven.
De onderwijzer Honoré Staes en zijn boek "Schets ener Gemeente Zele" waaruit Lieven Denewet zijn volksverhaal heeft opgediept zijn me ook bekend. Het is zeer waarschijnlijk zo dat Staes onderwijzer geweest is in dezelfde school als die waar mijn vader en ik ooit leerling zijn geweest. In het bewuste boek komt er nog een familielid ter sprake: Mantje De Wever. Eigenlijk heette de man Emanuel de Varez. Mijn betovergrootvader van moeders zijde. Eigenlijk was hij een Italiaans edelman die om onbekende redenen in ongenade was gevallen en die zich uiteindelijk in Zele had gevestigd. Voor zover ik weet niet in Het Eindeken maar wel in D'Elst. Nog een volkswijk die nu nog bestaat als de Elststraat. Dat heeft echter niets meer te maken met molens.
Alleszins bedankt voor de interessante praatjes over allerlei molens. Het is iets wat ik steeds met genoegen lees.

 

Beste groeten,
Michel Christiaens
Molengids op de Klepmolen in Balegem

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1914. Verzoekschrift door de gebroeders Emanuel en Joseph Emanuel Cornelis om "continuatie" te bekomen van het octrooi dat vroeger verleend werd voor de korenwindmolen op de Zandberg en om deze molen te verplaatsen naar een dichtgelegen perceel genoemd het Hofland, 1781.

Gedrukte bronnen
De Werkman, 23.05.1890, p. 2. (schade door onweer)
Land van Aalst, 25.05.1890 (schade door onweer)

Werken
L. Boone, F. Coene & A. Coucke, "Een huis op de Zandberg. Geschiedenis van een huis en zijn bewoners" (Heem- en Oudheidkundige Kring Zele, Jaarboek Nr. 32, 2001, p. 45-102).
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, 3-4, p. 188-191, 225.
M. Pieters, "Eenen coorenwintmolen ende rosmeulen... genaemt Santbergh Molen te Zele", in: Ons Heem, jg. 46, 1992, 1, Louwmaand, p. 40.
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de Kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.
Lieselotte Cowie, "Gebouw wellicht voor zomer open. Gemeenschapscentrum wordt De Wiek gedoopt", Het Nieuwsblad, 04.09.2013.

Mailberichten
Michel Christiaens (Balegem) aan Frans Weemaes (Terneuzen), 02.02.2015

 

Overige foto's

<p>Zandbergmolen</p>

Prentkaart, edit. De Geest-Heirwegh, Zele (coll. D. Vandenbulcke, Staden)

<p>Zandbergmolen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Zandbergmolen</p>

Prentkaart Nels. Verzameling Ons Molenheem

<p>Zandbergmolen</p>

Prentkaar, edit. De Geest, Zele. Verzameling Ons Molenheem

<p>Zandbergmolen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 13 oktober 2020

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens