Nonnenbosschemolen
Nonnebossenmolen
hoek met Lotegatstraat
200 meter ten zuidoosten
huidige Polygoonbos
rond de kruising van de Zanddreef en de Luizeboomvelddreef
De Nonnebossenmolen was een houten korenwindmolen die toebehoorde aan de Zonnebeekse Nonnenbossenabdij.
De molen stond op ongeveer 200 m ten zuidoosten van de hoek van de Lange Dreve (nr. 16) en de Lotegatstraat, rond de kruising van de huidige Zanddreef en Luizeboomvelddreef in het Polygoonbos. Vroeger vormde deze plaats het grote "Luyseboomvelt’" dat aan de Nonnenbossenabdij toebehoorde.
De vier teerlingen werden in 1949 weer zichtbaar door het spitten, aldus een getuigenis van Gerard Mestdagh (1910-1978), bewoner van de voormalige hoeve ‘t Sperregat (de huidige café-taverne “De Dreve” in de Lange Dreve nr. 16) Ze lagen op een afstand van vijf meter van elkaar. Helaas werd deze vondst niet nader gedocumenteerd met foto's. Mogelijk kan archeologisch onderzoek nog iets opleveren. Thans is deze zone volledig door bos ingenomen.
- Rijksarchief Brugge, "Oorkonden van de abdij van Nonnenbosse te Ieper", nr. 10 (INV 64 - 10). Oorkonde waarin Boudewijn van Constantinopel, graaf van Vlaanderen, aan de abdij een windmolen toestaat. Oorkonde op perkament, voorzien van zegel en conterzegel van Boudewijn van Constantinopel, in witte was, bruin vernist en hangende aan twee repen van perkament, december 1197.
Ego, B[alduuuinus], Flandrie et Hainioe comes notum fieri uolo, tam presentibus quam futuris, quod, pro remedio anime mee, concessi ecclesie de Nemore iuxta Ipram, quoddam molendinum quod uento agitur, in perpetuum possidendum; nec si aliis terre mee molendinis, que similiter uento aguntur, ne molant, ex parte mea inhibitum fuerit, ideo predictum molendinum cessabit. Vt autem hec concessio mea stabilis permaneat, in permetuum, et inconuulsa, presentem paginam feci sigilli mei appensione confirmari et testium subscriptione muniri.
S. G[erardus], prepositus Brugensis et Flandrie cancellarius, S. Castellanus Gandensis, G[erardus] de Gremberga, Ph[ilippus], camerarius.
Actum Ipre in domo mea, anno Domini M°.C°.XCVIJ°. mense decembri.
Origineel op perkament, zegel en conterzegel van Boudewijn van Constantinopel, in witte was, bruin vernist en hangende aan twee repen van perkament.
(Vertaling)
Ik, Boudewijn, graaf van Vlaanderen en van Henegouwen, wil dat zowel aan de tegenwoordigen als aan de toekomstigen bekend worde dat ik, voor mijn zielenheil, aan de Kerk van het Bos [= Nonnebossenabdij], gelegen bij Ieper, een molen heb toegestaan, die door de wind bewogen wordt, ten titel van eeuwigdurend bezit. En indien aan de andere molens van mijn gebied, die op dezelfde wijze door de wind worden bewogen, van mijnentwege zouden verboden worden te malen, zal de voornoemde molen hierdoor niet ophouden [te malen]. Opdat echter deze concessie van mijnentwege voor eeuwig duurzaam en onwankelbaar zou blijven, heb ik het onderhavige stuk laten beveiligen door het ondertekenen van de getuigen.
S. G[erardus], Proost van het kapittel van Sint-Donatiaan te Brugge en Kanselier van Vlaanderen, S. Castellanus [Kastelein] van Gent, G[erardus] van Grimbergen, Ph[ilippe], Kamerling.
Gedaan in Ieper, in mijn verblijf, in het jaar ons Heren 1197, in de maand december.
-----
- Stadsarchief Ieper, Kasselrij Ieper, Reeks 1, nr. 193. Register van criminele zaken voor de heer, f° 155 v°, met molenaar Joos Vander Gracht (33 jaar), 10 november 1541.
Oorconden ghehoort ten versoucke vanden heer(schere) ten laste van Jan Struve den Xden in novembre XVcXLI, p(resen)t Alexander Sproncholf en(de) Ponthus van Rooden, scepen(en)
Joos Vander Gracht oud XXIII jaeren muelnare van Nonnebussche ghehoort gheed ende gexamineert up t Ie ende IIe ar(tic)len, dat hy vanden intenditte anders niet en weet dan dat hy deposant zeide tot Jan Struve ghy zyt altyds in questien jeghens Mailin Termyn het ware betere dat ghylieden ulieder questie al effen steldet daerup den selven Jan zeide mael scuwet my den wech maer ick sal hem wel eens vinden en(de) up al niet meer en weet hy
----
Stadsarchief Ieper, Kasselrij Ieper, Reeks III, nr. 40. Hoofdvonnis schepenen van de "Groote ende Oostvierschaere van Becelaere", 15 maart 1573. Met vijf conterzegels.
Informatie ghehoort den 20en decembre 1571. Present Matthys Vannieuwkerke, Jan Cardoen, Lucas Pauwels ende Guillaume van Schooren, scepenen van Becelaere.
Jacop de Nunckele, oudt 38 jaeren ofte daerontrent deposeert by solemnelen eede hoe hem kennelick es ende oock by rapporte van syne huysvrouwe, alsoo dickens heeft gedaen maelen in de molagie van Jan van Meenen te Becelaere ende sichtent meest inde muelen van Nonnenbussche heeft bevonden ten distincten reyssen dat hy veel beter bescot heeft van meele ende broot gemaelen buuten de molagie van Becelaere, dan hy doet in de voornomde molagie te Becelaere, waeromme hy hem van de molagie van Becelaere vervreemdt heeft, ende elders heeft gedaen maelen, ende breeder gevraecht deporteert hem van ampelder depositie, als breeder niet weetende
---
Stadsarchief Poperinge, nr. 395. 5 februari 1582. De molen van de Nonnebosschen – Renten.
Guido Vandermarliere, "De ruïneuze tijden. De historie van Poperinge - Deel VIII. Van 't jaar 1580 - tot in 't jaar 1585", p. 103.
Mahieu Thoris, coopman in persone voor onderschreven schepenen heeft belooft costeloos te acquicteren ende garanderen Clays Porrent ende Lieven Despanterius, zijne borghe, jeghens den ontfangher van de ghoedynghe vande Nonnebossche, ter cause van pacht vande muelene van ’t voorseide clooster beloopende xij pond grooten sjaers naer bewys vanden pachtbrieff daerinne verbindende iij ghemeten ij lynnen onder ghers ende zaylandt inder Peselhouck in drie paerceelen zoo die gepaelt ende gheabouteert staen naer tebwys van het deelloot onder de comparant wesende omme by ghevalle van beschaedigheyt de zelve geheel of in deele daeraen te verhaelen naer de coustume deser stede
Actum present Willem van Beveren ende Jacques Hix, schepenen
Den vde februari 1582.
--------------------
Over de abdij van Nonnenbosse en de bewaarde oorkonden.
De abdij van Nonnenbossche in Zonnebeke werd vermoedelijk opgericht in 1101. De zusters verhuisden naar Ieper in de 16de eeuw. De abdij werd afgeschaft in 1797. De gebouwen werden vernield in 1914. Het archief van de abdij van Nonnenbossche ging grotendeels verloren. In 1859 verwierf algemeen rijksarchivaris Gaillard de oorkonden, opgenomen in deze inventaris. Ze waren teruggevonden in Wenen. Het nummer 6bis werd later toegevoegd, net zoals de twee oorkonden met blauw nummer, die hier enkel pro memorie worden beschreven. Alle oorkonden zijn in het Latijn en op perkament, tenzij anders vermeld. Deze inventaris werd opgemaakt door Hendrik Callewier op basis van de beschrijvingen van Arnold Preneel, de 19de-eeuwse handgeschreven inventaris en van Hollebeke L., L'Abbaye de Nonnenbossche de l'ordre de Saint Benoît, près d'Ypres 1101-1796. Suivi du cartulaire de cette maison, Brugge, 1865, waarin talrijke oorkonden werden uitgegeven.
Archieven
- Rijksarchief Brugge, "Oorkonden van de abdij van Nonnenbosse te Ieper", nr. 10 (INV 64 - 10). Akte waarin Boudewijn van Constantinopel, graaf van Vlaanderen, aan de abdij een windmolen toestaat, december 1197. Oorkonde op perkament voorzien van zegel en conterzegel van Boudewijn van Constantinopel, in witte was, bruin vernist en hangende aan twee repen van perkament, december 1197.
- Stadsarchief Ieper, Kasselrij Ieper, Reeks 1, nr. 193. Register van criminele zaken voor de heer, f° 155 v°, met molenaar Joos Vander Gracht (23 jaar), 10 november 1541.
- Stadsarchief Ieper, Kasselrij Ieper, Reeks III, nr. 40. Hoofdvonnis schepenen van de "Groote ende Oostvierschaere van Becelaere", 15 maart 1573. Met vijf conterzegels.
- Stadsarchief Poperinge nr. 395. 5 februari 1582. De molen van de Nonnebossen in Zonnebeke - renten.
Gedrukte bronnen
- Sanderus Antonius, "Flandria Illustrata", 2de deel, 1641, p. 344.
- Van Houcke Carolus, "Epistola sive appendix ad origines coenobiorum Benedictinorum in Belgio", Saint-Omer, Franciscus Bellet, 1607 (uitgave van de oorkonde van 1197).
- van Hollebeke Léopold, "'L'Abbaye de Nonnenbossche de l'ordre de Saint Benoît, près d'Ypres, 1101-1796. Suivi du cartulaire de cette maison", Brugge, Vandecasteele-Werbrouck, 1865, nr. XV, p. 72-73 (uitgave van de oorkonde van 1197), p. 123-126 (gerechterlijke uitspraak in het geschil tussen de Zonnebeekse Augustijner- en Nonnebossenabdij, 13 juni 1272).
Werken
- Angillis A., "L'Abbaye de Nonnebossche" in: Annales de la Société d'Emulation, vol. 19, 1867, p. 82-88.
- De Lille K., Hoeveel Molens waren er te Zonnebeke: De Leuridanmolen in: Iepers Kwartier, jg. 30, 1994, p. 28-29.
- Deseyne Alex, "Den Doel (5)", Zonneheem jg. 10, 1981, 4, p. 18-30.
- Deseyne Alex, "Den Doel (Bijvoegsel)", Zonneheem, jg. 11, 1982, 1,p. 9-22.
- Deseyne Alex, "Den Doel (Bijvoegsel 2 - slot)", Zonneheem, jg. 11, 1982, 2, p. 2-15.
- Deseyne Alex, "Den Doel Zonnebeke", Zonnbeke, De Zonnebeekse Heemvrienden, 1993, 95 p.
- Huyghebaert Nicolas-Norbert, "Abbaye de Sainte-Marie à Nonnenbossche", in: Monasticon belge. Tome III. Province de Flandre occidentale, vol. I, Luik, 1960, p. 270-281.
- Pil J., "De Geschiedenis van Zonnebeke 1070-1991", Oostende, 1991.
- Pil Valeer, "Waar lag de Abdij der Nonnenbosschen voor de Geuzentijd", in: Iepers Kwartier, 1965, nr. 1, p. 19-20.
- Theuninck Alfons, "Stond de eerste Europese windmolen te Zonnebeke?" Zonneheem, jg. 3, 1974, nr. 4.
- Theuninck Alfons, "De eerste windmolen te Zonnebeke, Anno Domini MCXCVII", Ons Zonneheem, jg. 26, 1997, nr. 4; jg. 27, 1998, nr. 1 en nr. 2.
- "Uitgebreid beheerplan van het domeinbos Polygoonbos te Zonnebeke-Geluveld". Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement Leefmilieu en Infrastructuur. AMINAL. Afdeling Bos en Groen. Houtvesting Brugge, 2005.
- Vandermarliere Guido, "De ruïneuze tijden. De historie van Poperinge - Deel VIII. Van 't jaar 1580 - tot in 't jaar 1585", p. 103.
- Van Hollebeke Léopold, "L'abbaye de Nonnenbossche de l'ordre de Saint-Benoit, près d'Ypres, 1101-1796, suivi du cartulaire de cette maison", Brugge, Vandecasteele-Werbrouck, 1865.
De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.