Molenechos's Homepage Molenechos.org

Staden, Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Plaatsemolen, Plaatsmolen, Joyes molen
Ligging
Kleine Veldstraat 12
8840 Staden
oostzijde
kadasterperceel A 1470  
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
1766
Verdwenen
1914-19/20 oktober, oorlog
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen, oliemolen
Bescherming
niet,
Database nummer
2535
© Prentkaart uitg. J. Monthaye, Staden (coll. Donald Vandenbulcke, Staden)

Beschrijving / geschiedenis

De Plaatsmolen was een houten korenwindmolen aan de oostzijde van de Kleine Veldstraat, achter de huidige woning nr. 12, op 400 meter ten zuiden van de kerk van Staden.

De driezolder-staakmolen werd opgericht bij octrooi verleend op 1 februari 1766 door de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia aan Joseph Van der Haegen, "meestere peirdesmet". Deze had een verzoek ingediend om in Staden een windmolen op te richten om graan te malen en olie te slaan. De molen zou komen op een stuk eigen stuk grond, groot 1 gemet en 64 roeden, die ten westen grensde aan de toenmalige "Rysseveldstraat", de huidige Kleine Veldstraat, die loopt van de plaats van Staden naar de "Cayaertsberg".

Het was baron Bonaert die het onderzoek de commodo et incommodo leidde. Bij de aanvraag werd een situatieschets gevoegd van het terrein waaop de molen gepland was. Vanuit het Kasselrijbestuur te Ieper werden de regeerder van de parochie aangeschreven om inlichtingen in te winnen en hun oordeel te geven over de noodzakelijkheid van de nieuwe molen. Deze stelden dat de molen niet nodig was, omdat er al genoeg molens in Staden stonden (zie bijlage 1)

Voor het overige werd dezelfde weg gevolgd als bij de aanvraag voor de Stampkotmolen drie jaar later. Binnen de veertien dagen na de afroeping aan de kerk en de aanplakking aan kerk en wethuis, schreven drie personen naar baron Bonaert om hun grieven uiteen te zetten. Het waren de drie Stadense molenaars: Marijn Vandeputte van de Loomolen (die wellicht de meeste concurrentie van de nieuwe molen zou ondervinden wegens de geringe afstand), Pieter de Witte van de Bergmolen en Pieter Mestdagh van de Caeyaertmolen.

Ze herhaalden de stelling van de regeerders van de parochie dat er mlens genoeg waren en maakten grtig allusie op de enquête waarbij heel wat inwoners van Staden betrokken waren en waarbij niemand klachten had in verband met de tijdige bediening van het malen. Ze wezen eveneens op een reële waardevermindering van hun eigen molens. Zelfs waren ze bezorgd voor de  hagen en de velden rond de nieuwe molen, die bijzonder veel schade zouden oplopen door het verkeer van en naar de molen. Waar zij toen nog niet aan dachten, was een som geld uit te trekken om de nieuwe molen te beletten. Drie jaar later zouden ze er wel aan denken in een poging om de uitbreiding van de Stampkotmolen te beletten, zonder resultaat echter.

Zij waren echter de enige "opposanten". Voor baron Bonaert waren al deze grieven weinig gefunderd en hij verwierp hun bezwaren. Hij gaf een gunstig advies voor de bouw van de molen. Keizerin Maria Theresia ondertekende op 1 februari 1766 het octrooi voor de oprichting, en dit onder de gewone voorwaarden. Binnen het jaar moest de molen in werking zijn. Er moest een jaarlijkse belasting ("reconoissance") van zes pond betaald worden aan de Ontvanger van de "Pays rétrocédé" te Ieper van zodra de molen zou draaien en zolang hij zou bestaan. Deze cijns moest dubbel betaald worden in het eerste jaar en bij elke eigendomsoverdracht. De grond en de molen met zijn inrichting werden als waarborg genomen voor die betaling. De molen mocht niet anders dienen dan tot het malen van graan en het slaan van olie.

We zien hem aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1850).

Opeenvolgende eigenaars sinds 1830
- 1834, eigenaar: J. Demonie, koopman te Izegem
- later, eigenaar:  Haesebroucq-Demonie August, de weduwe en kinderen, te Izegem.
- 21.04.1895, erfenis: de kinderen: a) Haesebroucq Marie, b) Haesebroucq Eugénie, c) Haesebroucq Adèle, d) Haesebroucq Fanny (+18.02.1909) en e) Haesebroucq Henri (+04.04.1908) (overlijden van de weduwe van August Haesebroucq)
- 04.09.1911, erfenis: Haessebroucq Eugenia en deelhebbers, begijn te Brugge
- 23.10.1912, erfenis: a) Haessebroucq Emma, kloosterlinge te Charleroi en b) Devos-Haesebroucq Jozef, eigenaar te Brugge

De laatste molenaar was Adolphe-Victor Joye (°07.11.1895 - 23.03.1964, gehuwd met Emma Bossu), vandaar ook zijn naam "Joyes molen".

De molen werd beschoten in de nacht van 19 op 20 oktober 1914 en brandde volledig af. In zijn boek "Staden '14-'18" laat schrijver Paul Billiet, de latere burgemeester van Staden, René Desmedt vertellen over de doodsstrijd van deze molen:
".. Rond 3.30 u. in de morgen stond Joyes molen in brand, ik zie nog duidelijk de hoge wieken branden en de gensters van de brandende molen rondvliegen. Het gehuil en geschreeuw van de strijdende soldaten kwam duidelijk tot mij door. Op dinsdag 20 oktober te 7 u. in de morgen, ga ik naar de dorpsplaats, ik wandel door al de straten, waar ik de wegversperringen nog zie. Gekomen aan Joyes molen, zie ik hoe onder de vernielde molen, hele hopen verbrand graan liggen. Van daaruit was alles zo treurig en pijnlijk om zien..." .

Lieven DENEWET & Donald VANDENBULCKE

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1875 (oprichtingsoctrooi 01.02.1766)

Werken
K. De Ceuninck, "Staden. Eertijds en Hedendaags", 1872.
Paul Billiet, "Staden 1914-1918. De frontstreek Poelkapelle-Langemark-Houthulst", Langemark, 1963.
Paul Billiet, "Staden, het hart van West-Vlaanderen. Bloemlezing van de geschiedenis van Vlaanderen", s.l., 1974;
Jozef Cornette, "Onze oudste windmolens", in: Het Gebied van Staden, 1992, p. 74-88.
Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-U", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2003, p. 46.
Jozef Maes, "Verdwenen molens te Staden", in: De Belgische Molenaar, 22.07.1974.
Donald Vandenbulcke, "De Verdwenen Molens van Staden", Staden, 2010 (onuitgegeven)
Alidor Vangheluwe, "Staden door de Eeuwen heen", (1945).
Jef Ameeuw, "Daar bij die molen.. Verdwenen molens te Staden. Joyes molen / Keiaardemolen", in: Gidsenkring, Mandeldalnummer, dec. 1979.
Donald Vandecandelaere, "Staden. Beelden uit het Verleden", 1987.
Lorthiois Jacques, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (123).

Persberichten
DMH, "Verzamelaar Lucien Dumoulin: "De hele geschiedenis komt uit die kaarten", Het Nieuwsblad, 13-14-15.08.1988, ed. WR, p. 11 (met weergave van prentkaart).
R.H., "Grasduinen in Stadens rijke verleden (10)", Het Nieuwsblad, 12.08.1977 (ed. K.K.K.R.), p. 12.

Elektronische bronnen
http:// www. beeldbankstaden.be (auteur: Donald Vandenbulcke)
http:// www. vandenbulcke-stamboom.be (auteur: Donald Vandenbulcke)

Overige foto's

Plaatsemolen, Plaatsmolen, Joyes molen, Staden, Beschoten en afgebrand, 19 oktober 1914. Grote foto op voorpagina Illustrierter Kriegs-Kurier -  Oorlogskoerier, nr. 32, met onderschrift:  | Database Belgische molens
© Beschoten en afgebrand, 19 oktober 1914. Grote foto op voorpagina Illustrierter Kriegs-Kurier - Oorlogskoerier, nr. 32, met onderschrift: