Molenzorg

Bellem (Aalter), Oost-Vlaanderen


Prentkaart voor 1911. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen De Reu

Ligging
Vaart-Zuid 6
9881 Bellem (Aalter)

zuidzijde
ten O v.d. Museumstraat
1 km NO v.d. kerk
kadasterperceel D9


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1630 / 1792
Verdwenen
1911, sloop
Beschrijving / geschiedenis

Molen De Reu was een houten korenwindmolen aan de zuidzijde van Vaart-Zuid (nr. 6), ten oosten van de Museumstraat, aan het kanaal Brugge-Oostende, nabij de "Goedingen", op 1 kilometer ten noordoosten van de kerk. Het was "den koornwindmeulen van Bellem" uit het Ancien Regime, in het bezit van de opeenvolgende heren van Bellem.

De staakmolen werd in 1630 gebouwd.

De heer  van het Land van de Woestijne had het maalrecht niet alleen binnen zijn heerlijkheid. maar ook daarbuiten, en wel binnen een kring met de straal van een mijl of een uur gaans, rond een staak die stond te Aalter. op de zuidelijke berm van de vaart, ter wijk Oostmolen.

In de denombrementen van het Land van de Woestijne staat er:

"Item zoo behoort den heere toe ter causen van zijnder voorschreven heerlichede. vrije maelderije ende visscherie, waeraf den heere heeft eene staeke staende ter plecken ghenaemt ter Oostmuelene, binnen de voorschreven prochie van Haeltre, up zijn voorschr. heerscip, ende dat niemant binnen eene mijle ommegaens der zelver staeke eenige muelen maeken en magh, noch ma el en anders dan te zijnen muelen, noch voghelen, noch visschen, dan elck in zijn besloten vivers ofte grachten, up zeker boeten ende verbuerten die daer toe staen; het en zij bij den consente van heere ofte van zijnen dienaere, bailliu ofte ontfanghere. Want den heere den stroom ende den wint binnen voorschreven ommeganghe al toebehoort."

In het leenboek van het land van de Woestijne van 1729, staat het relaas geschreven van de oprichting van de mijlstaak, op 25 september 1538, maar hoogst waarschijnlijk gaat het hier om een vernieuwing van die staak. Immers, in een schrijven van een archivaris van Rijsel. daterende van 1745, en dat in de papieren van Mevrouw gravin Karel de Grunne berust, leest men dat er in een denombrement van het Land van de Woestljne, overgegeven door Jan van Gistel in 1365, staat, dat deze heer eigenaar was van drie molens en het recht van maalderij bezat. En deze drie molens zullen wel dezelfde zijn als die. vermeld in de staat van het goed nagelaten door Jacob van Vlaanderen, heer van het Land van de Woestijne, overleden in 1566, te weten: de koornmolen van Aalter, de molen van Knesselare en de molen van Ursel (R.A. Brugge, Aanwinsten, 2874/i).

Uit het volgende blijkt dat de heren van het Land Van de Woestijne hun maalrecht binnen de gezegde kring deden handhaven. In 1630 had de heer van Bellem een molen opgericht dichtbij de brug van Bellem. De heer van het Land van de Woestijne had hem hierover, hetzelfde jaar al, voor de Raad van Vlaanderen gedaagd, omdat die molen binnen de meergezegde kring stond. Van zijn kant sustineerde de heer van Bellem dat hij binnen zijn heerlijkheid van Bellem en Schuurveld stond. In 1745 was dit proces nog hangende, onbeslist, in de Grote Raad te Mechelen. In genoemd jaar 1745 sloten de heer van het Land van de Woestijne en de vrouw van Bellem, aangaande al de tussen hen hangende geschillen, een transactie; nopens de molen van Bellem wordt er daarin bepaald:

"Verklaert de prins van Rumbempré (heer van het Land van de Woestijne) dat de sentencies ten voordeele van den baron van Bellem, door den Raed van Vlaenderen (te Gent) verleend (en waartegen hij in beroep gegaan was te Mechelen) zullen blijven staen en effect sorteren, belovende nietmin de vrouw douairière van Bellem, dat de moderne heer van Bellem, haar minderjarige kleinzoon, en zijn successeurs. geen tweeden molen of andere molens zullen mogen erigeren binnen Bellem, immers binnen eene mijl van de oude mijlstaak te Oostmeulen.
De bestaande molen mocht echter op dezelfde plaats hersteld of herbouwd worden, in geval hij door ongeval van brand. tempeest of anderzins kwam geruïneerd te worden, gedestructeerd of omver gewaaid, of van ouderdom van nieuw opgemaakt moest worden. (Papieren Gravin de Grunne. Transactie geregistreerd door de Schepenen van gedele van Gent).

Ter gelegenheid van zijn proces met de heer van Bellem, liet de Rijngraaf in 1651 een kaart maken van de kring van één mijl rond de staak te Oostmolen (Kaart in het Algemeen Rijksarchief te Brussel). Volgens de tekst die op deze kaart staat, was de Rijngraaf toen in proces nopens de molen van Bellem (zie hiervoren) en nopens die van Hoetsele binnen Zomergem.
Bovendien staan op die kaart aangeduid:
a) het Steenmolenstuk te Aalter, op het einde van de Buntelaarstraat, "daer Maerten van Poucke heeft willen een muelen rechten");
b) het "Bogaertstuck", op het gescheid van Bellem en Zomergem, "daer Jaecques van Haelst een muelen heeft willen rechten").
Ongetwijfeld heeft de heer van het Land van de Woestijne het oprichten van deze twee laatste molens verhinderd en wel. voor wat de eerste betreft, omdat hij rond die tijd (1650) toelating verleend had tot het oprichten van een molen te Hoekestraat, onder Knesselare, amper een halve kilometer westwaarts van het Steenovenstuk.

Op de hierboven vermelde kaart van 1651 staan de volgende molens getekend, binnen de kring van een mijl rond de staak te Oostmolen:

1. Hoekestraat, binnen Knesselare
2. Pietendries, binnen Knesselare
3. Aalter
4. Bellem
5. Hoetsele, binnen Zomergem
6. Ursel
7. Knesselare (Plaetsemolen).

Philibert Sym, heer van Bellem en Schuurveld had in 1629 oorlof verkregen van de Rekenkamer van Rijsel, om molens op te richten in zijn twee heerlijkheden (Archives départementales du Nord, B 1656). In 1630 stemden de Staten van Vlaanderen er in toe dat de koornwindmolen van Bellem opgericht werd op 18 roeden van de zuidelijke berm van de vaart.
Zij lieten bovendien toe dat er aarde van de bermen zou gebruikt worden om de molenberg te maken (R.A. Gent, Staten van Vlaanderen, reg; 553, fol. 207). Over de moeilijkheden die de heer van Bellem nopens deze molen had met de heer van het Land van Woestijne, werd hiervoren reeds gehandeld.

In 1794, bij de bezetting van ons land door de Fransen, werd deze molen nationaal eigendom verklaard.
Hij behoorde toe aan de Vrouw van Bellem, Louisa-Augusta, prinses van Montmorency, gehuwd met Joseph-Marie, prins van Lorraine Vaudemont, een verwant van de koning van Frankrijk, die naar het buitenland uitgeweken was. Het kasteel en gans het domein van Bellem waren toen ook aangeslagen geweest, maar als de tijden keerden was daar nog maar weinig van verkocht en het goed kwam terug aan de oude eigenaars. die het echter in 1808 verkochten aan Jacob-Lieven van Caneghem.
De molen nochtans was toen al verkocht aan Jan-Baptist de Weirt.
De laatste eigenaars van die windmolen waren de kinderen Bruno de Reu, die hem in 1911 lieten afbreken en door een stoommaalderij vervangen.

Frans Rym, baron van Bellem (+1681) had een stichting gedaan om olie te kopen voor de Godslamp in de kerk van Bellem en die stichting was bezet op de molen van dat dorp. Het hedrag ervan beliep in 1834 32 fr. 64 cent., toen B. de Weirt aan de Kerkfabriek een perceel grond afstond, als aflossing van het kapitaal van de stichting.

In de wettelijke passeringen van Bellem is er spraak van een "oliemolen", maar tot nu toe werd nog geen nader bescheid over die molen gevonden (R.A. Gent, Bellem, nr. 18, folio 57).  

Na 1800 bestonden te Bellem slechts twee molens.  Een uittreksel uit het proces-verbaal van afpaling der gemeente, dd. 27 mei 1809, bij het opmaken van het Frans kadaster, vermeldt: «Il y a deux moulins à vent dans la commune.  Ils ne forment qu'une classe.  Ces moulins sont occupés par les propriétaires.  L'expert soussigné estime leur produit égal à ceux de 1e classe de Sommerghem, qui sont évalués en revenu de 360 F, le tiers déduit».

De staakmolen werd in 1792 herbouwd. Daartoe gebeurde op vrijdag 9 december 1791 een aanbesteding in het huis van prins Joseph de Lorraine, baron van Bellem, in de Burgstraat te Gent. In de "Gazette van Gend" van 1 december 1791 vinden we de volgende advertentie: Er wordt meegedeeld vanwege M. Rottier als ontvanger van Z.H. prins Joseph de Lorraine, baron van Bellem etc., dat hij op vrijdag 9 december 1791 te zijnen huize in de Burgstraat te Gent “aen de minst biedende de naeste zal aenbesteden te maeken eenen nieuwen graen-molen, op te rechten binnen de voorzeyde baronnye van Bellem”.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: De Weerdt-Steyaert Jan-Baptiste, zonder beroep te Zomergem
- 1838, verkoop: Steyaert Jan-Baptiste Leon (zoon), molenaar te Bellem (onderhandse akte geregistreerd op 02.07.1838)
- 1847, deling: Steyaert Jan-Baptiste, burgemeester te Bellem (onderhandse akte geregistreerd op 15.04.1847)
- 04.10.1852, verkoop: a) Mortier-Steyaert Lievin (voor 1/2 volle eigendom), koopman te Bellem, b) Steyaert Marie-Thérèse, weduwe De Lange (voor 1/2 naakte eigendom), eigenares te Bellem en c) Goethals Eugenia (voor vruchtgebruik), molenaarster te Bellem (notaris Van Hoorebeke)
- 23.06.1865, erfenis: a) Mortier Rosalie (voor 1/2 volle eigendom), koopvrouw te Avelgem en b) Steyaert Marie-Thérèse (voor 1/2 volle eigendom), zonder beroep te Bellem (overlijden van Eugenie Goethals)
- 10.11.1870, verkoop: De Reu-Van de Velde Bruno, zonder beroep te Aalter en later molenaar te Bellem (notarissen Bouckaert en De Block)
- 17.03.1886, erfenis: en de kinderen (kinderen: a) De Reu Elodie, b) De Reu Emiel, landbouwer te Bellem, c) De Reu Joseph, landbouwer te Bellem, d) De Reu Flore Elvyre, e) De Reu Marie, dienstmeid te Gent  en f) De Reu Alfred, handelaar te Merendree) (overlijden van vrouw Van de Velde)
- 10.10.1902, verkoop: a) De Reu Elodie, b) De Reu Emiel, landbouwer te Bellem, c) De Reu Joseph, landbouwer te Bellem, d) De Reu Flore Elvyre en e) De Reu Marie, dienstmeid te Gent (notaris Maeyens - deel van Alfred De Reu)

De windmolen werd in 1834 ingedeeld in klasse 1, met een kadastraal inkomen vann 266 frank.

Op zaterdagnamiddag 30 augustus 1902 was de koe van molenaar Bruno De Reuaan het grazen rond de molen. Zonder dat men dit merkte, beklom de koe de molenwal, waar zij een slag van een van de wieken kreeg. Deze wiek was een aantal meter ver afgebroken. Na de eerste slag was de koe weer opgesprongen en bekwam een tweede stoot, waardoor ze van de wal afrolde. Toch geraakte ze niet gewond.

De staakmolen werd in 1911 gesloopt. 

Lieven DENEWET, Arthur VERHOUSTRAETE & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Bellem - Aanbesteding van een nieuwe graanwindmolen
Gazette van Gend, 1 december 1791
Er wordt meegedeeld vanwege M. Rottier als ontvanger van Z.H. prins Joseph de Lorraine, baron van Bellem etc., dat hij op vrijdag 9 december 1791 te zijnen huize in de Burgstraat te Gent “aen de minst biedende de naeste zal aenbesteden te maeken eenen nieuwen graen-molen, op te rechten binnen de voorzeyde baronnye van Bellem”.

Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen, 03.09.1902, p. 2.
Een slag van den molen. Zaterdag namiddag was de koe van Bruno De Reu, mulder, aan het grazen rond den molen.
Zonder men het bemerkt had, was de koe op den berg geklommen, waar zij weldra eenen slag van een der wieken kreeg.
De wiek was verscheidene meters ver afgebroken. Bij den eersten slag was de koe weder opgesprongen en bekwam eenen tweeden stoot, waardoor zij den berg afrolde.
Het mag wonder geheeten worden dat het dier niet verpletterd is. Er zal nog geen letsel aan zijn.

Het Getrouwe Maldeghem, 07.09.1902, p. Bellem. Zaterdag namiddag was de koe van Bruno De Reu, mulder, aan het grazen rond den molen. Zonder men het bemerkt bad, was de koe op den berg geklommen, waar zij eenen slag van een der zeilen kreeg. Het was verscheidene meters ver afgebroken. Bij den eersten slag was de koe weder opgesprongen en bekwam eenen tweeden stoot, waardoor zij den berg afrolde. Het mag wonder geheeten worden dat het dier niet verpletterd is. Er zal nog geen letsel aan zijn.

---------------------

Arthur Verhoustraete, "Molen van Bellem", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 2, 1950, p. 48.

Over de oude "koornwindmolen" vann Bellem werd hoger reeds alles gezegd. Deze molen. die op het perceel D 9 stond, werd in 1911 afgebroken.
Rond 1800 werd er op de noordzijde van de vaart, dicht bij de brug, op perceel A 290. een "oliewindmolen" opgericht door Jan-Ferdinand Goethals. Deze houten molen werd in 1855 door...  malen van graan. Er kwam een stoomtuig bij in 1889. De molen, die in 1940 door beschieting beschadigd was, werd afgebroken en het bedrijf werd in een elektrische maalderij veranderd. Tegenwoordige eigenaar: Maurits Goethals.
Andere molens dan bovenstaande twee, hebben er op Bellem niet bestaan.

Arthur Verhoustraete, "Bijdrage tot de geschiedenis van Bellem", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 10, 1959, p.  152-159.
De heer van het Land van de Woestijne had een groot aantal renleplichtige gronden op Bellem liggen. Ook het Schoonbergse was een leen van Woestijne. Bovendien had deze heer het recht van visserij in de Leie (d.i. in de vaart) en het recht van tol op die rivier tol aan de Voorput bij Hansbeke-veer.
Wat voornamer was, hij had hovendien het maalrecht binnen de kring van een mijl rond de "mijlstaak" te Oostmolen. Heel Bellem lag binnen deze kring. Toch had de heer van Bellem, met oorlof van de vorst, in 1630 een molen in Bellcm opgericht. Anderdeels had de heer van Bellem bezittingen in Aalter, waaronder de heerlijkheid van Ekenbeke de belangrijkste was.
Die toestand, het kon niet anders, was oorzaak van veel wrijvingen die aanleiding gaven tot processen die tot het oneindige duurden: de partij die te Gent verloor, voor de Raad in Vlaanderen, ging te Mechelen in beroep bij de Grote Raad. (In het proces nopens de molen was er na honderd jaar nog geen beslissing gevallen!)
Om daaraan te verhelpen gebeurde er in 1747 een transactie tussen de heer van Aalter en die van Bellem en Schuurveld.
Ingevolge daarvan cedeert de eerste aan de tweede alle rechten en preëminenties die hij zou mogen bezitten binnen Bellem en Schuurveld, terwijl de heer van Bellem en Schuurveld cedeert aan de heer van het Land van de Woestijne de heerlijkheid van Ekenbeke en enkele andere lenen en gronden die hij in Aalter bezat. Alle hangende processen worden gedoofd, daarin begrepen dat nopens de tussen Aalter en Bellem betwiste gebieden in het Swilten en bij de Kielvoort. die grotendeels onder de heerlijkheid van de Woeste in Aalter lagen.
Hierdoor kwam de algeheelheid van het grondgebied van de parochie Bellem te liggen onder de heerlijkheid van Bellem en Schuurveld.

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en plannen in handschrift, kaart van één mijl rond de staak van de Oostmolen in Aalter (1651).
Rijksarchief Brugge, Aanwinsten, 2874/I (leenboek van het Land van de Woestijne, 1729)
Papieren Gravin de Grunne. Transactie geregistreerd door de Schepenen van gedele van Gent (1630)
Archives départementales du Nord, Lille, série B (Chambre des Compts), n°  1656 (octrooi voor de oprichting molens in de heerlijkheden Bellem en Schuurveld voor Philibert Sym, heer van Bellem en Schuurveld)
Rijksarchief Gent, Staten van Vlaanderen (toestemming tot oprichting van de molen van Bellem op 18 roeden van de zuidelijke berm van de vaart, 1630)
Rijksarchief Gent, Staten van Vlaanderen, reg. 553, f° 207 (toestemming voor het gebruik van de aarde van de bermen van de Vaart voor de aanleg van de molenwal, 1630).
Rijksarchief Gent, Bellem, nr. 18 (wettelijke passeringen), folio 57 (medling van een "oliemolen" te Bellem)

Gedrukte bronnen
Gazette van Gend, 1 december 1791 (aankondiging van een aanbesteding van een nieuwe graanwindmolen)
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen, 03.09.1902, p. 2 (koe krijgt wiekslag)
't Getrouwe Maldeghem, 07.09.1902 (koe krijgt wiekslag)

Werken
"Meetjeslandse Toponiemen tot 1600". Deel II: Het Houtland - Band 2: Bellem". Bijeengezant door Achiel De Vos en Luc Stockman, verklaard door Magda Devos. Uitgegeven door de Stichting Achiel De Vos, Maldegem, 1992.
Arthur Verhoustraete, "Molens binnen het maalgebied van het Land van de Woestijne", Appeltes van het Meetjesland, jaarboek 2, 1950, p. 32-42.
A. Verhoustraete, "Molens van Bellem", Appeltjes van het Meetjesland, II, 1950, p. 48.
Alfons Ryserhove & Romano Tondat, "Oud-Bellem", Ons Meetjesland, III, 1970, 1.
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Tweede aflevering. De arrondissementen Eeklo en Gent", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962);
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1996.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 3 februari 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens