Sint-Denijs (Zwevegem), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Molen te Rusteleur - II, Molen Verdonckt - II
- Ligging
- Kooigemstraat 69
8554 Sint-Denijs (Zwevegem)
hoek met Wittogstraat
oostzijde
kadasterperceel C814d
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1901, overgebracht uit Sint-Eloois-Winkel
- Verdwenen
- 1918 - oktober, oorlog
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 4819
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De St.-Denijsmolen of Molen te Rusteleur was aanvankelijk een houten korenwindmolen aan de westzijde van de Kooigemstraat (nr. 44), tegenover de Wittogstraat, op 900 meter ten noordwesten van de kerk van Sint-Denijs. Hij stond vlak voor de kapel, op de plaats waar later de herberg De Molendam werd uitgebaat.
De benaming Sint-Denijsmolen in de oudste documenten geeft aan dat hij de oudste molen van het dorp was. In het bezit van de heer van Sint-Denijs was hij tevens de banmolen van het dorp. De benaming "te Rusteleu(r)" stamt van een stuk land, dat vreoger toebehoorde aan het maagschap "de roste leu" of de rosse wolf.
Torie Mulders vermeldt als technische bijzonderheiden dat de "achtermolen zeven voet was en dweers deur van een stuk. Ze was gekend uren in 't ronde voor 't malen van breed vlug tarwemeel".
De molen komt als "Moulin de Roteleux" voor op de militaire Beaurainkaart van 1691, zij het duidelijk op een verkeerde plaats. Deze cartograaf herstelde zijn fout op zijn kaart van 1692, waar hij hem "Moulin de Reusteleur" noemde. Op de Ferrariskaart zien we het bruin symbool van een staakmolen met de benaming "Moulin de St. Genois".
De molen werd in het Landboek van 1769, opgesteld door Jean Baptiste Van Huffel, vermeld als eigendom van de bisschop van Doornik. De molen stond toen op een stuk grond van 4 hectaren, waarop ook een kapel stond. Hij werd trouwens tijdens de Franse tijd als "zwart goed" verkocht.
Al van voor 1834 was hij eigendom van de kinderen Laurent Vandeghinste, molenaars in Sint-Denijs, maar in 1847 stond Pierre Messiaen geregistreerd als de mulder van de Rusteleur. Deze laatste werd geboren in Aalbeke rond 1811 en was gehuwd met Julie Cottenier, eveneens van Aalbeke. Hij had een hele reeks knechten, van wie Piere Verhaest (geboren in Harelbeke rond 1815) als mulder geregistreerd stond. Op 10 oktober 1855 verhuisde Messiaen met zijn hele hebben en houden naar Marke.
Op 15 augustus 1846 werd de Reusteleur door erfenis eigendom van de kinderen Jan-Baptist Seynaeve. In 1857 werd hij gebruikt door twee van die kinderen: Louis Henri Seynaeve en zijn zus Marie Melanie, beide geboren in Sint-Denijs, respectievelijk op 22 februari 1835 en 14 augustus 1838. Tien jaar later was Louis Seynaeve (die niets te maken heeft met de roman "Het verdriet van België" van Hugo Claus) getrouwd met Victorine Buyssens (geboren in Sint-Denijs op 5 januari 1836), met wie hij zes kinderen had. Hij erfde de molen op 19 december 1867. Hij had twee moelnaarsknechten: Emanuel Vanherweghe (geboren in Petegem in 1810) en Clement Perieux (volgens de telling in 1840 geboren in Sint-Denijs, maar in het geboortenregister niet teruggevonden).
Dan kwam er een complete verandering: op 29 november 1880 werd de Rusteleur aangekocht door notaris Leon Victor Masureel en op 28 maart 1889 kwamen twee broers uit Avelgem de molen gebruiken: Jules en Camile Verdonck, alle twee molenaar. Ze werden respectievelijk geboren in Avelgem op 28 juli 1858 en in Otegem op 16 oktober 1860. Op 10 juni 1891 kwam ook Emiel, de tweelingbroer van Jules, uit Avelgem over. Die Emiel stond bekend als strodekker. Einde 1891 was tenslotte nog hun zus Marie Fidelie naar de Rusteleur gekomen, maar Emiel ging terug naar Avelgem op 7 oktober 1894. Van 5 januari 1900 tot 29 november 1902 was er ook een molenaarsknecht: François Vercleyen, geboren in Zegelsem op 11 november 1880, die naar Dadizele verhuisde. Er was mogelijk ook verwantschap met de François Vercleyen van de Stenen Molen in Zwevegem.
Jules Verdonck trouwde op 9 juni 1892 in Sint-Denijs met Sophie Marie Douterlungne (geboren te Kooigem op 21 september 1857).
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Vandeghinste-Dedeurwaerder Laurent, de kinderen
- 12.06.1845, deling: Seynaeve-Vandeghinste Joannes-Baptista, landbouwer te Sint-Denijs (notaris Vandenbulcke)
- 15.08.1846, erfenis: de minderjarige kinderen: a) Seynaeve Louis Henri, b) Seynaeve Marie Melanie, c) Seynaeve Marie Silvie en d) Seynaeve Emile Auguste (overlijden van Joannes Baptista Seynaeve)
- 19.12.1867, deling: Seynaeve Louis, molenaar te Sint-Denijs (notaris Deconinck)
- 29.11.1880, verkoop: Masureel-Galle Leon Victor, notaris te Sint-Denijs (notaris Carette)
- later, efenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Leon Masureel)
- 16.04.1894, verkoop: de weduwe (notaris Verwee); huurder-molenaar: Jules Verdonckt-Doutreluigne
- 30.01.1900, verkoop (van de grond): Byttebier-Voet Modest, aannemer te Sint-Denijs (notaris Coppin - "grond zijnde eenen ouden molenberg").
Op vrijdagnamiddag 22 september 1893 gebeurde een ernstig ongeval. Twee jongens gingen een weddingschap aan van 10 centimen, om tussen de draaiende wieken te lopen, De 10-jarige Joris Broucke werd getroffen en overleed ’s anderendaags aan zijn wonden. De "Gazette van Kortrijk" van 28.09.1893 berichtte hierover: "Vrijdag namiddag is hier een ongeluk gebeurd. Twee jongens gingen eene wedding aan van 10 centiemen, om tusschen de zeilen te loopen van den draaienden molen te Rusteleur, met het beklagensweerdig gevolg, dat de kleine Joris Broucke, oud 10 jaar, getroffen werd en ’s anderendags aan zijne wonden overleed."
De molen genoot van een goede windvang. Met de achtermolen van 7 voet kon breed vlug tarwemeel worden gemalen.
De molen brandde af tijdens een onweersbui op 8 augustus 1899. Alles bleef erin, waarin 98 zakken graan. Niets was verzekerd. De krant "De Gulden Spore, katholijk Zondagblad van Kortrijk" meldde op zondag 13 augustus 1899 onder 'Rolleghem': "In 't eerste gedeelte van den nacht tusschen Zaterdag en Zondag, woedde er een leelijk ongeweerte in het Zuiden van 't Kortrijksche. Het weêrlichte en bliksemde zonder staan, en de donder viel alle oogenblikken. Toen rond elf uren het meeste geweld voorbij was, en de menschen hun hoofd buiten staken, zagen zij ten allen kante branden." En daarop volgde onder "St-Denijs": "Zaterdag gedurende het onweder heeft de bliksem de windmolen, genaamd 'de Molen te St-Denijs', staande langs den steenweg van Coyghem in brand gestoken. De molen was gebruikt door Jules Verdonck en hoorde toe aan Mme Wwe Masureel. Honderd zakken koorn, rogge en haver zijn met den molen vernield gewest. NIets ervan was verzekerd."
De molen laaide als een reuzenfakkel en de vuurpoel werd kilometers ver waargenomen. Hij was inderdaad gelegen op een van de mooiste en hoogste gezichtspunten van Zuid-West-Vlanderen. Die honderd zakken getuigden van het grote cliënteel van de mulder.
Molenaar Jules Verdonckt-Doutreluigne zocht en vond in 1901 de houten Beurtemolen in Sint-Eloois-Winkel en liet hem overbrengen, niet meer op de molendam, maar dichter bij zijn huis aan de overzijde van de Kooigemstraat (nr. 69, kadasterperceel C814d) op de hoek met de Wittogstraat. Op die nieuwe plek was er geen zo'n goede windvang als op de vorige.
Deze staakmolen werd op zijn beurt vernield door de Duitsers bij hun aftocht in oktober 1918. Torie Mulders beschreef de vernieling als volgt: "Ze werd opgeblazen onder aan den zetel, de stake sloeg 't halven door, ze tuimelde op den kop met de houten roede die in den grond priemde. Aan herstel was niet te denken, ze was totaal vernietigd". Op dezelfde dag dynamiteerden de Duitsers ook het Stampkot van Sint-Denijs.
Jules Verdonckt bezat al van voor de eerste wereldoorlog een stoommachine, om de klanten tijdens windloosheid te kunnen bedienen, Na de vernieling van zijn windmolen kon hij dus het maalbedrijf verder uitoefenen. Toch kocht hij in 1921 de houten Moulin de Foresteau in Moustier (Henegouwen) aan en liet hem weer opbouwen op de plaats waar de vroegere molen uit 1902 had gestaan. Hij nam hem voor het eerst op 15 december 1921 weer in gebruik.
Deze nieuwe molen had twee kombuizen, een kleine voor de graankuiser en eenn grote aann de rechterkant van de molenkast voor de builmolen. Dat was niet zo uitzonderlijk, want hij was eveneens gebouwd door molenmaker Cornu uit Mourcourt, net zoals bij de Slavaetsmolen van Sint-Denijs die voorheen in OEudeghien (eveneens in Henegouwen) stond.
Jules Verdonckt overleed op 8 augustus 1926, zijn vrouw was hem al op 23 juni 1919 voorgegaan. Bij de deling van de goederen kwam de molen toe aan de kinderen Anna Maria Verdonckt, landbouwster en Georges Aloïs Verdonckt-Delbaere (akte notaris Verbrugghen, 17.10.1926). Laatstgenoemde werd op 24.12.1928 de enige eigenaar en zou de laatste molenaar worden.
Op 22 oktober 1930 was een kindje van de buren, de kleine Lucien Verschuere - in Sint-Denijs geboren op 6 mei 1928 - aan de aandacht van de volwassenen ontsnapt en de molendam opgelopen. Daar werd het door een wiek gegrepen en was op slag dood. Nog zeer lang bleef dit ongeluk in de herinnering van de ou deren in Sint-Denijs leven.
Georges Verdonck (geboren in Sint-Denijs op 23 au gustus 1900), die vader Jules na diens dood op 8 augustus 1926 opgevolgd had, bleef er molenaar tot in 1933. Georges Verdonck emigreerde na de tweede wereldoorog met heel zijn gezin naar Québec in Canaa.
Tweelingsbroer Emile van Jules Verdonck kwam naderhand bij Jules inwonen. Hij had een houten been, nadat hij als strodekker een ongeluk had voorgehad. Van hem wordt verteld dat hij 's morgens de molen optrok en er voor de rest van de dag bleef. Emile heeft Jules lang overleefd: hij overleed op de Rusteleur op 2 april 1941.
Een andere broer, Camiel Verdonck, stond in 1901 geregistreerd als molenaar en had toen als adres: Kooigemstraat 280. Hij was op 27 juli 1893 in Spiere getrouwd met Marie Silvie Sidonie Callens en had met haar vele kinderen. Hij werkte bij zijn broer Jules op de Rusteleur, daar niet al te ver vandaan. In 1911 woonde hij nog steeds in de Kooigemstraat (nu met huisnummer 302), waar hij van 4 januari 1912 tot 23 januari 1916 Charles Louis Wittevrongel als molenaarsgast had. Bij de vernieling in oktober 1918 was hij molenaar op de Perremolen in Sint-Denijs. Camiel en zijn vrouw verhuisden op 13 oktober 1921 naar Evregnies in Henegouwen.
Georges Verdonck liet de windmolen in 1933 afbreken en vervangen door een mechanische maalderij. Thans staat er een villa.
Zie ook: Sint-Denijs, Molen te Rusteleur - I en III
Sint-Eloois-Winkel, Beurtemolen
Moustier, Moulin de Foresteau
Lieven DENEWET & Jaak BATAILLE
Literatuur
Archieven
Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Sint-Denijs, nr. 56, Landboek van Sint-Denijs (Vlaanderen), 1769, opgemaakt door J.B. Van Huffel.
Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Sint-Denijs, nr. 57, Landboek van Sint-Denijs (Doornikse), 1779, opgemaakt door J.B. Van Huffel.
Werken
Jaak Bataille, Hubert Demeulenaere, Stefaan Vroman & Jan Deloof, "Onze molens nu en toen. Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem", Zwevegem, 1994.
Torie Mulders (pseudoniem van Hector Vindevogel), "De windmolens tussen Schelde en Leie", in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107 (87-88).
Valère Ovaere, "Sint-Denijs vroeger en nu", 1973.
Valère Ovaere, "Sint-Denijs in oude prentkaarten", Zaltbommel, 1972;
G. Pottie, "Over oude molens" [Moen - St.-Denijs - Helkijn - Heule], in: Verslagen en Mededelingen van de Leiegouw, Sint-Michiels, jg. 9, 1967, p. 143-147.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-U, Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2003.