Schepdaal (Dilbeek), Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Naam
- Vonkhoutmolen, Vonkaertmolen
- Ligging
- Schapenbaan
1703 Schepdaal (Dilbeek)
Goudveerdegem
grens Schepdaal-Wambeek
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Gebouwd
- 1853 / 1872
- Verdwenen
- 1872, omgewaaid / 1934, ontmanteld / 1937, omgetrokken
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2840
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Vonkaertmolen of Vonkhoutmolen was een houten korenwindmolen in de Schapenstraat in Goudveerdegem te Schepdaal, nabij de grens met Wambeek. De volksmond sprak zelfs over de molen van Wambeek, omdat de molenaar op Wambeek woonde.
Het verhaal van de Vonkaertmolen is niet dat van een uitzondelijke molen, maar tekent ons boven alles de onverzettelijke molenaar die vecht tegen de grillen van een harde voorbestemming. Wij zullen trachten die harde geschiedenis van de Vonkaertmolen nader toe te lichten.
De voorgeschiedenis.
Bijna tweehonderd jaar geleden leefde er te Goudveerdegem onder Schepdaal, een lustige vrijgezel, Hendricus Vander Poorten genaamd. In zijn hoge leeftijd genoot oom Henri er van een aangename oude dag bij Katherina De Roock, gehuwd met Petrus Van Cutsem. Op 7 februari 1848 vertrok “de bejaerden jongeman” en rustend landbouwer naar notaris J.B. Velghe om er zijn uitgebreid testament te dicteren. Uit dank voor de goede verzorging gaf hij al zijn bezittingen aan Franciscus De Roock en aan Katharina De Roock, echtgenote van Petrus Van Cutsem (1).
Oom Henri overleed nog geen twee jaar later op 4 januari 1850. Tot de goederen die mevrouw Van Cutsem erfde, behoorde o.a. een stuk grond “één en vijftig aren en elf centiaren, gekend op het kadaster wijk B nr. 217, gelegen op het Poeleveld onder Schepdaal, en palende noord aan het gescheer van Schepdael met Wambele, oost den Schapenweg, zuid Petrus Tielemans en de kerk of de armen van St.-Mertens-Lennik, en ten westen De Bondt".
Hij had slechts op 13 augustus 1844 deze landbouwgrond gekocht van een zekere Hendricus Benedictus De Voghel, wonende te Ath (2).
De vruchtbare kouter was prachtig gelegen aan de scheidingslijn van beide hogergenoemde dorpen, op één der hoogstgelegen punten van de Schapenbaan en hij was uitermate geschikt voor het oprichten van een krachtige windreus.
De oprichting
Wanneer Henricus Vander Poorten in 1844 de hogervermelde grond aankocht, was hij reeds een tachtigjarige bejaarde. Het lijdt dan ook niet de minste twijfel dat de aankoop gebeurde op aandringen van Petrus Van Cutsem die het vooruitzicht had op dit uitgelezen terrein een windmolen op te richten.
Petrus Van Cutsem was de zoon van Judocus en Joanna Catharina Van der Meynsbrugghe, geboren te St.-Martens-Lennik op 21 november 1798. Hij huwde op 9 december 1830 met Katharina De Roock, de dochter van Petrus en Anna Maria Vander Poorten, geboren te St.-Martens-Lennik op 21 januari 1799 (3). Uit voornoemde huwelijk werden geboren (4): Petrus Josephus (° Schepdaal 25 januari 1831) en Antonetta (° Schepdaal 5 oktober 1836).
Bejaarde mensen in Schepdaal hebben nog horen vertellen dat er zich bij het oprichten van de molen een dodelijk ongeval heeft voorgedaan. Petrus Josephus werd toen blijkbaar ernstig gewond en overleed kort nadien. Wij kunnen dit verhaal noch bevestigen, noch ontkennen. Niettemin stellen we vast dat in 1853 de werken aan de molen begonnen waren en dat Petrus Josephus op 22 februari 1853 is overleden (5). De vrienden deden de aangifte van het overlijden op het gemeentehuis: één van hen heette Ch. Van Lierde …
Met gebroken hart zag het gezin Van Cutsem-De Roock zijn toekomst in rook opgaan. Een onvergelijkbaar molensprookje was een akelige nachtmerrie geworden en vader Petrus besloot spoedig de vervloekte molen van de hand te doen.
De verkoop van 12 augustus 1857
Op 11 augustus 1857, om 5 uur in de namiddag was de woning van Sieur Jan Baptist De Klerk volgestroomd. Deze herberg vormde toen het decor voor de inmijning der verkoop van Vonkaertmolen. Genoemde verkoop “welke was aengekondigd geworden bij plakkaerten en bij instellingen ter Nieuwsbladeren te Brussel” genoot een ruime belangstelling. In de de verkoopsvoorwaarden lezen wij o.a. (6):
- de verkoop geschiedt aan de meestbiedende en “laetsten hooger” in frank, in twee of meer zitdagen bij afdaling of opbod, en met winst van “palmslag of hoogen”;
- hij die het te verkoopen goed zal inmijnen of den laetstvoorafgaenden verhooger blijven, zal voor palmslag genieten tien frank en het vermogen hebben van voor alle anderen te stellen zoveel hoogen als hij goevinden zal;
- de molen verzekerd zijnde tegen brandgevaar; zal den kooper verplicht zijn deze verzekering aen te houden en haere voortzetting te vervolgen.
Het goed werd nu als volgt omschreven: “een graen-windmolen in hout, hebbende drij koppelen Steenen, met al de draeyende en roerende Werken en verdere afhangentheden, immer met den grond waerop den molen zich bevindt en die daeraen gelegen is”.
Daar ook diverse onbekende lieden op de inmijning verschenen, had zich een bitsige en gespannen sfeer van de kooplustigen meester gemaakt. Na niet minder dan honderdvijfentwintig “hoogen” werd de Vonkaertmolen ingemijnd op 10.000 F ten voordele van een niet bekende “Sieur Petrus De Smet, pachter en winkelier woonende te Aelst aen de Gentsche poort”. Vervolgens werd de definitieve verkoop vastgesteld op de volgende dinsdag om 3 uur in de namiddag.
De instrumenterende notaris J.B. Velghe, de verkoper Petrus Van Cutsem en de vreemde winkelier uit Aalst, Petrus De Smet, hebben na de inmijning in de herberg van Sieur De Klerk nog een lekker glaasje geledigd. Ongetwijfeld werd er tussen pot en pint nog heel wat nagekaart. De verkoper was met het bedrag van de inmijning wel gevleid, maar stelde dat op de definitieve zitting minstens 12.000 F zou geboden worden. Tenslotte wierp de onbekende winkelier uit Aalst zijn vermomming af en maakte hij zijn ware identiteit bekend: Petrus De Smet, de mulder van Klapscheutmolen te Wambeek. Iedereen stond als aan de grond genageld.
Op 12 augustus 1857 verschenen ten huize van de verkopers (7) voornoemde notaris, de aangezochte getuigen Jan-Baptist De Klerk en Jan-Baptist Van Laethem, en koper De Smet. De verkoop geschiedde voor de som van 12.000 F aan “den eersamen Petrus Josephus De Smet, maelder en landbouwer, woonende te Klapscheut onder Wambeke, hier tegenwoordig en aenveerdende zoo voor hem als ten behoeve zijner echtgenoote Maria Theresia Vrancx”.
Op het ogenblik dat de nieuwe eigenaar de molen van het Poeleveld aankocht, was hij reeds een ervaren molenaar. Petrus De Smet was de zoon van Petrus Johannes en Maria Catharina Fonteyn. Hij werd geboren in Denderwindeke op 27 juli 1811 en leerde er het molenaarsvak van zijn ouders. Hij huwde op 5 september 1838 te Vollezele met Maria Thereria Vrancx, de dochter van Johannes Franciscus, mulder, en Maria Catharina Pardaens, aldaar geboren op 31 mei 1805 (8). De eerste jaren van zijn huwelijk bleef Petrus Josephus de molenaar spelen bij zijn ouders in Denderwindeke en het vrouwtje Maria bleef inwonen bij haar ouders in Vollezele. Uit het huwelijk sproten twee kinderen: Maria Catherina (die huwde met Petrus De Troch) en Stephania.
Petrus Josephus kwam naar Wambeek wonen om er het rad draaiende te houden van de eeuwenoude watermolen te Klapscheut. Wanneer hij op Vonkaertmolen verscheen, was hij reeds 46 jaar. Nietemin stellen wij vast dat in 1860 het bebouwd kadastraal inkomen van de molen nog altijd 19 F bedroeg (9) en dat hierin slechts in 1864 verandering kwam. Vanaf 1866 was ook het molenhuis belastbaar (10). Uit het voorgaande kan men besluiten dat Vonkaertmolen omstreeks 1864 in volledig bedrijf was.
Ondertussen was het duidelijk geworden dat de gezondheid van Petrus Josephus De Smet zorgen baarde; hij overleed op 30 mei 1869 in de leeftijd van 58 jaar. Zijn echtgenote Maria Theresia Vrancx overleefde hem ruim tien jaar; zij overleed te Wambeek op 29 februari 1880.
De molen van Maria Catharina De Smet
Reeds door de mutatie van 1862 hadden de ouders de verdeling tussen hun beide kinderen geregeld (11). De oude “jonge dochter” Stephania verzaakte na de dood van haar ouders deels aan hun nalatenschap ten voordele van haar zuster Maria Catharina. Tenslotte viel aan laatstgenoemde de volledige erfenis toe wanneer Stephania op 16 november 1894 overleed (12).
Maria Catharina De Smet was geboren te Vollezele op 30 augustus 1839. Zij huwde te Wambeek op 5 mei 1859 met Petrus De Troch, aldaar geboren op 16 april 1830, molenaar, als zoon van Josephus Petrus en Maria Anna Van Cutsem. Uit voornoemde huwelijk werden geboren, allen te Wanbeek (13):
1, Petrus Josephus, 09.12.1860, huwde met M.P. De Smet;
2. Leontina, 24.02.1862;
3. Stephania, 01.02.1864, overleed op vierjarige leeftijd;
4. Maria Theresia, 01.02.1866;
5. Petronella Seraphina, 20.11.1867;
6. Lucia Stephania, 20.07.1869;
7. Hortensia Carolina, 22.10.1870 en reeds in 1873 overleden;
8. Maria Alfonsina, 05.06.1872 en reeds na 3 maanden overleden;
9. Maria Ludovica, 25.09.1873;
10. Maria Hortensia, 06.02.1876 en in 1877 reeds overleden;
11. Maria Egundina, 08.05.1877, huwde met Desiré Rooselaers;
12. Gustaaf, 26.11.1878, huwde met Maria Pelagie Van Cauter;
13. Maria Marcellina, 07.05.1880, na enkele maanden overleden;
14. Maria Carolina Celina, 15.05.1885 en in 1894 overleden.
Maria Catharina De Smet overleed te Wambeek op 1 juni 1916. Haar man Petrus De Troch overleed te Wambeek op 18 mei 1886 in de leeftijd van 56 jaar aan de gevolgen van een ernstige longontsteking.
Een ongeval, de vernieling en de heroprichting
In de periode 1857 tot 1899 vielen evenwel ook minder aangename gebeurtenissen te vermelden. Kort na de aankoop door Petrus Josephus De Smet deed zich een droevig voorval voor. Wij citeren: (14)“De molen werd eerst bediend door Zeger Timmermans, maaldersgast van de molen van Klapscheut, die in het huis van “Marie van de Paus” woonde. Op zekere dag stond Zeger boven op de steenkuip met een zak graan op zijn schouders, gereed om te gieten. De vermolmde plank begaf echter en hij werd door de draaiende steen meegesleurd. Hij werd enkele uren later door de klanten aangetroffen.”
In 1872 werd de molen tijdens een zware storm van de teerlingen geworpen. De volksmond sprak over de verbliksemde molen waardoor de benaming vonkhout of vonkaert (hout dat gevonk heeft) ontstond. Maar in hetzelfde jaar werd de schade hersteld en draaide de stoere Vonkaertmolen opnieuw (15).
De liefde van een onstuimige dertiger
Wanneer de weduwe Maria Catharina De Smet de leeftijd van zestig jaar bereikte, besloot zij tot de verkoop van haar “verbliksemde” molen. Een verloofde jongeman, Gaudefridus Daumerie, aanvaardde de koop op 14 oktober 1899 voor een bedrag van 10.000 F. De aankoop gebeurde in het vooruitzicht van zijn aanstaande huwelijk met juffrouw Maria Cooman, landbouwster wonende te Bekkerzeel. Wij weten niet waarom Cupido het verloofde koppel zo plots uit mekaar trok; op de dag dat de notariële akte werd verleden voor meester F. Velghe, waren de scherven al niet meer te lijmen (16).
Gaudefridus Daumerie werd geboren te St.-Martens-Bodegem op 20 april 1866. Hij was de zoon van Guilielmus en van Maria Josepha Van Roy (17). Zijn moeder stamde uit het bekende molenaarsgeslacht Van Roy, dat ook de watermolen van de Ploter te St.-Katherina-Lombeek in zijn bezit had (18). De verbitterde dertiger kon zonder molenvrouwtje zijn droom niet waarmaken en slechts één jaar later kwam de molen opnieuw onder de hamer. Gaudefridus verliet Schepdaal om naar Bekkerzeel te gaan wonen.
De passie van een oude man
August Van Vaerenbergh, geboren in 1832, werd op 69-jarige leeftijd de nieuwe eigenaar. Hij nam op 22 januari 1901 al de verplichtingen van Gaudefridus over. Hij betaalde aan laatstgenoemde de som van 7.000 F en nam te zijnen laste “eene schuldvordering van drij duizend franken waarmede het verkochte goed bezwaard is, intrest vier ten honderd ’s jaars, verschuldigd aan Maria Catharina De Smet, weduwe van Petrus De Troch (19).”
Wanneer onze landbouwer, wonende te Erembodegem, op de molen verscheen, was hij reeds weduwnaar van Maria Petronella Ghijsens (20), overleden te Erembodegem op 23 augustus 1897. Zijn hoge leeftijd liet ook nu vermoeden dat het vertelsel van korte duur zou zijn en zes jaar later werd de molen opnieuw verkocht.
Remi Arijs, de laatste molenaar
In 1907 veranderde de Vonkaertmolen voor de zesde – en laatste maal – van eigenaar. Ook nu lokte de openbare verkoop heel wat belangstellenden, maar zoals wel meer het geval was, heel wat meer kijkers dan kopers! De herberg van Jean Van Cauter, onder Schepdaal, vormde nu de scene voor de inmijning van de vermelde windreus. Op die dag, 28 augustus 1907, had zich een opgewonden sfeer van het anders zo lustige estaminet meester gemaakt. Na vijftig “hoogen” wees notaris Firmin Velghe het te koop geboden goed toe aan Remi Arijs voor het inmijningsbedrag van 7.200 frank. Veertien dagen later werd de molen opnieuw opgeroepen, maar niemand verscheen nog om het bedrag der inmijning te verhogen. Zo voltrok zich opnieuw veertien dagen later, op 25 september 1907, de uiteindelijke toewijzing van de reeds lang verwaarloosde windmolen ten voordele van “den eersamen Remi Arijs, landbouwer woonende te Wambeke, hier tegenwoordig en aan veerdende mits de som van zeven duizend zevenhonderd en tien frank, palmslag en hoogen begrepen, en boven de lasten der toewijzing. De verkooper erkent dadelijk dat de kooper zijnen koopsom met aankleven heeft betaald (21).”
Remi was reeds een gerijpte dertiger wanneer hij op de Vonkaertmolen verscheen en tevens was hij iemand die van aanpakken wist. Vrolijk suisden de draaiende wieken boven de graanvelden van het rustige Goudveerdegem. De molenaar van Klapscheut keek met één oog argwanend naar zijn nieuwe concurrent die hij minachtend “den boer van den windmolen” noemde.
Omstreeks 1925 werden er twee roeden vervangen. Pierre Van De Voorde, vrachtvoerder, reisde met paard en kar naar de fabriek van stalen molenroeden te Ruddervoorde (22) Deze Verhaegheroeden verminderden aanzienlijk de kans op roedebreuk (23). Het waren de molenmakers uit Vollezele, de gebroeders De Martelaere, die de 23,5 m lange roeden in de askop monteerden (24).
Maar nieuwe wieken deden het ongure tij niet keren. De meeste klanten vertrokken stilaan naar moderne maalderijen. Enkelen bleven de Vonkaertmolen trouw, zoals R. Van Der Elst, Th. Vandersteen, L. Mertens, J. Walckiers, pachthof De Voghel, pachthof Plas, het pachthof Verheyden, pachthof Walravens en andere. Daarenboven zag geen van de twee zonen nog enige toekomst in vaders versleten en ouderwetse molen …
In de warme zomer van 1934 bewonderden de gebroeders De Martelaere de laatste maal het wijde landschap dat zich aan de voet van het Poeleveld openrolde. De zes molenstenen werden weggenomen (enkele ervan werden verkocht aan de mulder van Teralfene), de molentrap werd afgebroken, het versnelde proces van de ondergang was ingeluid … (25) Kort daarop ging de Vonkaertmolen gevaarlijk overhellen en vormde een bedreiging voor het molenhuis, het baalkot en de oven. Met twee paarden werd de oude molen van de lage teerlingen getrokken en met een doffe slag viel hij kreunend neer …
De laatste molenaar, Remi Arijs, was de zoon van Ludovicus en van Joanna Van Den Branden. Hij werd geboren te Wambeek op 25 maar 1877 en huwde te Schepdaal op 26 februari 1908 met Maria Wellemans, de dochter van Joannes en Petronella De Dobbeleer. Maria werd te Schepdaal geboren op 10 januari 1872. Uit het huwelijk sproten twee kinderen: Jan, geboren te Schepdaal op 21.02.1909 die huwde met Maria Elisabeth De Wolf en Louis, geboren te Schepdaal op 27 juni 1910 die huwde met Malvina Van Belle.
Remi Arijs overleed te Wambeek op 6 juni 1938. Zijn echtgenote overleed te Wambeek reeds het jaar nadien, op 27 oktober 1939.
Enkele technische gegevens over de Vonkaertmolen
Het was een standaardmolen met twee zolders en mansardekap, waarbij de ijzeren kruisplaten rustten op vier laaggemetselde teerlingen die met arduin waren afgedekt.
De steenzolder (bovenste zolder) droeg drie steenkoppels op één lijn onder de as, wat zowel door de iconografie (de zogenaamde “buik” op de windweeg) als door de notarisakten wordt bevestigd. Deze koppels konden niet gelijktijdig werken. De molen had een lage overbrengingsverhouding.
Er was een houten balkon over de gehele breedte van de voorweeg en een leuning aan beide zijden van de trap. De extrabalk onder het gedeelte van de staart tussen de kast en de trap, moest het doorzakken van de staart (een klassieke kwaal) voorkomen.
Een bijzonder woord van dank gaat naar dhr. Jan Arijs die ons bij deze studie behulpzaam was en vaders verdwenen Vonkaertmolen niet kan vergeten.
H.J. HERPELINCK, Ternat
(1) Algemeen Rijksarchief Brussel (A.R.), Notariaat van Brabant, nr. 36053. Meester J.B. Velghe, Rep. nr. 17. Testament van 7 februari 1848.
(2) A.R. Notariaat van Brabant, Aankoopsakte van 13 augustus 1844 van Meester Abrasart, verblijvende te St.-Martens-Lennik.
(3) Gemeentearchief Dilbeek, Deelgemeente Schepdaal, Huwelijksovereenkomsten, 1830
(4) Gemeentearchief Dilbeek, Deelgemeente Schepdaal, Geboorten, anno 1831 & 1836.
(5) G.A. Dilbeek, Deelgemeente Schepdaal, Akten van overlijden, 1853.
(6) A.R. Notariaat van Brabant, nr. 36062. Meester J.B. Velghe, Rep. nr. 86 anno 1857.
(7) A.R. Notariaat van Brabant, nr. 36062. Meester J.B. Velghe, Rep. nr. 89 Verkoopakte van 12 augustus 1857.
(8) G.A. Galmaarden, Deelgemeente Vollezele, Huwelijksovereenkomsten, 1838.
(9) Plan van het kadaster, opgesteld door P.C. Popp, 1860.
(10) Algemeen archief van het kadaster te Brussel.
(11) Idem.
(12) Stephania De Smet wordt vermeld in en akte van 1899 die later wordt besproken.
(13) De genealogie van de Wambeekse familie De Troch danken wij aan dhr. L. De Vissher, die ons zijn gegevens afstond.
(14) J. De Troch, Onuitgegeven familiegeschiedenis.
(15) M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant (Brussel, 1961) p. 101.
(16) F. Velghe, Rep. nr. 290, Verkoopakte van 14 oktober 1899.
(17) G.A. Dilbeek, Deelgemeente St.-Martens-Bodegem, Geboorteregister, 1866.
(18) De watermolen van de Ploter te St.-Karherina-Lombeek was omstreeks de eeuwwisseling in het bezit van de familie Van Roy-Kesters.
(19) Meester F. Velghe, Rep. nr. 30, Verkoopakte van 22 januari 1901. (Notaris Van Den Haute, te St.-Martens-Lennik, bewaarder der minuten).
(20) Stadsarchief Aalst, Deelgemeente Erembodegem, Akten van overlijden, 1897.
(21) Meester F. Velghe, Verkoopakte van 25 september 1907: Uiteindelijke toewijzing ten aanzoeke van A. Van Vaerenbergh in voordele van Mr. Remi Arijs.
(22) Getuigenis van Jan Arijs, zoon van maalder Remi Arijs. De molenroedenfabriek Verhaeghe uit Ruddervoorde kon ons hieromtrent geen nadere bijzonderheden mededelen. Dat er twee roeden vernieuwd werden, is ook op de iconografie duidelijk te zien.
(23) Zie: F.D.M. Weemaes, I.J. De Kramer en L. Goeminne. De ontwikkeling van de ijzeren en stalen molenroeden in Nederland en België …, Molenecho’s, XII, 1984, 3.
(24) De gebroeders Edmond, Emile en Gustaaf De Martelaere waren de molenmakers die hier bedrijvig waren tussen de beide wereldoorlogen.
(25) Algemeen archief van het kadaster te Brussel.
Samenvatting
Deze molen werd aan de Schapenbaan te Wambeek / Schepdaal opgericht door Petrus van Cutsem. Waarschijnlijk kwam zijn zoon om het leven bij de opbouw ervan in 1853, waardoor de ‘vervloekte’ molen verkocht werd. In 1857 wist Petrus Josephus De Smet – ook reeds in het bezit van de Klapscheutmolen – de windmolen te kopen.
In 1872 werd de molen tijdens een zware storm van de teerlingen geworpen. De volksmond sprak over ‘de verbliksemde molen', waardoor de benaming vonkhout of vonkaert (hout dat gevonkt heeft) ontstond. Maar in datzelfde jaar werd de Vonkaertmolen voor de zesde – en laatste maal – van eigenaar. De gedreven Remi Arijs werd de trotse bezitter. Omstreeks 1925 werden er nog twee roeden vervangen, maar op dat moment vertrokken de meeste klanten reeds naar moderne maalderijen. In 1934 begon de molen gevaarlijk over te hellen en werd door twee paarden omvergehaald.
H.J. HERPELINCK, Ternat
Literatuur
Archiefbronnen
Algemeen Rijksarchief Brussel, Notariaat van Brabant, nr. 36053. Meester J.B. Velghe, Rep. nr. 17. Testament van 7 februari 1848.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Notariaat van Brabant, Aankoopsakte van 13 augustus 1844 van Meester Abrasart, verblijvende te St.-Martens-Lennik.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Notariaat van Brabant, nr. 36062. Meester J.B. Velghe, Rep. nr. 86 anno 1857.
Algemeen Rijksarchier Brussel, Notariaat van Brabant, nr. 36062. Meester J.B. Velghe, Rep. nr. 89 Verkoopakte van 12 augustus 1857.
Gemeentearchief Dilbeek, Deelgemeente Schepdaal, Huwelijksovereenkomsten, 1830
Gemeentearchief Dilbeek, Deelgemeente Schepdaal, Geboorten, anno 1831 & 1836.
Gemeentearchief Dilbeek, Dilbeek, Deelgemeente Schepdaal, Akten van overlijden, 1853.
Gemeentearchief Galmaarden, Deelgemeente Vollezele, Huwelijksovereenkomsten, 1838.
Plan van het kadaster, opgesteld door P.C. Popp, 1860.
Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling VI (Schepdaal),
Werken
H.J. Herpelinck, "De Vonkaertmolen te Schepdaal / Wambeek (1853-1934), Molenecho's, XIX, p. 22-29.
H.J. Herpelinck, "Wambeek - bijdragen tot de Geschiedenis", Wambeek, 1993 - hoofdstuk: "De geschiedenis van De Vonkaertmolen te Schepdaal en Wambeek (1853-1934).
H.J. Herpelinck, "In memoriam Jan Arijs uit Schepdaal", Molenecho's, XXI, 1993, p. 53.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 3-4.
A. Goublomme, "Ook molenaarsbloed kruipt blijkbaar waar het niet gaan kan", Vlaamse molens, 2009, lente, p. 21.
Ver Elst A., Verdwenen Belgische windmolens in beeld. Moulins à vent belges disparus en images, Zaltbommel, 1978.
F.V., De gemeente Schepdaal, Eigen Heem, jg. 1, 1970, nr. 1, p. 17-18.
Haquin H ., Van Uyten R.. & Duvosquel J.-M., Schepdaal, Gemeenten van België, Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 2, Brussel, 1980, p. 955-956.
Van Droogenbroeck F. & Straetmans F., Schepdaal …sinds onheuglijke tijden, Brussel, 2003.
Verbesselt J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, Deel XXII, Lennik – Wambeek – Gooik. Het Diets Domein van de abdij Nijvel, Brussel, 1988.
Vermeulen S. (red.) Verdwenen Dilbeekse molens, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 2010, Dilbeek, 2010.
Wauters Alphonse, Histoire des environs de Bruxelles, Description historique des localités qui formaient autrefois l'Ammanie de cette ville, deel 2, Brussel, 1971 (heruitgave van 1855), p. 83-89.