Reningelst (Poperinge), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Goetmoetmolen, Goedmoedmolen, Ouderdommolen, Molen Camerlynck
- Ligging
- Kwakkelstraat 13
8970 Reningelst (Poperinge)
noordwestzijde
ca. 700 m ten NO van het gehucht Ouderdom
2,3 km NO v.d. kerk van Reningelst
kadasterperceel B625
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1641
- Verdwenen
- 1917 - december, oorlog
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2478
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Goetmoetmolen (Goedmoedmolen) was een houten korenwindmolen op de noordwestzijde van de Kwakkelstraat (nr. 13), op een 700 meter ten noordoosten van het gehucht Ouderdom en op 2,3 kilometer ten noordoosten van de kerk vann Reningelst.
2,3 km NO v.d. kerk van Reningelst
De staakmolen werd gebouwd voor 1641. We zien hem op de Sanderuskaart van de kasselrij Ieper die in dat jaar werd opgemaakt. Hij staat ook aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Goemoete Molen", in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) als "Goedmoet molen, Moulin", op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) als "Goed Moet Molen" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855° als "Goed moet Molen".
Naast de windmolen stond een rosmolen (vermeldng in een akte uit 1847) en werd in 1880 een maalderij gebouwd.
Eigenaars:
- 1761: Rouseré Frans, molenaar
- voor 1834, eigenaar: Camerlynck Pieter Johan, molenaar te Reningelst
- later, eigenaar: Camerlynck Charles Louis
- 14.03.1845, erfenis: de 16 erfgenamen met o.a.: a) Camerlynck Pierre Jean, landbouwer te Reningelst, b) Verelst-Kruynaert Joseph Gerard, landbouwer te Dikkebus, c) Camerlynck Pierre Amand, molenaar te Reningelst, d) Camerlynck Adolphe,e) Camerlynck Julie en f) Camerlynck Edouard (overlijden van Charles Louis Camerlynck)
- 18.02.1847, verkoop: Camerlynck Pieter Amandus, (voor 11/16 delen), molenaar te Reningelst (notaris Lucien - met rosmolen)
- 17.08.1856, verkoop: Camerlynck-Camerlynck Pieter Amandus, molenaar te Reningelst (notaris Lucien)
- later, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Pieter Camerlynck)
- 01.08.1871, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe van Pieter Camerlynck)
- 20.07.1875, deling: Camerlynck-Costenoble August Armand, molenaar te Reningelst (notaris Boudewijn)
De laatste molenaar was Emiel Vandevelde (°17.10.1875 - +20.05.1931), gehuwd met Marie Lemiegre (°22.03.1876 - +10.04.1917). Uit dit huwelijk kwamen negen kinderen voort.
Voor 1914 was de molen een goede inkomstenbron. De wieken draaiden dag en nacht voor de vele klanten. De molenaar had een knecht en allebei werkten ze 12 uur aan een stuk, waarna ze elkaar aflosten. De mulder, die ook nog een boerderij uitbaatte, was dan ook een vermogend man. Hij was tevens voorzitter van het armenbestuur en had de reputatie dat hij eerlijk en recht door zee was. Vriendjespolitiek was aan Emiel niet besteed!
Emile Cyrille ("Miel") Carton (°Reningelst, 1880-1953), gehuwd met Catherine Baekelandt, die zijn laatste jaren doorbracht in Reningelst, is nog muldersknecht geweest op de Goedmoedmolen. Later zou hij als molenmaker aan de slag gaan. Op de molen van Caëstre (F) viel hij bij het herstellen van de gaanderij van 12 meter hoog. De gevolgen van deze val waren zodanig dat hij zijn beroep niet langer kon uitoefenen.
De Eerste Wereldoorlog was een moeilijke periode voor het gezin Vandevelde. De gemeente gaf toestemming om op bepaalde tijdstippen te malen, maar die uren waren zeer beperkt. Toen ook de Engelsen verlanden dat de molen haver zou pletten voor hun paarden, zonder dat de mulder daarvoor extra uren toebedeeld kreeg, was Miel natuurlijk zeer ontstemd. Hij wilde zijn vaste klanten immers niet kwijtspelen. Daarom draaide hij ook tijdens momenten waarop het niet mocht, vooral 's nachts.
Nu hadden de Engelsen een ziekelijke angst voor spionnen. In alles en iedereen zagen ze een "spy". Bovendien waren ze vaak dronken. Op zekere dag werd de molenaar aangehouden, omdat men hem ervan verdacht dat hij signalen aan de Duitsers gaf door een bepaalde stand van de molenwieken of zeilvoering. Natuurlijk waren deze beschuldigingen ongegrond, maar de Engelsen waren nu eenmaal bijzonder achterdochtig. Slechts na bemiddeling van de burgemeester werd de molenaar weer op vrije voeten gesteld.
Nog een vervelend voorval: Gaston, de oudste zoon van het gezin, hield tortelduifjes. Op zekere dag had hij het kooitje niet goed afgesloten en de vogeltjes waren ontsnapt. De Engelsen waren ervan overtuigd dat de duiven berichten overvlogen naar de vijand. Men kon een tortelduif kennelijk niet van een postduif onderscheiden... Ook hier liep het met een sisser af, dankzij bemiddeling van Martha, de oudste zus. De verhouding met de Engelsen werd er echter fniet beter op. Op een gegeven moment was de maat vol en Miel weigerde nog langter voor de Tommies te pletten. Hij was nogal koppig van karakter. "Een familietrekje", weet Raphaël Vandevelde, de kleindochter van de molenaar die aan John Verpaalen deze anekdotes vertelde rond 1995.
In 1917 overleed Marie, de echtgenote, aan borstkanker. Dit was een zware slag voor de molenaar, die korte tijd later ook nog de vlucht moest nemen naar Frankrijk, in de omgeving van Fruges. Emiel zou zijn molen niet meer weerzien. Na de oorlog is hij nooit meer dezelfde geweest en hij stierf aan een hartziekte in 1931.
Uit het dagboek van pastoor Achiel Van Walleghem wordt de Goedmoetmolen enkele keren genoemd, meestal in verband met beschietingen van de omgeving. Mogelijk vormden de wieken een mikpunt voor de Duitse artillerie. Dat is dan ook de reden dat de molen eind 1917 door de Engelsen werd opgeblazen. Ooit moet deze wijdse vlakte een prachtige molensite geweest zijn. De molenterp was tamelijk hoog en werd afgegraven in de jaren 1960. "Dat had nooit mogen gebeuren", zegt Raphaël Vandevelde, "maar niemand had toen oog voor dergelijke zaken". Nochtans duidde een oneffenheid van de bodem tot in de jaren 1990 de plaats aan waar eens de molen stond. Het landschap is echter verkaveld en genivelleerd. Ook veel bomen werden gekapt; de laatste sporen van het verleden uitgewist.
De laatste telg van het molenaarsgezin die op het hof bleef wonen, was Gerad Vandevelde, geboren in 1916.
Na de Eerste Wereldoorlog werd het werk van de windmolen overgenomen door maalderij Vancaeyseele aan de Vlamertingseweg nr. 28.
John VERPAALEN & Lieven DENEWET
Gebeurtenissen tijdens de eerste wereldoorlog in de onmiddellijke omgeving
In juni 1915 werd van aan de molen een brede weg dwars door de velden aangelegd naar de boerderij "Marcel Coene" (op ongeveer 1 km in noordoostelijke richting). Daar net achter was een van de eerste en belangrijkste Britse Legerkampen van deze sector gevestigd. Dickiebusch huts. In de zomer van 1915 werden in het kamp en de onmiddellijke omgeving ervan 8 Britse soldaten geëxecuteerd.' Eronder volgt de Engelse vertaling, afgesloten door 'PoP'. H. 108 cm x Br. 57 cm.
Vanaf deze molen werd vanaf juni 1915 een heel brede weg aangelegd, dwars door de velden. De bedding ervan kan nog vaag ontwaard worden in de glooiing van de akkers. Aan het einde van de weg lag de Hoeve Marcel Coene, met erachter een klein bosje. Vandaag is de grote hoeve op de helling er nog, het bosje is verdwenen. In het voorjaar van 1915 werd in het bosje de 'Dickiebusch Huts' ingericht, één van de eerste en belangrijkste kampen van het Britse leger in deze sector. Later in de oorlog verloor het kamp aan belang - de bomen waren weg, het ongedierte was heer en meester - en werd het meer en meer gebruikt als munitiedepot. Dat ontplofte op 27 mei 1917. De grootste en meest kwalijke reputatie van' Dickiebusch Huts' kwam echter van de executies die er plaats hadden in de zomer van 1915. In de nadagen van de Tweede Slag bij Ieper die de kracht en vooral de discipline van het Britse leger enorm op de proef had gesteld, werden nabij het hof van Marcel Coene niet minder dan 8 terechtstellingen voltrokken. Op nauwelijks anderhalve maand werden hier bijna evenveel Britse soldaten gefusilleerd als tot dan sedert het begin van de oorlog het geval was geweest in de Ieperboog. 'Dickiebusch Huts' werd dan ook een soort bedevaartsoord voor de soldaten. In deze sector tussen Ouderdom en Dikkebus was het Britse leger alomtegenwoordig. Dit was het gebied 'in steun', op enkele kilometers slechts van de eerste frontlijn, waar het oorlogsapparaat ten volle ontvouwd werd. Geen veld of huis of schuur of boom bleef gespaard. De drukke activiteit was af te lezen uit de talrijke spoorlijnen (groot- en smalspoor), loopgrachten, wegen, versterkingen, artilleriestellingen, oefenterreinen, munitiedepots, soldatenkampen... En omwille van die grote activiteit waren ook de Duitse bombardementen talrijk. De kaalslag was totaal en dit vóór de oorlog vrij besloten, bos- en hagenrijke gebied heeft zich zichtbaar nooit meer hersteld. Op het einde van de Kwakkelstraat waren er heel wat kampen die genoemd waren naar plaatsnamen in Canada, allicht omdat de Canadese 1ste en 3de Divisies hier verbleven tussen april 1915 en juli 1916, en ook omdat het vooral Canadese genietroepen waren die in deze sector de kampen, spoorwegen en later ook ondermijningstunnels hielpen construeren.
Piet CHIELENS
Literatuur
Kaarten
A. Sanderus, Kaart van de kasselrij Ieper, 1641.
Ferrariskaart (ca. 1775)
Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)
Werken
Delestrez W., Reningelst door de eeuwen heen, Reningelst, 1970.
Houwen H., Reningelst, Aan de Schreve, IX, 1979, 4, p. 1-16).
Holemans Herman, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten P-R, Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 2001.
John Verpaalen, Molens van het Hoppeland, Koksijde, 1997.
Chielens Piet, De POP.Route. Fietsen achter het front, Poperinge, IPS, s.d.
H. Holemans, "Rosmolens in de provincie West-Vlaanderen in de periode 1834-1900", Ons Molenheem, 1994, nr. 3.
Van Walleghem Achiel, "De oorlog te Dickebusch en omstreken 1914-1918".
Mailberichten
Philip Spriet, 12.11.2013. Zijn overovergrootvader Piet Camerlynck was er eigenaar & molenaar.