Molenechos's Homepage Molenechos.org

Merkem (Houthulst), Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Sint-Jansmolen, Oostmolen
Ligging
Pottestraat 1
8650 Merkem (Houthulst)
vanaf 1807: Groenestraat, kadasterperceel D nr. 889
vanaf 1875: kruispunt Pottestraat en Groenestraat, kadasterperceel D nr. 835d
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
voor 1460 / begin 17de eeuw / 1807 / 1875
Verdwenen
1580-1590, oorlog / tussen 1796-1807 / 1875 / 1918, oorlog
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
2297
© De molenaarswoning en maalderij. Foto: Halewijn Messiaen, 2006

Beschrijving / geschiedenis

Namen
- "Oostmolen": verwijst naar de ligging in het oosten van Merkem
In merchem,... ande oostzijde vander oost muelene (1460);
- "Sint-Jansmolen" verwijst naar de ligging bij de kapel Sint-Jan-ter-Vonte, bij de thans verdwenen boerderij Sint-Jan (Cse St. Jean op de Ferrariskaart, 1775),  in het gelijknamig gehucht
In Merckem: Een koornwindmolen genaemd de St. Jans meulen, by de kapelle van St. Jans ter Vonte (18de eeuw); Sint Jansmolen (1781), St.-Jansmolen (Atlas der Buurtwegen, 1846), Moulin St-Jean (Kaart Vander Maelen, 1850), Sint Jansmolen (advertentie, 1876).

Ligging
a) Sint-Jansmolen (I) en (II): Pottestraat 1, ten oosten van de Sint-Jansbeek, achter een thans verlaten boerderij, bij de thans verdwenen boerderij Sint-Jan
b) Sint-Jansmolen (III): kadasterperceel sectie D nr. 889, aan de westzijde van de Groenestraat (nr. 22)
c) Sint-Jansmolen (IV): kadasterperceel sectie D nr. 835d, kruispunt Pottestraat en Groenestraat, gehucht De Kruisstraat. In 1931 heropgebouwd als woonhuis en maalderij (Pottestraat 3).

Oprichtingen
a) Sint-Jansmolen (I) vóór 1460.
b) Sint-Jansmolen (II), heropgericht in het begin van de 17de eeuw
c) Sint-Jansmolen (III).
Nadat de Sint-Jansmolen (II) om een ons onbekende oorzaak verdween tussen 1796 en 1807, richtte Charles Vandenbussche een nieuwe korenwindmolen op. Aanvankelijk had hij gepoogd om de Kloostermolen aan te kopen, maar de koopprijs was zo hoog dat hij ervan afzag. Voor de oprichting richtte hij begin 1807 een verzoekschrift in bij Philippe-Jacques Herwyn, onderprefect van het arrondissement Veurne. Deze antwoordde hem dat er geen enkele wet bestond die zijn vraag zou kunnen tegengaan. Vandenbussche richtte de molen op, die begin 1809 voltooid was. In februari 1809 diende Pieter Jacob, molenaar op de Kloostermolen,  een klacht in tegen de nieuwe molen bij Emmanuel Crétet, comte de Champmol, minister van Binnenlandse Zaken te Parijs. Pieter Jacob klaagde dat de nieuwe molen dicht bij zijn molen stond. zonder toestemming was opgericht, dat het verbruik van de inwoners niet groot genoeg was om twee molens te onderhouden en dat hij dreigde geruïneerd te worden. Daarom vroeg hij dat de nieuwe molen verplaatst zou worden.
Hierop schreef de minister op 25 februari 1809 vanuit Parijs naar Bernard François (markies de Chauvelin), prefect van het Leiedepartement te Brugge, en deze schreef op zijn beurt op 8 maart naar de nieuwe onderprefect Delatre van het arrondissement Veurne. Er werd gevraagd te onderzoeken: of de gemeente Merkem al dan niet gelegen is binnen de douanezone, of het waar is dat Vandenbussche de molen zonder toelating oprichtte en of de tweede molen al dan niet nuttig is voor de gemeente en het kanton.
De onderprefect beantwoordde de prefect op 28 maart, met een uitgebreid schrijven. Daarin meldde de onderprefect dat Vandenbussche wel toestemming gevraagd had en dat zijn voorganger geantwoord had dat er geen wettelijk beletsel bestond. Er werd uitgebreid stilgestaan op de achtergrond van de oprichting.
Vandenbussche had de Kloostermolen willen aankopen, maar aangezien de koopprijs veel te hoog lag,  vond hij het beter zelf een nieuwe molen op te richten. De Kloostermolen werd aangekocht door Pieter Jacob, de persoon die de klacht neerlegde. Dat het terrein van de nieuwe molen dicht bij de Kloostermolen lag, was niet bedoeld om Pieter Jacob te ruïneren, maar lag gewoon in het gegeven dat het niet eenvoudig is om een geschikt bouwterrein voor een molen te vinden.
Daarenboven zou de gevraagde molenverplaatsing enorm veel kosten (voor een huisvader met kinderen die geen andere inkomsten heeft).
Daarom adviseerde de onderprefect om niet in te gaan op de vraag van Pieter Jacob. Anderzijds gaf hij te kennen dat de oprichting van nieuwe molens bijzondere aandacht van de overheid verdient. Hun steeds groeiend aantal wordt voor iedereen schadelijk. De gemeente Merkem telt 2375 inwoners en er bevinden zich thans 7 molens, waarvan 3 van recente datum.
De perfect nam, in zijn brief aan de minister op 3 april 1809, geheel de argumentatie van de onderprefect over. Hij adviseerde dus om aan de klacht van Pieter Jacob geen gevolg te geven, ondanks het gegeven dat de nieuwe molen niet noodzakelijk was. Verder gaf hij aan dat de molen op ruim 2,5 km van de douanezone gelegen was.
Op 29 mei 1809 viel het verdict uit Parijs. De minister van binnenlandse zaken schreef in zijn brief aan de prefect te Brugge dat Vandenbussche wel degelijk het recht had om een nieuwe molen in Merkem op te richten, op het terrein dat hij gekozen had, en dat er dus geen gevolg kon gegeven worden aan de klacht van Pieter Jacob. De prefect maakte dit antwoord op 6 juni over aan zijn onderprefect, met het verzoek de betrokkene in te lichten.
Het valt ons op hoe vlug het dossier afgehandeld werd: tussen de klacht en het definitieve antwoord (van de minister van binnenlandse zaken uit Parijs) verstreek niet veel meer dan drie maanden.
d) Sint-Jansmolen (IV)
Op 1 oktober 1875 vroeg Theophiel Vandenbussche toestemming aan de burgemeester en gemeenteraadsleden van Merkem om nog in de loop van dat jaar een korenwindmolen te bouwen. De staekmolen zou komen op het kadasterperceel sectie D nr. 835, groot 1 ha 1 a 40 ca, wijk de Corver te Merkem. Hij gaf aan dat de molen op een afgezonderde plaats zou staan en geen gevaer, ongezondheid of hindernis aan de nagebueren zou kunnen geven. Volgens het verslag van het onderzoek de commodo et incommodo, opgesteld door burgemeester Charles de Coninck, blijkt dat er geen verzet bestond tegen deze oprichting. Het schepencollege verleende nog op dezelfde dag een gunstig advies en  op 23 december 1875 gaf de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen de vergunning.
Theophiel Vandenbussche kon voor de oprichting ongetwijfeld gebruik maken van de onderdelen van de staakmolen iets verderop aan de Groenestraat, die op 29 november 1874 was omgevallen.

Type
Staakmolen op open voet met twee zolders

Functie
Korenmolen met twee steenkoppels op de steenzolder en een haverpletter op de meelzolder, hoek trap- en rechterzijweeg (toestand in 1906).

Eigenaars en molenaars
Molenaar in 1781 was Joannes Baptiste Vandenbussche (†Merkem 1790), gehuwd met Jacoba Theresia Marlez. Opvolger was zijn zoon Joannes Franciscus Vandenbussche (Merkem, 1763 - 1839), gehuwd met Maria Joanna Bekaert. Petrus Cortewilde uit Merkem werkte er als knecht. De zonen traden in hun vaders voetsporen. De oudste was Joannes Vandenbussche (Merkem, 1797-1852) die huwde met Barbara Constancia Saison. Maar de opvolger op de Sint-Jansmolen werd  zijn jongere broer Engel Albertus Vandenbussche (Merkem, 1803-1858), gehuwd met  Carolina Rosalia Leeman.  Zij hertrouwde in 1860 met Frederic D'Hondt (°Sint-Eloois-Winkel), die de nieuwe molenaar werd. In 1874 maakte hij mee dat zijn zoon Louis zich in de molen bevond toen die omwaaide. Twee jaar eerder was de molen evenwel verkocht aan Carolus Ludovicus Sissauw (°Westrozebeke 1821), landbouwer te Langemark en gehuwd met Mathilda Amelia Syssauw.
De molen werd in 1876 heropgericht door Theophile Vandenbussche (°Merkem 1852) , een zoon van Engel Albertus (zie hoger). Het nieuwe molenperceel was in het bezit van landbouwer Jan-Baptiste Vandenbussche (†Merkem 1878). Pas in 1894 werd uit onverdeeldheid getreden, waarbij het perceel werd toegewezen aan Philip Jacob Yperman (°Slijpe 1845), gehuwd met Virginie Nathalie Vandenbussche, een dochter van Joannes en Barbara Saison (zie hoger). Philip Yperman werkte als hoefsmid, eerst in Klerken en later in Wijstschate. Hij wist in 1895 ook de molen als gebouw te verwerven, zodat de grond en het gebouw in één hand verenigd werden.
Na zijn overlijden in 1901 verkochten zijn weduwe en kinderen de molen aan Hendrik Dewulf-Beauprez, een handelsreiziger uit Klerken.
Ondertussen werd de molen verhuurd aan verschillende molenaars. De laatste waren:
- Clement Deboutte in 1894;
- Sévère Haeghebaert in 1906;
- Bruno Van Robaeys en zoon Achiel-Arthur (°1888) bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog.

Feiten en gebeurtenissen
De Sint-Jansmolen stond op de heerlijkheid de Corvere, die zich min of meer ten zuidoosten van de weg Diksmuide-Ieper (N369) uitstrekte over de voormalige boskant van Merkem en Jonkershove over een oppervlakte van 368 gemeten. In tegenstelling tot de heerlijkheid van Merkem, behoorde deze heerlijkheid tot de Kasselrij Ieper. Door huwelijk kwam de heerlijkheid de Corvere in het bezit van het geslacht Halewijn, waarna de geschiedenis van de heerlijkheid de Corvere en de heerlijkheid te Merkem samenloopt. De naam Corverbeek herinnert nog aan deze voormalige heerlijkheid.
In de 16de eeuw had de kerk van Merkem een half gemet land land by Sint Ians ter Vonte, benoorde de Muelene, streckende oost ende west, metten oost hende up den Yperwech tzelve houdt nu Marcx Boury. Een ander 16de-eeuws stuk haalt ongeveer hetzelfde aan: Item, int zuudt doorp een half ghemet in een stick landts dat men heet Bersendal, benoorde der  molne te Sint Ians ter Vonte, streckende oost ende west, metten oost hende up den Yperwech.
De kadasterdiensten rangschikten de molen in 1834 als windkorenmolen 1ste klas en begrootten hem op 324 frank.
Op maandag 28 augustus 1876 werd de Hofstede met Molenwal alwaar de Sint Jansmolen onlangs gestaan heeft openbaar verkocht door notaris Alfons Valcke uit Merkem in de gehoorzaal van het vredegerecht te Diksmuide. Deze boerderij werd tot 1 oktober 1877 verpacht aan de weduwe van Engel Vandenbussche-Leeman te Merkem voor 521 frank per jaar. Deze verkoop werd o.m. aangekondigd door een advertentie in de Journal d'Ypres van 12, 17, 23 en 26 augustus 1876.
Op 13 april 1906 kreeg Sévère Haghebaert toestemming van de  Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen om zijn houten windmolen te behouden voor een periode van dertig jaar. Het plan toont een staakmolen met twee zolders.

Verdwijningen
Sint-Jansmolen (I) werd vernield tijdens de godsdiensttroebelen (1580-1590)
Sint-Jansmolen (II) verdween tussen 1796 en 1807; de oorzaak is ons niet bekend.
Sint-Jansmolen (III) waaide om tijdens een storm op 29 november 1874. Zoon Louis van molenaar Frederic D'Hondt bevond zich toen in de molen, maar hij werd er ongedeerd uitgehaald. De verliezen werden op 9 à 10.000 frank geraamd en de molen was niet verzekerd.
Sint-Jansmolen (IV) werd vernield tijdens de eerste wereldoorlog. Op dezelfde plaats werd in 1931 een kleine mechanische maalderij gebouwd, in het verlengde van een burgershuis. De maalderij heeft een schilddak en een laadluik met houten windbord.
Molenaar was Kamiel Dekeyser (°Sint-Andries 1900 - †Merkem 1994), afkomstig van de Dorpsmolen van Sint-Andries en gehuwd met Marie Louise Lagast. Hij werd bijgestaan door zoon Joseph Dekeyser (°Merkem 1941). Na zijn huwelijk met Laurette Van Boxtael vestigde hij zich in Ieper. Thans wonen ze in de Boterbloemstraat te Merkem.
Het maalderijgebouw (aangebouwd aan het woonhuis) bestaat nog met een deel van zijn inrichting en wordt nu gebruikt als garage en opslagplaats. Het gebouw is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Lieven DENEWET, Hooglede

Literatuur

L. Denewet, J. Vandromme & G. Versteele, "Molens van Merkem", Merkem, Heemkring Sidronius Hosschius, 2010, 80 p.
Rijksarchief Brugge, Franse Hoofdbesturen, nr. 2918 [oprichting in 1807]
Rijksarchief Brugge, Provinciaal Archief, III, nr. 2175 [oprichting in 1875].
Provinciaal Archief Sint-Andries, Fonds Hinderlijke Inrichtingen, A.3.-G.B./2005 - 7/p (jaar 1894).
Atlas des communications vicinales de la Commune de Merckem, 1846.
Directie van het Gewestelijk Kadaster te Brugge, Kadastrale documenten Merkem.
P.C. Popp, Atlas Cadastral de la Flandre Occidentale. Canton de Dixmude. Commune de Merckem. Tableau indicatif et matrice cadastrale / Gemeente Merckem.
Oorspronklyke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eygenaeren (...), Brugge, s.d.
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaenderen, zaterdag 05.12.1874 (81e jg., nr. 145), p. 2, kol. 2 (molen omgevallen).
Journal d'Ypres (Organe Catholique de l'Arrondissement), 12.08.1876, p. 3; 17.08.1876, p. 3; 23.08.1876, p. 3; 26.08.1876, p. 3 (advertenties).
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen, woensdag 5 augustus 1885, p. 2, kol. 4.
K. De Flou, a.w., XI, 1930, kol. 983; XIV, 1933, kol. 682. Opgegeven bron: Leenen Merchem, f° 24.
H. Holemans, a.w., p. 32.
H. Missiaen & P. Vanneste m.m.v. F.  Gherardts Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente  Houthulst, Deelgemeenten Jonkershove, Klerken en Merkem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL24, 2006.
G. Versteele, a.w., p. 6-7.
James Weale, Les églises du doyenné de Dixmude. Notices historiques et descriptives suivies de nombreux documents, II, Brugge, [1874], p. 330-331, 335-337. (De geciteerde bronnen zijn verdwenen).