De Boekhoutsemolen is een korenwatermolen, de Grote Motte, op de oostzijde van de Rillaarseweg (nr. 178), op de hoek met de Begijnenbosweg, op de grens met Rillaar, op 1,7 km ten noorden van de kerk van Tielt, op het gehucht Boekhout, tussen de Berg en het Ralis.
Hij wordt voor het eerst vermeld in 1402: de Onze-Lieve-Vrouwkerk inde er toen een cijns van 2 halster rogge en 2 capuinen (kapoenen, gesneden hanen) op. Later kwam een andere benaming in gebruik nl. Gramsmolen, vermoedelijk afkomstig van Jan Gram, die in 1406 momboor van de goederen van de Zielepmis was en rond die tijd een huis op de Berg bewoonde. Het is echter niet bekend of Gram de molen in eigendom bezat of enkel uitbaatte.
In 1575 was de molen één van de drie watermolens van Tielt. Ze worden opgesomd in een register van 1614: de "Meysmolen", gelegen bij het Ressenbroek op de Motte, de "Quaymolen" en de Middelste molen" eveneens op de Motte.
Vóór 1614 was de molen eigendom van de heer van Waelhem en rond 1614 van jonker Philips van Ophem. Uit een schepenbrief van de 24 september 1627 blijkt dat het maar een kleine molen was en de enige in het dorp.
Jan Ciavers bezat de watermolen in 1659 en nog in 1687, toen de molen vernield werd, maar er volgde een heropbouw. Een notariële akte van dat jaar laat vermoeden dat de molen gehypothekeerd was.
De molen werd in 1760 herbouwd.
Hendrick van Schoelant, inwoner en molenaar op de nog bestaande watermolen in Dormaal, verhuurde de Boekhoutmolen van Tielt op 13 december 1775 voor een termijn van zes opeenvolgende jaren aan zijn broer Petrus van Schoelant, gehuwd met Maria Elisabeht Minten. (Rijksarchief Leuven, Notariaatsarchieven, notaris Jean Baptist Desterdiu sr., 1775 # 67 van 13-12-1775).
Het houten onderslagrad werd beschermd door een afdak. Tot in 1957 bleef de molen in werking. Dan werd hij ingericht als woning. Het gebouw bestaat nog steeds, maar het afdak, het waterrad en het binnenwerk zijn verdwenen.
Eigenaars na 1830: - voor 1834, eigenaar: Vanderwaeren Amandus, molenaar te Tielt - 15.07.1837, verkoop: Boeckx-Van den Broeck Petrus Franciscus, de weduwe, landbouwster te Houwaart (notaris Van Ophem) - 10.09.1858, deling: Boeckx-Kiesekoms Jan Carolus, molenaar te Tielt (notaris Le Corbesier) - 23.05.1881, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Jan Boeckx) - 22.07.1889, erfenis: de kinderen (kinderen: a) Boeckx Pieter Jozef, molenaar te Tielt, b) Boeckx Serafien en c) Boeckx Euphrasie (overlijden van de weduwe van Kiesekoms van Jan Boeckx) - 25.02.1898, erfeis: a) Boeckx Euphrasie, molenarin te Tielt en b) Boeckx Serafien, molenarin te Tielt (overlijden van Pieter Boeckx) - 29.02.1904, erfenis: Boeckx Serafien, landbouwster te Tielt (overlijden vann Euphrasie Boeckx) - 03.03.1920, erfenis: Coomans Lucien, molenaar te Bekkevoort (overlijden van Serafien Boeckx) - 04.08.1930, erfenis: a) Verheyden Xavier Victor, Georges Evrard, Trifon Jozef, Trifon Pieter, Marie Rosalie Marguerite en Maria Juliana Germaine (voor naakte eigendom) en b) Germeys-Coomans Jan Frans, te Bekkevoort (voor vruchtgebruik) (overlijden van Xavier Verheyden) - 03.02.1941, verkoop: Van Roy-Brams Julius Isidorus, koopman te Herk-de-Stad (notaris Van Haecht)
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
|