Opitter (Bree), Vlaanderen - Limburg
- Naam
- Rooiermolen, Royermolen, Dusselermolen, Gebrande molen, Clijstersmolen
- Ligging
- Opstraat 98
3960 Opitter (Bree)
noordzijde
overgang Roesstraat
grens met Gruitrode
op de Itterbeek
kadasterperceel A791
Vlaanderen - Limburg
- Geo positie
- 51.111710, 5.630132 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Familie Vandermeulen-Cuyvers
- Gebouwd
- Voor 1267 / 1853
- Type
- Onderslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Bakstenen gebouw
- Gevlucht/Rad
- Metalen onderslagrad, diameter 5,60 m
- Inrichting
- Verwijderd
- Toestand
- Gerenoveerd gebouw, nieuw waterrad
- Bescherming
- niet,
Niet beschermd - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Enkel uitwendig (tel. 089 464957, Vandermeulen Expertisebureau)
- Database nummer
- 1373
- Ten Bruggencatenummer
- 51373
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Rooiermolen, ook Dusselermolen, Gebrande molen of Clijstersmolen genoemd, is een watermolen met onderslagrad op de rechteroever van de Itterbeek, aan de noordzijde van de Opstraat (nr. 98), aan de overgang met de Roesstraat, op de grens met Gruitrode. Ondanks de benaming Rooiermolen (= van Gruitrode) was en is de molen wel degelijk gelegen op het grondgebied van Opitter (Bree).
De Rooiermolen is de eerste watermolen aan de Itterbeek en heeft een rijke geschiedenis. Voor het eerst horen we ervan in 1267. In dat jaar schonk Graaf Arnold IV (1227-1273) de tienden van het dorp Gruitrode aan de abdij van de Godsberg te Neeroeteren. Dit (vermoedelijk) in ruil voor de Dusselermolen.
Op 18 december 1416 werd voor 13.450 Rijnse gulden door Graaf Jan van Loon verkocht aan Ywaen van Cortenbach, landcommandeur van de Balie van Biesen van de Duitse Orde, tot voordeel en nut van die Duitse Orde: het kasteel, heerlijkheid, dorp, hoge en lage rechtspraak van Gruitrode, jacht, bossen, vijvers, kapuinen, munten, water en molen, enz.
De schout en schepenen van Gruitrode verklaarden in 1588 dat zij die gevallen hadden onderzocht, waaruit de banplicht blijkt van de inwoners van Gruitrode voor de molen van Duijsselt. Jan Nyssen moest als pachter van de banmolen van Dieselt in 1685 betalen aan de ridders van de Duitse Orde: "27 malder rogge, 5 pont suiker, 1 pont peper en 2 pont gember".
In 1755 was de afdamming van de Itterbeek bij de banmolen van Dusselt een twistpunt tussen J. Esser, rentmeester van de commanderij der Duitse Orde en Peeter Wauters van Gruitrode. In 1762 was Jan de Vries de molder op de Dusselermolen.
We zien hem aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met een roodgekleurde rechthoek (= bakstenen gebouw) als "Moulin de Groot Roy", in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1845) als "Gebranden molen, Moulin" en op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1855).
Tijdens de Franse overheersing vond er overal publieke verkoop plaats van de kerkelijke goederen. Zo ook de bezittingen van de Duitse Orde; Blijkens een aankondiging (Affiche 25, 13 floréal an XI) dd. 6 mei 1802 werd, afkomstig van de commanderij van Gruitrode, aangeboden: "Een watermolen gelegen aan de beek die haar bron heeft bij het kasteel an Gruitrode, met daaraan vast een gebouw, opgetrokken uit steen bedekt met pannen en dienende als woning van de molenaar. Genoemd gebouw bestaat uit een keuken en drie vertrekken op de begane grond alsmede een graanzolder. Tegenover dit gebouw bevindt zich een stal alsmede een schuur met tuin en een weiland omringd door de beek. Alles bij elkaar groot 1.09.20 ha." Voormelde molen was gepacht door Nicolas de Borman. De geschatte waarde bedroeg 5.280 frank. Het geheel werd op 5 prairial XI (24 mei 1802) verkocht voor 9.000 frank aan Hubert Frans Hermans uit Maastricht, die optrad voor Jan Corneel Penen, fabrikant te Turnhout. De ervan van Jan Cornelis Penen gavenlater opdracht tot verkoop van "een woonhuis, gebouwen dienende tot den landbouw, de overblijfsels van eenen afgebranden graenmolen.. etc.". Bij publieke verkoop (openbare toe-eigening) van de Royermolen op 7 februari 1845 werd Jacobus Cuppens molenaar te Opoeteren, eigenaar voor het bedrag van 4000 frank.
Op 8 maart 1851 werden Jaak Cuppens en Anna Cath-Swenters met hun kinderen ingeschreven in de gemeente Gruitrode. De Rooiermolen moet toen (tenminste gedeeltelijk) zijn hersteld en weer bewoonbaar gemaakt. Er was vroeger immers slechts een ingang tot "het geleeg" (woning plus molen). De nieuwe ingang aan de rechterzijde werd in 1918 bijgekapt ter gelegenheid van het huwelijk van een dochter (Catho). De weg van Gruitrode naar Opitter liep vroeger tussen "het geleeg" en de schuur door.
Op het einde van de 19de eeuw was er tevens een café gevestigd in de Rooiermolen. Tegenover de molen, op de berg, stonden de standen van de schutterij. Het koningszilver werd in de molen bewaard.
In 1884 werd de molen eigendom van Jan Clijsters-Cuppens, in 1908 van de weduwe en kinderen en in 1917 van de kinderen. Er gebeurde in 1919 een deling ten name van Jan Kuypers-Clijsters, houtkoopman uit Opoeteren, Christiaan Clijsters en Maria Clijsters, zonder beroep te Niel bij As, ieder voor een derde. Bij een nieuwe deling in 1929 werd Pieter Kuypers-Clijsters, gemeenteontvanger te Opoeteren, de eigenaar. Landbouwer-molenaar Jacob Clijsters (Gruitrode, 1881-1961), gehuwd met Maria Anna Leurs (Opitter 1893 - Genk 1987) verwierf de molen in 1937. De weduwe en de kinderen erfden het molengebouw (inmiddels zonder binnenwerk) in 1961.
Daags voor Hemelvaart 1958 stortte het buitenrad van de Rooiermolen in elkaar. Daags nà die bewuste hemelvaartsdag kwamen vertegenwoordigers van het domein Bokrijk, waaronder Jozef Weyns, kijken. Zij kochten het complexe binnenwerk van de molen voor 20.000 frank. Binnen 11 dagen was alles genummerd, uit elkaar gehaald en naar Bokrijk vervoerd, om daar als gangwerk of maalstoel dienst te doen voor de graanwatermolen uit Lummen-Rekhoven in het openluchtmuseum.
In 1962 kocht Jacob Clijsters-Beinens de molen en in 1987 kwam de molen in handen van Willie Kees Pellens uit Hamont.
De huidige eigenaar Vandermeulen-Cuyvers liet in 2010 een nieuw metalen onderslagrad aanbrengen.
Technische beschrijving
Deze korenmolen staat op de rechteroever van de Itter, het gebouw en de ark zijn nog aanwezig en verkeren in goede staat. Het gebouw is rechthoekig en vormt een geheel met het woonhuis, totale afmeting 8,75 x 20,15 meter, het molengedeelte 7,80 meter. Het rad bevond zich aan een korte tuitgevel voorzien van vlechting. Het houten rad had een diameter van ca. 5,60 meter. De schoepen waren ongeveer 50 cm breed. Het nieuw onderslagrad is nu van metaal, maar heeft dezelfde diameter. De stuwhoogte was ca. 90 cm, de waterdorpel was ca. 200 cm boven de vloedbaan.
De ark is van beton. Er waren twee sluizen, een maalsluis van 76 cm breed en een lossluis van 104 cm. De bediening vond plaats middels hefbomen; die van de maalsluis werd van binnenuit bediend. Het raderwerk binnen (nu in Bokrijk) was ook van hout.
Jacq Manders & Daan Verheijen.
Literatuur
Herman Holemans & Werner Smet, "Limburgse watermolens. Kadastergegevens: 1844-1980", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1985;
Bert Van Doorslaer, "Met de stroom mee of tegen de wind in? Molens in Limburg", Borgloon/Rijkel, Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, 1996;
Werner Smet, "Langs de Itter in Limburg. Een tocht langs de Itterbeek, met bezoek aan de vele watermolens en andere monumenten van natuurschoon", Kinrooi, 1986, 33 p. (Hartenvier, nr.6);
Jacq Manders & Daan Verheijen, "Koren op de molen. Langs de Itter", Hunsel, Heemkundevereniging Hunsel, 1992, 232 p.
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.
Info ir. Jos Trouwen, Provincie Limburg-Waterlopen,28.07.2011.
Jacobs Freddie, "De verdwenen kapel van de Royermolen", Het Ezendröpke, nr. 47, 2004, p. 33-34.
Jacobs Freddy, "De Royermolen, Rooiermolen, Dusselermolen, gebrande molen of Clijstersmolen", Het Ezendröpke, XXVIII, 2010, 4 (nr. 58), p. 46 e.v.
Persberichten
R(oger) Dr(eesen), "Watermolens bezoeken via plankenpad", Het Belang van Limburg, 16.02.2016.
Foto: RDr