Molenechos's Homepage Molenechos.org

Weerde (Zemst), Vlaanderen - Vlaams-Brabant

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Weerdemolen, Molen van Weerde
Ligging
Watermolenstraat
1982 Weerde (Zemst)
op de Zenne
700 m NW v.d. kerk
LC 157.25 0 - 184.17 N
bij de ruïnes van de sluistoren
kadasterperceel C112 en C113
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
Gebouwd
1242-1259 (eerste molen) / 1591 / 1639 / 1769
Verdwenen
ca. 1580, oorlog / 1914 - augustus, oorlog
Type
Onderslag watermolen
Functie
Volmolen, korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
2229
© Prentkaart ca. 1910

Beschrijving / geschiedenis

Watermolens in de huidige Watermolenstraat op de Zenne, bij de ruïnes van de in 1914 vernielde Sluistoren, nabij de grens met Eppegem.

De eerste watermolen (kadasterperceel C113) werd gebouwd in 1242-1259 door Rodolphus van Wilre, heer van Elewijt. De sluis, waarvan nog een restant overblijft, werd gebouwd in 1296.

Dit werd bevestigd door een akte van hertog Jan I van Brabant in 1297, bij de verkoop van de watermolen door Walterus de (Wouter van) Hollaken die hem in leen had van de hertog, aan Daniël de Bouchout en Balduinus (Boudewijn) de Echove, zoon van wijlen Geeraert van Echove, ridder. Daarin wordt melding gemaakt van het voorrecht een sluis op de Zenne te bouwen. Tegelijk verkregen ze het visrecht tot aan de plaats gewoonlijk genoemd "Paridaens werc" en de toelating te bouwen op beide oevers.

De sluis werd gebouwd om het water op te houden en een omleiding werd gegraven om het naar het molenrad te stuwen, dat zich bevond aan de noordwestkant van het molenhuis en daarbij horende herenhuis. Er moest bestendig worden opgelet om de sluisschoven op de juiste hoogte te zetten om overstromingen zowel op de bovenloop als op de benedenloop te voorkomen.

Later kwam heel het goed aan de familie Bouchout, door het afkopen van het gedeelte van Boudewijn van Echove. De Bouchouts gaven de molen met sluis in leen aan Jan Wijtvliet, heer van Blesvelt, die het in 1360 schonk aan de abdij van Grimbergen.

Op 20 oktober 1369 gaven "Godevert van Sinte Gorincx ende Jan geheten Clutinc, zone Reineers Clutings, scepene van Bruesele (schepen van Brussel)" een brief ter bevestiging van de gift van "den moelen alse geleghen sijn te Werde metter slusen, renten, metten vysscheryen enso".

Sluis en molen behoorden in 1410 onbetwistbaar tot de abdij van Grimbergen. Toch moest de abt enkele jaren nadien zijn beklag doen bij de algemene ontvanger van Brabant omdat de bootslieden van Brussel weigerden de tol te betalen die zij verschuldigd waren bij het doorvaren van de sluis. Om dit tolgeld te compenseren eisten ze de opening van de sluis op maandag, woensdag en zaterdag. Een overkomst werd gesloten op 25 juli 1414 in de Vredeshuizen van Brussel en deze schonk voldoening voor beide partijen.

De abdij van Grimbergen verkocht de molenn in 1513 aan de stad Brussel. Een bul van paus Leo X gaf hiertoe de toelating, dat samen met andnere goederen, maar in het bijzonder de molen en het visrecht te Weerde werd vermeld.

Rond 1591 werd de molen verbouwd door Jerome Baers. Hij maakte hem geschikt voor een vollerij. Het vervaardigen van laken werd in Brussel in de volmolens van Paepsem te Anderlecht en deze van de Hallepoort bedreven. Ze waren ontoereikend en de Mechelse volmolens voldeden evenmin zodat de Mechelse fabrikanten de Weerdemolen wensten te gebruiken.

De volmolen op de andere over van de Zenne (kadasterperceel C112) werd gebouwd in 1639 door de stad Brussel. Op 28 februari 1639 gaf de stad Brussel de toestemming aan de pachter van de graanmolen om een volmolen bij te bouwen. Het bleek immers dat de twee volwatermolens die de stad Brussel reeds te Anderlechten Sint-Gillis bezat, onvoldoende waren. De Brusselse lakenmakers dienden soms zelfs naar de Leuvense volmolen te reizen.

Ook de Mechelse fabrikanten waren geïnteresseerd om de nabijgelegen Weerdse molen in hun bezit te nemen, aangezien de Mechelse volmolen ook ontoereikend was. Ze maakten kort voor 1638 echter de vergissing door in het verre Zaventem een volmolen in te richten, die na de installatie van de Weerdse vollerij noodgedwongen afgeschreven moest worden. De Mechelaar Sebastiaan Van den Brande vestigde zich in 1639 te Weerde. Hij had de volmolen van Sint-Michiel aan de Diegemzenne afgebroken en hem opnieuw opgebouwd te Weerde. Hij deed verbouwingen aan de volmolen om de Brusselse lakenwevers beter te kunnen bedienen.

Na 1654 werd het mechanisme overgebracht naar Neder-Overheembeek omdat deze watermolen dichter bij Brussel gelegen was.

In 1679 besliste de stad Brussel evenwel opnieuw om de volmolen van Neder-Overheembeek af te stoten en de inrichting opnieuw te plaatsen in de molen van Weerde! De volmolen van Heembeek bleek immers, door watergebrek, niet goed te werken. De stad gaf op 20 april 1679 toestemming aan de Mechelse volder Sebastiaan Vandenbrande om deze inrichting te voltrekken.

De volkstelling van 1702 vermeldt onder de rubriek "Handwerkers" voor Weerde één maalder en één herbergier. De molenaar Meersmans-Verhaeghen was ook de officier ("Officier-molder").

Het molengebouw werd in 1769 herbouwd, wellicht vanwege de bouwvallige staat.

Naast het vollen van wollen stoffen werd vanaf voor 1745 ook zeemleder gevold. De volinrichting bestond van voor 1703 tot tussen 1761/1771 uit 1 komblok met 6 kommen en 12 hamers. Tussen 1761 en 1771 werd een "creupelmolen" toegevoegd met 4 stampers en 2 volkommen. In 1788 waren er 12 volhamers en 4 stampers voor 1 komblok; 2 paar hamers voor een "quaertens back" of "kleyne volbak", met een afzonderlijke "vorstboom". De pachtvoorwaarden van 1703 tot 1788 vermelden het vollen van lakerns op de "Hollandse manier". Uit de nijverheidstelling van 1762 blijkt dat er 2 werknemers waren voor "dégraisser les manufactures de laine".

De stad Brussel liet de molens in 1818 openbaar verkopen. De opbrengst moest dienen om de onkosten te dekken van de heropbouw van de Muntschouwburg die door brand vernield was. Koper, voor 19.500 frank was bouwkundige  Henri François Stellemans (Brussel, 14 maart 1794 - 24 april 1871), een zoon van Henri Stiellemans en van Marie-Catherine T'Serstevens en gehuwd met Pauline Deneck. Hij schafte de volmolen af en bouwde de watermolen uit tot een bloemmolen. Hij was burgemeeste van Weerde van 1836 tot aan zijn dood en werd liberaal senator voor het arrondissement Brussel, van 1847 tot 1848 en van 1857 tot 1870.

De molen met al zijn aanhorigheden werden in 1872 gekocht door Joannes Baptist Coenen, afkomstig van Wommersom.  Zijn zoon Petrus-Augustinus Coenen, burgemeester van Weerde van 1880 tot 1897, was zijn opvolger. Zijn kleinzoon Leon Coenen, burgemeester van Weerde van 1902 tot 1921, staakte de activiteiten van de molen rond 1910. 

Opeenvolgende bestemmingen & molencomplex:
- 1242-1259 - : graanmolen
- voor 1306: graan- en moutmolen
- voor 1526 - na 1548: graan-, mout- en schorsmolen
- voor 1565 - : koren- en schorsmolen; ernstig beschadigd tijdens de godsdienstoorlogen en versgterkt
- 1591 (heroprichting) - voor 1910 (buiten bedrijf): graanmolen
- 1639-na 1654 (mechanisme verwijderd): ook volmolen
- 1679 (heroprichting) - 1769: ook volmolen
- 1769 (herbouwd) - ca. 1818: ook volmolen

Eigenaars
- 1242-2359, oprichting: Rudophus van Wilre, heer van Elewijt
- tot 1297: Walterus de Hollaken, in leen van hertog Jan I van Brabant
- 1297- : Daniel de Bouchout en Balduinus de Echove, zoon van wijlen Geeraert van Echove, ridder
- tussen 1300 en 1350: enkel de familie Bouchout, door afkoop van het deel van Boudewijn van Echove; in leen gegeven aan Jan Wijtfliet, heer van Blesvelt
- 1360-1515: abdij van Grimbergenn
- 1513 - 1818: stad Brussel
- 1818: schepen uit Brussel, die de volmolen afschafte
- voor 1834, eigenaar: Stiellemans-Deneck Henri François, burgemeester te Weerde
- 02.11.1872, verkoop: Coenen-Van Hoof Jan-Baptist, de weduwe, molenarin te Zétrud-Lumay (notaris Mostinck)
- 14.04.1895, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Van Hoof van Jan-Baptist Coenen)

Het molengebouw op C112 werd in 1872 omgevormd in een landgebouw; deze op C113 kreeg in 1881 een stoommachine, maar er werd ook nog op waterkracht gemalen. De stoommachine werd al in 1895 verwijderd, zodat opnieuw enkel met het waterrad werd gemalen. In 1910 werd de molen afgeschaft en werd het gebouw een magazijn.

In augustus 1914 werden de verlaten molengebouwen vernield door de beschietingen van de Duitsers. De herenwoning werd helemaal stuk geschoten, ook de korenmolen en de schuur. De voormalige volmolen en de stallingen bleven overeind. Ook de sluis betaalde de oorlogstol: een van de beide schoven werd vernield, zodat het water zijn vrije loop kon nemen. De vroeger uitgegraven bijloop verzandde. 

De gronden, landerijen enn weiden werden in 1943 openbaar verkocht. Het deel tussen de Zenne en de bijloop, het eilandje werd samen met de ruÏnes van de stalling en de schuur in 1949 verkocht.

Gelukkig werd de overgebleven ruïne van de middeleeuwse sluis in 1979 beschermd als monument en gerestaureerd in 2008-2011.

Lieven DENEWET, Karel LEMMENS & Herman HOLEMANS

---------------

Over de middeleeuwse sluistoren (Christiane DE MAEGD - Agentschap Onroerend Erfgoed)

Overblijfsel van een middeleeuwse sluistoren uit de laatste jaren van de 13de of begin 14de eeuw, gebouwd op een sterke bocht van de Zenne.
De zandstenen constructie werd gebouwd op de plaats waar de getijdenwerking van de Zenne ophield. De sluis regelde het waterpeil door middel van schuiven die bij elke doorvaart moesten opgehaald en teruggezet worden. In de 14de eeuw werd de tol voor voorbijvarende schepen vastgelegd op één brood per geladen schip.

Tot circa 1900 toont de iconografie een vierkante, door steunberen gestutte toren van zandsteen afgedekt met een steil tentdak (leien). Heden staat slechts één gevel overeind en van het overige rest de onderbouw. Met klimop begroeide zandsteenbouw in vrij klein regelmatig verband. Bij de linkerarmoevers, bewaarde muren met sleuven voor de sluisdeuren, en waterpoort: afgeschuinde rondboog met geprofileerde gestrekte puilijst over de hele lengte; in de bovenbouw, een centraal gotisch drielobvenstertje, afgewerkt met een spitsboogvormig druiplijstje, een vierkant venstertje, steigergaten en een geprofileerde kroonlijst.

Iets meer stroomafwaarts, met groen begroeide ruïnes, van de watermolen die erbij hoorde. Hij maakte deel uit van een groot watermolencomplex, bestaande uit: graanmolen, oliemolen, volmolen (voor de Brusselse lakennijverheid). Deze molens konden vrijwel permanent draaien. Daardoor was hij belangrijk voor een ruimere regio. In 1585 werd de molen vernietigd door de Spanjaarden maar later heropgebouwd. De laatste molenaar was August Coenen. Hij was van 1880 tot 1884 nog burgemeester van Weerde.

Het geheel werd tijdens WOI nagenoeg geheel vernield. Enkel de zandstenen ruïne bewaard.

De eigenaar van de Weerdemolen, Waterwegen en Zeekanaal, besloot tot een renovatie. Na een inspectie door Monumentenzorg Vlaams-Brabant en in nauwe samenwerking met de gemeente Zemst werden in 2008-2011 de volgende werken uitgevoerd:
- Afsluiten van de doorgang in de westelijke gevel zodat de achtergelegen trap niet meer bereikbaar is.
- Verwijderen van de klimopbegroeiing en de plantengroei om verdere aftakeling van het muurwerk tegen te gaan.
- De overblijvende muren van de sluistoren en de oeverversterkingen aan de bovenzijde werden voorzien van dekstenen zodat er geen water meer kan infiltreren.
- De verzakkingen en het ontbrekende voegwerk en het uitgevallen metselwerk in het muurwerk van de oeverversterkingen werden hersteld of terug aangebracht.
- Het voegwerk in de overblijvende muren van de torensluis werden hersteld
- De metalen onderdelen werden ontroest en geschilderd

Op Open Monumentendag 11 september 2011 werd de herstelde sluistoren in beperkte kring ingehuldigd.

Aanvullende informatie

“Supplément au N° 331 de L’Oracle” (Brussels dagblad), vrijdag 27 november 1818, p. 3.
Verkoop van goederen die de Stad Brussel toebehoren. Definitieve toewijzing van twee watermolens te Weerde, tussen Vilvoorde en Mechelen.
Openbare verkoping aan de meestbiedende, door M. Dupré (koninklijk notaris, “Montagne des Oratoires” 675, Brussel), op 30 nov. 1818 in het Stadhuis te Brussel, van twee watermolens, om granen te malen en om te vollen, genoemd de molens van “Weert”, met het woonhuis, stallen, schuren, bijgebouwen en de grond waarop ze gebouwd zijn, groot 15.357m 73 cm (sic!), gelegen te “Weert” op de rivier de “Senne”. Deze molens worden gehuurd door de heer Verlinden, met een huurceel die zal aflopen op 31 oktober 1819, voor een jaarlijkse huurprijs van 708 gulden 75 cent. Deze molens zijn ingeschreven en voorlopig toegewezen voor een bedrag van 18.000 Nederlandse gulden. Daarna volgen nog enkele aankoopvoorwaarden (i.v.m. de betalings-modaliteiten, de bijkomende onkosten e.d.m.).

---------

D.J. Delestré, "Van den molen van Weerde", in: Eigen Schoon en de Brabander

De molens van Weerde  stonden aan weerskànten van de Zenne. Ze verwisselden  meermaals van eigenaar, zooals blijken zal, en beheerschten den loop der rivier.

Die molens waren een leengoed van de Hertogen van Brabant. We zien in een akte van Jan, bij Gods gratie Hertog van Lothrin­gen, Brabant  en Limburg, hoe hij  den  verkoop  van den molen goedkeurt.  Dit  geschiedde  voor de getuigen  jan heer van Kuc, jan Sertout heer van Berlaer, ridder s, fan zoon van Alexander en vele anderen. Wouter van Hollaken getuigt dat hij den molen ver­kocht  heeft aan Daniel van Bouchout, ridder  en borggraaf  van Brabant en aan Boudewijn van Echove zoon van wijlen  Geeraart van Echoven, ridder: molen gestaan bij WEERDE, en in leen ge­houden van den Hertog.Daarenboven, en dit zal gevolgen hebben naderhand, de nieuwe eigenaars krijgen het voorrecht eene sluis (sclusiam) te maken en ze mogen een molen bouwen aan beide zij­ den van de Zenne, volgens  hun beliefte en tot  hun beste voor­ deel ; ze krijgen het  vischrecht  van aan den molen  tot aan de plaats gewoonlijk genoemd Paridaans Werc (?). Gedaan in Maart 1297.

Naderhand werd de familie Bouchout  alleen eigenares van den molen en in  1360 schenkt Jan Wijtvliet al zijn rechten aan de abdij van Grimbergen. Daar deze brief allerlei namen bevat die onze streek aanbelangen, geven wij hem in zijn geheel.

"Wij, WENCESLAUS van Bynhoem (Bohemen), bider gracien van Goede, Hertoghe van Lutsenbourch, van Lotterike, van Brabant ende van Lymbourch ende johanne vanden selven landen  hertoghinne ende mercgravinne des hey­lichs Ryc maken cont allen lieden die nu sijn ende namaels wesen s len dat comen vore ons siln een Religieus prelaet, onse lieve ende gheminde heer Godevaert Abt vanden cloester van Grymbergen vander ordene van Premanstreil vanden blsscopdomme van Camerlke, ende oec tghemeyne convent vander selver stede, ende hebben wale ende wetteleec met haren ghereden goeden jegben ons vercreghen, te haers vorseits cloesters behoef, alseiken moelene alse ghe­ leghen sljn te WERDE metter sluysen, metten renten, metter vysscheryen en­ de met alden rechten dat daer toe behorende es, ghelijc ons die vors. goede ane verstorven zijn ende verschenen (?) van onsen Heren Oem, Herenjan Wijtfliet , Here van Blaesvelt, In alder vormen ende  mannieren datse de voerscr. Here Jan Wytfliet houdende was te !ene vanden bere van Bouchout, van welke vor­ scb. goeden wl kinnen ende lien (belijden) dat ons van den vors. Abdt ende van den conven te ghemeynleec te vollen  ghenoech  ghedaen is ende  gheheleec vergouden ende hebben hirenboven wy Hertoghe ende Hertoghlnne vors. vor ons, vore  onse  ore (erfgenamen) ende vore onse naecomellnghe gheloeft ende gheloven in goeden  trouwen, met desen jeghenwerdlgh en brleve, den vorschr. Abdt ende convent hen ende  haren nacomelinghen, die ten tyde Abdt ende  con­ vent lndenvors. doestere ziin selen, dat  voreghenoemde  goet, molen, slusen, renten  ende  met allen  ha ren rechten  ende toebeltorten doen te vereyghene, soe dat hare eyghene  goede  voert  a ne erfleec ende ewellke bilven  moeghen  ende dat gheloeven wl hen te warandeerne ende  daer af te welken  daghen warani te zine, ende daer  lnne  te houdene paysleec ende vredeleec alse  In haren eyghen goeden , leghen  yeghewelken die hen daeraf  ane spreken mochte  In eneghervoe­ ghen, ende  omdat wl Hertoghe ende Hertoghlnne voers. willen  ende begheren overmld ts onste   (jonste) ende meneghe  vrlendeleechelt  die  ons  die  vorschr. Abdt ende convent ghedaen hebben  ende  noch  namaels doen moeghen dat  hen die voregen. goeden  bliven ende  hare  nacomelinghen vortane meer  van alle sa­ ken ende exactlen  vrlleec vereyghent ende  om me dat  wlse  oec daer  inne  In die voeghen hier vore ghel oeft hebben, te houdene, soe hebben wii In kinnessen der waerheit onse  zeghele ane dese  Ietteren doen  hanghen ende bidden voert ende versueken onsen lieven ende  gheminde manne Heer Jannebere van Bouchout, daer men dit voerschr. goet af te lene hout,  dat  hllt  hen  vereyghenen wille ghe­ llic als vorscbreven es, ende  omme de meere zekerhelt daer af te doene zlnen zeghele metten  onsen  ane dese  letteren  hanghen wille.  Ende  ie  jan here van Bouchout overmids de vriendeleec bede ende tverzuec van ruinen lieven ende gheduchteghen Heren ende Vrouwen  den Hertoghe ende Hertogbinnen voirg., soehebbe ie mlnen lieven ende g heminden Abdt ende den conven te vanden Cloes­tere van Grymberghen vorser. hen ende  hare nacomellnghen die ten tlde Abdt ende convent inden  vorschr. doester  ziln selen, dat voregen. goet, Moelene, slusen, renten ende  met allen  haren  rechte ende  toebellorten ghellic ment  van mij Janne  here van  Boeeliout houdende was te  Iene ende  gheliic  Ie oee met an­ deren minen  goeden  voert  ben  houdende te lene  van onsen  lieven Here  ende Vrouwen vuerschreven , by harewille eonsente ende toedoene vereyghent om me voertane  eweleec des vorschr. cloesters eighen  goet  te  zlne  ende  te bliven, In alder vormen  dat  voersproken es.  Ende  dit  es ghesciet inder  yeghewordlcheit mljnre mannen  van lene  hier onder bescreven, dits te wetene Loenies van We­senbeke, Henrix vander Brugghem van Saventhem, ReynPers van Hersbrug­ghen ende Lauwereys van Liedekerke. Ende es daer toe gesciet al dat  in alsuilken sa,ke sculdich es  te gesciene, éllle argeliste ende  cavilla tie  uteghescede In alle saken. Ende om me dat dit aldus g hesciet es, soe hebbe Ie  fanherevan Bone­ hout overmids heede  ende verzuecs wille ons liefs Heren  ende  Vrouwen vor­ sereven min en zeghel  metten harendesen  letteren ane ghehangen, end e bldde vort ende versueke minen vorser. man nen dat si  ha re zeghele metten  mlnen hhir aneoec hanghen willen. Ende wl Loenijs van Wesenbeke, Henric vander Brug­ ghe van Saventhem, Reyneer van Heysbrugghen ende Lauwereys van Liede­kerke, overmids de vrlendelike bede  ons liefs Heren Jàns des heren van Boee­ hout soe hebben wi alse si ne mannen van lene onse zeghele metten sinen desen letteren a ne ghehanghen. Ghedaen inden  jaren ons  Heren  M°CCC en tsestlch {1360).

De abt Godevaart, vermeld in bovenstaanden brief, was Godevaart de Vos. (1)

Op 22 April 1365 geeft Jan van Boec.hout «ende Borchgrave van Bruecele  » nog een afzonderlijken  brief tot  bevestiging  van voorgaande schenking.Hier wordt nog eens uitdrukkelijk gezegd:

« dat wi hebben ghegheven onsen lieven ende gheminden in Goede, reil· gleusen  v riend en Godeve rde biden ghedoeghe ons  Heren Abdt des ciaesters va n Grymberghen ende den con vente... de moelene te Werde metten gronde, de husinghe daer toe behorende ende de sluse met allen den rech te dat daer toe behorende es... ». Ze zullen  het in eigendom bezitten en de tienden heffen

« alse in haren eyghenen goeden op al selkene vorwaerde dat bi haer tiende inde prochie van Werde, alsoverreden  Abdt ende convente vorser. toe beho­ rende es, behoudeleee altoes tsprochiaens  rechte, hebben ende behouden selen alsoe Janghe alse wl leeven  ende soe welken  tiit dat wi bider wille ons Heren slin comende van live ter doet... "

Op 20 October 1369 geven «Godevert van Sinte Gorix ende jan gheheten Clutinc,  zone Reineers Clutings, scepene van Brue­ sele » nog eens een brief  over dezelfde gift  " van den moelene alse gheleghen siin te Werde metter slusen, renten, metten vys­ scheryen enz... »  Nu wordt genoemd!: «Roelove nu ter tiit abdt vanden vorsereven cloester van Grymberghen »  Dat was Roelof van Buysingen.

Ondanks al die plechtige brièven, schijnt het toch dat de be­twistingen nopens zekere rechten niet achterbleven en moest de abdij  uitzien naar verdere  bevestigingen. We zien dan ook dat Hertog Antoon er voor zorgt, in 't jaar 1410.

"ANTHONIS, bider gratie Goeds, Hertoghe van Lot h rlnge, van Brabant ende van Lymborch, ma rcgreve des heylichs Rycx, allen den ghenen die dese letteren zelen sien , die nu ziin of namaels wesen selen, saluut. Wij hebben ont­ faen die oetmoedeghe suppll'catie des Religlosen Abts en Convents ons Gods­ huus ende cloesters van Grymberghen, inhoudende hoe si in tiden v oerleden verereghen ende eochten aen wilen onsen lieven Here ende Oem die Hertoghe Wenceslazts ende onse lieve vrouwe ende moeye Vrouwe ]oanne Her toghe ende Hertoghinne van Luttemboreh ende van Brabant , diere ziel en God ghenedich zy, die waetermoelen gheleghen tot WERDE, metter slusen ende den rechten daer  toebehorende, di e hen aengevallen ende aneghesto rven was van wilen heren janne Wijf/iet , herevan Blaesvelt , mids dat hl bastard was, diese te I ene hielt van wilenden heer van Boeehout ende die welke hl o nsen Goidshuse vor­ sereven bi wille ende eonsen ts ons Oems en moeyene vorser. vore sijn mannen va n leen vereyghent hadde, al so ons die vorser. Religieuse Abdt ende Convent ons Goidshuus vorser. claerllc hebben doen blik en bi d es selfs ons Oems ende moyen brieven die op ghemaect daer af d'inhouden hier na volghet van woerde te woerde. » (Hier volgt de tekst van voorgaande akte. Dan vervolgt de brief van Hertog Antoon) :

"Die welke watermoelen metter slusen enden  anderen rechten daer toe behorende onse ghemindePetrus de Coker, onlanx Ónse Rentmeester ons lants van Over-Sinne bi wet"n ende bevele onser gheminder ende ghetrouwer luden van onsen Rentmeester in onsen handen gheset heeft, overmids da t zi j niet we­ tende vanden vorser. brieven,  vonden bi brieven ons voervadren , wilen Her­ toghe Jans selegher  ghedink enlssen , e even  op Sint-Stevens  dach  in t jaer M°CCC° ende  sesse ghescreven ende  andere brieven  in enen  ouden  register lig­ gende in onsecamere van  rekeningen, dat die sel ve Hertoghe Jan gheheven had­ de in gherechte wissel  om die  helft  vander  watermoelen van WEERDE vorser. die Boudens was vanden Eechove, sone wilen  Heren  Gerards vanden  Eechove, ridders, die  grute ( I ) ende al dat recht vander grut en va n  onser stad  vanden Bosch (2) in allen  den  rechte dat  die  vorser. Hertoghe Jan  daer  houdende was over  vijftich   pont   tsiaers, daer   hi vanden  voren  op  hadde  LXI lib.  siaers, te leene vanden selven  Hertoghe buten den wissel, inder maniere dat verclaert es indes vorser. Hertoghe J ans  brieve, !welke hen aengesien  de gelegen t heit der saken  vorser. ende  dat  si des sint den  vorser. coepe ende vercr ighen altoes in vredeliker  possessien gheweest hebb en . toter tijt dat si  in onse  vorser. ha nden gheweest  heeft,  te groter scaden ende  achterdeele cornt ende noch  meer  doen soude, op dat  si daer  op bi ons niet  vorsien  en worden van remedien. Daer om si ons oetmodelic ghebeden hebben, waer om  wi die  niet en willen  dat  yema n bi onsen  toedoene ghescadicht si sonde r reden, maer  begeren eneyegellke daer af te verhuden ende sonderlinghe de religieusen Abdt  ende  convent ons  Go ids­ huus ende cl oesters van Grymberghen vorser. , ghemerct de  ghescienisse ende gelegentheyt der  saken vorser. den  se!ven  religieusen Abdt  ende  convent, ghe­ consenteert ende  ghewillecort h ebben, consenteren ende  willeeoren met desen brieve vor ons, onse  oere  ene naco melinghe   Hertoghe ende Hertoghinne van Brabant, dat si der  moelen,  m etten   toebeboerten  vorser.,  ewelijc erflee encte emmermeer   besitten , hantplichten  ende  gebru ken, ende  horen  eyghen en wille selen moghen   doen, na inhouden der  vorser. brieven  ons  Oems  ende  Moeyen vorser., die  welke  wil  alsoe verrealstin ons  es gheconfirmeert, gheratificeert ende gheappr obeer t hebben. ende met desen  jeghenwordighen  brieven  confir­ meeren  ratificeeren  ende  approbeeren, ontbiedende daer  om ende  bevelende onsen lucten van onseReken (kamer?), onsen rentmeester general van Brabant, onsen R ent meester ons  vorscr. lants van  Over Senne, ende allen  onsen  ande­ ren rentmeesters,  offici ers  ende  ambilchtens, die  nu siin ende  namaels comen selen,  ende  eiken  van hen  sonderlighe ende samentlic diet aengaen mach, dat si die Religieuse Abdl ende  convent ons  Goidshu us va n Grimbergen vorser. la­ ten  ende  doen  paiselic,  raslelie   e n de   vredelic ghebr u ken  dier   watermoelen gheleghen  te  Weerde, metter  slusen ende  alle  den rechten baten  ende   profiten daer  toebehoorende, de  hand  daeraf  lichtende van onsen weghen, sonder hen daer  in  enieh   letsel . stret of moeysel te doen,  nu of in toecamende tid en , in enegher manieren, want ons dat  gen uecht  ende  willen  dat alsoe  ghedaen si, niet wederstaende en ighe anderen  bevele of gh ebode daer jeghen  wesende ende al­len anderen horen recht. Ende om me dat wi willen  dat  o nse consent e nde oct roy op de sake vorsereven  vast  ende   ghestade ghehouden siin  moeghen, ewelec ende emmermeer  onverbrekelic, soe  hebben wl onsen seghel aen  desen  brief doen hanghe11. Ghegeven in onse stad  van  Bruessele den  XIX dach van Janua­rio int jaer ons Heren M°CCCC 0 ende thien. (29 Januari 1410)  - (Cart 11. fol. 115).

De Hertog had dus klaar gesproken: de molen met de sluis op de Zenne met al de rechten er aan verbonden waren eigendom der abdij.  Weldra echter kwam  er weer betwisting aangaande de eigenlijke rechten van de sluis ; en hier  hebben we een brief  die ons de manier  van rechtsonderzoek en uitspraak  voorstelt. Deze brief is in het Cartularium door eene andere hand geschreven ; hii bevat allerlei rechtstermen  en ook gebruiken die een licht werpen op dien tijd.

« Wij, jan van Wynge, rentmeester  generael van Brabant, doencontallen luyden die dese letteren selen sien oft horen lesen, dat comen is voir  ons die  eerwerdige Vader in Gode Mijnheerde Abdt  des  ciaesters  ende  Goidshuus van Grymbergen, hem zeer beclagende ende beeroenende van des voorscr. Goidshuus wegen, over  tgemeyn  Ambacht   vanden  sceeplieden   van Bruesele,  van den grooten  onrechte ende ongelijcke dat zij hem dagelix doende sijn ende enen langen tijdt ghedaen  hebben, Als dat zij met haren scepen varende ende keerende biden (?) te Werde doer de sluyse, sonder dair af willen te gheven dat hij ende zijn Goidshuus voirscr. altoes daeraf  gehad!  hebben  tot  hier  toe,  Biddende dair omme ende versuekende  om Goidswille ende van rechtswegen, dat wij Rentmeester vorser., van mijns  genediehts Heren  wegen, hemdair af ene waerheyt ende besueck wouden  doen ter plaetsen daert be­ hoerende, ende  de sceplieden van Bruasele  vorser. alsoe in dien hebben  dat sij  ter plaetsen  comen  wouden  om  te aenhoeren de waerheyt,op des gheens cost die int ongelijc vonden worde, ende daer doen  gebyeden  inde praebiekerken daert  beboerde alle die ouderen  van dair  ontrent  op enen ghenoemden dach aldaer  te zij­ ne, om van hen te wetene wat  sij dair  af gesien hadden ende ge­ hoert,·ende wat men dagelijx gesien hadde gheven van eiken scepe opwert of nederwert varende. Welc dage gheordinert werdt daer te zijne  bij versuecke van mijnen Heer den Abdt  voirscr. Also dat wij rentmeester  voirscr. ten voirscr. dage met sesse erfgenoefen ende twe gheswoernen maleslagers die waerheyt aldaer besaten ende vraeghden  den Abdt  voirscr., om dat geestelijc persoen wa­ re,  wije voir  de costen  van zinen wegen spreken  soude. Ende hij seyde Carteel de Rijck die dat dede. Ende deden doen metten yer­ sten zwer(;!n eenen man ten heiligen, na tversueck  des Abdts voir­ scr .. Op dwelc  Johannes Daneels,  inden name  vanden  voirscr. sceplieden   calengie  deden, om dat  die  selve  man dat XIlle deel vanden scorfmolen hadde daer hij \siaers enen gulden af gaf. Doen vraegden wij Johannes voirscr. of hij partije maken  woude, wije dan voir de costen  spreken soude. Ende hij seyde jan Scoup, die dat dede. Op dwelc  die  Abdt  voirscr. van sijnen wegen ende Jo­ hannes Daneels  vander sceplieden  wegen elc ene cedele overgaf hoe zij die perscene ghehoert  wouden  hebben. Ende alsoe hoerde men voert nog tot XXI p rsoenen toe, daer af die meeste deel met­ ten yersten  man tuyghden ene  namen op,haren  eedt, inden ma­ nieren  dat de waerheyt inne houdt  ende hier na gesereven staet. Te  weten, als scepe van opwert ende  nederwert  varen  doer die sluyse te Werde, hebben gepleghen te gheven, van over XL jaren des hem wel ghedinct, van eiken be,cker die broot int cep hadde, een broovalsulc alse te Mechelen weert voerden, ende al en was die sluysmeester dair niet nochtan lyetmen den•sluysmeester zijn broot ende heeft dat broot  meer geheeten sluysbroot dan stryt­ broot. Ende dat heeft die selve ierste man wel XX jaer Janc selve geheven,maer weder .dat van rechte was of en was, des en weet hij niet,anders dan dat hijt gesyen heeft, Item op gerechte sluysdage te weten des maendaegs, des goendaegs ende des vryendaegs, heeft hij die sluyse zien treeken vanden noenen totten vespertijd, ende gaven tvoerscr. broot die nederwert voeren, ende die opwert voe­ ren en gaven nyet bynnen dien drye dagen ten tijde voirscr.. Ende alse enige scepe buyten dien tyde voirscr. quamen om te lydene (I), zo plagen zij des molders  moet (2) dair  af te hebbene.  Item op ongerechte dage, als dwaler so groot is dat die sluyse niet inne en staet, dat een scep van boven nederwert comende gegeven heeft een acht schellync broot ende van onderopweert varende geladetl, IIIJ  tornoyse, ende een ijdel scep IJ tornoyse. Item dat hij van enen aelscepe (3) alse buyten tidts quam, genomen heeft drie placken, ende op gerechte dagen, bynnen tyds,en gaven zij niet. Item van­ den mosselscepen plagen zij te gevene, op ongerechte dage, een mande mosselen ende als hem de mosselen nyet en genuechden so gave zij daer vore een placke of liJ tornoyse.Item als dmerscip (4) quamop Sinxendage of op ongerechte dage· , buytewtyds, soplach de sluysmeester daer af te hebbene ene pot wijns,  maer  oft alle dese poynte vorser: van rechte zijn of en sijn, dat en wete zij niet. Item dat d' Abdt  vorser. die voirscr.  sluyse  sculdich is te doen treeken op te dage ende tijde voirscr., weder daer scepe comen oft en doen, ende comen daer scepe so:heeft hij daer af den loon voir­ scr. ende en comen daer negheene so en heeft hij niet. Welke waer­ heyt gehoirt  ende gesloten was den XXVII ste dach van Junio int jaer XIIIJC  ende XXIIJ  ende beseghelt met onsen zeghele, rent­ meester voirscr. ende vier erfgenoeten.Ende bynnen XIliJ nachte daer nae beyden partyen dach gedaen wert te Bruessele opt Broot­ huus, dat was opten XIste dach van Julio voer den noene om de voirscr. - waerheyt op te brekene  ende t' aenhoren : dwelc aldus geschiede te voirscr. dage. Op welc jan de Froye des vonnessen gemaent was na inhoudt  der waerheyt  voirscr.  daer op hij  hem beriet, ende weder inne comende hij  wijsde met vollen gevolgen dat hijs  op dien  tijt niet  wijs en ware  ende zette dat uut  XIII] nachte. Welke XIII] nacht overleden, te wet-en den XXV sten dach van Julio  int  jaer voirscr. Jan de Froye voirscr.  verrnaent werdt van onse rentmeester voirscr., Opdwelc hij  hem beriedt endebe­ raden zijnde, wi.fsde met vollen gevolge van sinen medegesellen, ten wetene den erfgeneeten hier na besereven : ierst Wouter van der Noot,  Peter Pl.penpoy, Weyen de Mol,  Godevert Mennen, Sy­ mon van Ophem , jan van Diedegem,   Amelric  Was, Henric Hert­ tewijc, Ghiisbrecht   Taye,  Henric  Meren, Henric  Taye,  Gielis de Zwertere, jan  vander Noot,  Wouter  sone  Claes van Batenborch, jan vanden Dale, Peter vander Bèken, jan Kuypens (?), Lambreekt de Costere,  jan de Donckere,  Heyne  van Dorpe,  Oste de Greve, Claes de Gruytere ende Conze/is Lembrecht,  gesworen molensle­ gere. Dat dAbdt ende Ooidshuus van Orymberghen voirscr.  be­ houden selen hare possessye sceplieden haer drye dage na inhoudt der waerheyt voirscr. ende gestade bliven sal ende wel gehouden. Soe hebben wij Rentmeester voirscr. metten vairgenoemden erf· genoeten desen brief bezegelt elc onser met sijnen properen zegel. In kynnessen der waerheyt. Dit was gedaen op den XXV sten dach van Julio int  jaer ons Heren doe men screef dusent  vier hondert ende vierentwyntich.»

Tijdens het bestuur van Philipsden Goede,was de schaarseh­ te aan graan erg nijpend,  vandaar dan ook dat de Magistraat der stad  Brussel verbood  het  graan buiten Brabant  te  voeren. De Hertog en ook de Magistraat  van Brussel legden aan den meier van Zemst, Daniel  Hobosch, en de schepenen Renier Lauwers en jan de Drossate,  de verplichting op het graan en het meel dat in den molen  van Weerde lag, op veilige  plaats te brengen om het later aan lagen prijs  te verkoopen aan de bevolking. Die  verplich­ ting werd niet nageleefd : de Mechelaars die het hard te v rduren hadden in dien tijd van hongersnood, kwamen 's nachts het graan weghalen uit den molen. Meier  en schepenen werden gestraft om hunne  nalatigheid en moesten bedevaarten doen· naar Rome of Milaan; doch konden daaraan ontsnappen d.oor het betalen van 10 öf 20 florijnen. De mulder zelf werd ook gestraft omdat hij het graan afgegeven had. Zoo verhaalt A. Wauters in« Histoire des Environs  de Bruxelles ».

Eene randnota naast de kopij  van een brief in het archief verklaart  dat de molen van Weerde verkocht werd ten tijde van abt van Wayenbergh. Inderdaad  een bulla van Paus Leo X gaf aan de abdij  toelating om allerlei goederen te verkoopen, en in  't bi­ zonder worden de molen en het viscbrecht  te Weerde genoemd. De verkoopakte is niet in het archief.  Volgens  A. Wauters (op. cit)kocht de stad Brusselden molen, die toen verhuurd werd tegen 96 mudde graan en 96 ponden was.

De molen werd half verwoest tijdens de beroerde dagen van de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw. In 1591 herbouwde jeroom Baers den molen; zelfs werd hij  omgebouwd  tot volmolen, daar de molens van Anderlecht en van de Hallepoort onvoldoende wa­ren voor den lakenhandel die toen te Brussel nieuw leven had gekregen.

Later werd in de buurt een afzonderlijke volmolen  gebouwd en de oude molen maalde wederom het graan. In 1818 kocht de bouwkundige Stielemans de twee molens, waarvan er heden nog eene bestaat.

Na het graven der schipvaart  verloor  de vaart op de Zenne veel van haar belang of werd misschien onmogelijk.

D. J. DELESTRÉ.

Noten

(1) Zie Delestré, Beknopte Geschiedenis der Norb. abdij  van  Grimbergen, 1928, (Overdruk uit Eigen Schoon & De Brabander), bl.  34.
---
(1) Grute: dwangrecht op het  mout.
(2) 's Hertogenbosch.
- Lijden: doortrekken, doorvaren.
-----
(2) Moet: toestemming.
(3) Aelscip: pallngschuit.
(4) Merscip:schip dat allelei koopwaar meenam

--------------------------------------

C.L. Spillemaeckers, "De molen en de sluis van Weerde", Eigen Schoon en de Brabander, LXIII, 1980, 7-8-9, p. 308-310.

In 1297 verkoopt Wouter van Hollaken de molen van Weerde aan de ridders Daniël van Bouchout,  dapifer van Brabant, en Balduinus de Echove,  zoon van Geraard de Echove. Daar de molen een leen van de hertogen van Brabant was, volgde de ver­koop de gebruikelijke  weg. In het bijzijn van talrijke vazalen, waaronder Jan van Lint, ridder Jan Berthout heer van Berlaar en Jan zoon van Alexander, droeg Wouter van Hollaken de molen weer over 'in de handen' van hertog Jan I, die hem na uitspraak van 'zi jn mannen', aan de nieuwe leen houders schonk. De opge­roepene vazallen bezegelden samen met de hertog de akte van over­gave. Meteen verleende de hertog aan de nieuwe bezitters en hun opvolgers  het recht van de visserij op de Zenne, vanaf de molen tot aan de plaats Paridaeos Wax geheten, en dit, zoals de akte ver­meld,  'tot verbetering' van het feodaal  bezit, dat een onverdeel­baar geheel uitmaakte. Een helft van de molen ging volgens een brief van hertog Jan I, gegeven in 1306 en bewaard in de Kamer van Rekeningen, naar Daniël van Bouchout, en de andere helft naar Balduinus van Echove.

In 1360 kwam de molen in het bezit van de abdij van Grim­bergen als haar eigen goed. Jan Wijtfliet, heer van Blaasveld en oom van hertoginJohanne, echtgenote van Wenceslaus van Bohe­men, hertog van Brabant, had de molen in leen van Jan, heer van Bouchout en later burggraaf  van Brussel. Met de instemming en de goedkeuring van de hertog verkocht  heer Jan hem met de slui­ze, het visrecht en al de andere rechten aan Godevaart de Vos (1358 /60-1367) en het convent van zijn abdij en al hun opvol­gers. De brief van verkoop werd bezegeld door de hertog en Jan van Bouchout, alsook  door de opgeroepene vazalen Loenijs van Wesenbeke, Henric van der Brugghe van Saventhem, Reinier van Reysbrugghen en Lauwereys van Liedekerke, laten van de heer van Bouchout.

Enkele jaren na zijn  aanstelling tot abt richtte Gielis van Bouchout (1400-1416) een schrijven aan Anthonis, hertog van Brabant, waarin  hij hem  verzocht het  recht  van  de abdij op de molen van Weerde te willen bevestigen. Steunend  op de brieven van zijn voorganger Jan I willigde de hertog de wens van de abdij in, confirmeerde op 19  januari 1410 haar bezittingsrecht  en spoorde de rentmeesters, officieren  en ambachten aan  het recht van de religieuzen  te doen eerbied igen.

Niettegenstaande de onvoorwaardelijke steun van de herto­gen moest de abdij soms hard strijden voor het behoud van haar bezit. In die tijd stond gelukkig aan hoofd een moedige abt, Cornelius de Kempeneer (1416/17-1446), die steeds krachtdadig optrad wanneer het ging over de verdediging van de belangen van zijn huis. Zo trekt hij een zekere dag in 1424 persoonlijk naar Brussel en maakt bij de rentmeester-generaal, Jan van Winge zijn beklag over 'het groot  onrecht en het ongelijk' dat het gemene ambacht van de schippers van Brussel, door het miskennen van het tolrecht van de sluiswachter van Weerde, "hem dagelijks doende  zijn en lange tijd gedaan hebben". Hij verzoekt de rent­meester scheepsliedenvan Brussel naar Weerde te sturen, om zich daar ter plaatse te verzekeren van het onrecht dat de abdij wordt aangedaan. Bejaarde mensen zullen in hun tegenwoordigheid getuigenis kunnen afleggen aan de onduldbare houding van de schippers van Brussel, wanneer zij door  de sluis varen.

Op 27 juni 1424 trok Jan vanWingemet zes "erfgenoten" en twee  gezworene "molenslagers" naar  de afgesproken plaats, en ondervroeg er niet minder dan vierentwintig getuigen, van wie de meesten onder ede stonden. Naar hun zeggen, en somm igen h ad­den veertig jaar ondervinding, gaf iedere bakker die brood ver­voerde, een brood dat sluisbrood werd genoemd voor de sluis­wachter, zelfs wanneer deze niet persoonlijk de sluis opende. De getuigen konden evenwel niet verzekeren dat  de sluiswachter 'recht' had op dit brood. Maar die belasting  gold alleen voor de gewone sluisdagen, namelijk op maandag, woensdag en vrijdag, dagen waarop de sluiswachter verplicht was op zijn post te zijn of een ander in zijn plaats aan te stellen. Zijn werk liep van 's mid­dags tot de vespertijd. Wilde een schipper op een niet-normale dag doorvaren, dan moest hij voorafgaandelijk aan de molenaar toela­ ting vragen. Voer hij die dag neerwaarts, dan gaf hij aan de sluiswachter een brood van acht schellingen; voer hij opwaarts dan betaalde hij vier tourooisen voor een geladen schip en twee tourooisen wanneer hij onbevracht voer. De schippers met een palingschuit (aalschip) betaalden buiten de vastgestelde dagen drie kleine koperen muntstukken (plakken); op de gewone dagenmerci geen tol van hen geëist. Voor de doorvaart van een mosselschuit op de vaste dagen kreeg de sluiswachter een mand mosselen; nam hij deze niet aan, dan kreeg hij een plak of drie tourooisen in de plaats. Was een schip met allerhande koopwaren geladen, dan gaven de schippers op Pinksteren of op niet-vastgestelde dagen een pot wijn. Maar ook hier konden de getuigen niet  zeggen of de sluiswachter daar recht op had. Volgens de getuigen had ook de abt zekere verplichtingen. Hij moest er namelijk voor zorgen dat de sluiswachter op de vastgestelde dagen steeds op zijn post was, hoewel deze op de dagen dat er geen schepen doorvoeren niet werd vergoed.

Op 25 juli 1424  sprak de rentmeester op het Broodhuis te Brussel het vonnis uit. De abt en de abdij werden in het gelijk ge­steld, en van dan af moesten de schippers zich schikken naar de afgelegde verklaringen van de ondervraagde getuigen.

De molen van Weerde bleef iets meer dan 150 jaar eigendom van de abdij. Toen echter tijdens het bestuur van abt Petrus van Wayenberge (1505-1540) de last van de schulden al te zwaar op de religieuzen begon te wegen, zag de abt zich verplicht zich tot paus Leo X te wenden met het verzoek over te mogen gaan tot de verkoop van sommige abdijgoederen om de schulden te dekken.

Waarschijnlijk heeft de abt  in zijn verzoekschrift de molen ver­meld, want in de pauselijke bul die de verkoop toestond, stonden de molen en het visrecht te Weerde uitdrukkelijk vermeld. In zijn 'Histoire des environs de Bruxelles' schrijft A. Wauters dat de stad Brussel de molen aankocht en hem verhuurde voor 90 mudden graan en 90 ponden. Van de akte van verkoop vindt men echter geen spoor in het archief van de abdij.

 

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en Plannen, handschrift, nr. 2406. C.J. Everaert, Caerte figuratief der prochie van Weerde, 1786.

Uitgegeven bronnen
“Supplément au N° 331 de L’Oracle” (Brussels dagblad), vrijdag 27 november 1818, p. 3.

Werken
Lieven Denewet, "Volmolens voor wol en zeemleder in Vlaanderen en Waals-Brabant. Deel 1. Geografische en chronologische inventaris", Molenecho's, jg. 15, 1987, nrs. 2-3, 158 p. (themanummer).
D.J. Delestré, "Van den molen van Weerde", in: Eigen Schoon en de Brabander.
C.L. Spillemaeckers, "De molen en de sluis van Weerde", Eigen Schoon en de Brabander, LXIII, 1988, 7-8-9, p. 308-310.
André Ver Elst, "Nieuw-Zemst bi Leven en Welzijn: een nostalgisch spiegelbeeld van Elewijt, Eppegem, Hofstade, Weerde, Zemst en Zemst-Laar", Nieuwkerken-Waas, Het Streekboek, 1990.
"Herinneringen 1914-1918: Elewijt, Eppegem, Hofstade, Weerde, Zemst", Zemst, De Semse, 1986.
"Herinneringen aan dorpen in de gemeente Zemst", Ljubljana, Hisstory, 2001.
André Ver Elst, "Kleine encyclopedie van Groot-Zemst", Nieuwkerken-Waas, Het Streekboek, 1995.
André Ver Elst, "Nieuw-Zemst in oude prenten", Zaltbommel, Europese Bibliotheek, 1980, foto nr. 37.
André Ver Elst, "Ons Zemst: vroeger en nu", Zaltbommel, Europese Bibliohteek, 1995.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
C. De Maegd & S. Van Aerschot, "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2N", Gent. 1975.
Karel Lemmens, "De molens te Zemst en omstreken", De Semse kroniek, X, 1995, nrs. 3 e, 4.
Roger Debroeck, Molens in Groot-Zemst, Zemst, Heemkundige Kring De Semse, 2010, 71 p.£
Albert Van Asbroeck, "Geschiedenis van Weerde", Jaarboek 2006 van de Heemkring "de Semse", p. 19-21 (Nederlandse vertaling van de tekst van Alphonse Wauters)
Roger Van Kerckhoven, "Water in al zijn aspecten te Groot-Zemst", in: Heemkring "de Semse", 1999, p. 183-184 (themanummer)(vertaling van Alphonse Wauters met aanvullingen)
Alphonse Wauters, Historie des environs de Bruxelles, Tome deuxième. Bruxelles, Edition Van der Auwera, 1855, p. 546-548.
Marc Alcide, "Volkstelling van het jaar 1796 van enkele gemeenten ten zuiden van Mechelen" (website)
Paul Huys, "Advertenties van industriemolens in het Brussels dagblad "L'Oracle" (1818)", Molenecho's, XXX, 2002, 4, p. 227.
Arthur Cosyn, "Le Brabant inconnu", Bruxelles, Bulens, 1911 (met eigen foto).

Persberichten
Raf Bonte, " Eind volgend jaar is het complex klaar. Weerdemolen krijgt eindelijk opknapbeurt", Het Nieuwsblad, 12.01.2008.
Koen Merens, "Officiële opening Weerdemolen op Monumentendag", Het Nieuwsblad, 08.09.2011.
Koen Merens, "Weerdemolen beschermd tegen weer en wind", Het Nieuwsblad, 13.09.2011.
J.D., "Weerdemolen weer zichtbaar", Gazet van Antwerpen, 21.09.2011.

Overige foto's

Weerdemolen, Molen van Weerde, Weerde (Zemst), Prentkaart ca. 1910 | Database Belgische molens
© Prentkaart ca. 1910
Weerdemolen, Molen van Weerde, Weerde (Zemst), Foto: Arthur Cosyn 1911 | Database Belgische molens
© Foto: Arthur Cosyn 1911
Weerdemolen, Molen van Weerde, Weerde (Zemst), Prentkaart Nels voor 1914 | Database Belgische molens
© Prentkaart Nels voor 1914
Weerdemolen, Molen van Weerde, Weerde (Zemst), Prentkaart ca. 1920, na de vernieling | Database Belgische molens
© Prentkaart ca. 1920, na de vernieling
Weerdemolen, Molen van Weerde, Weerde (Zemst), De Sluistoren. Foto: Kris Vandevorst, 2006 | Database Belgische molens
© De Sluistoren. Foto: Kris Vandevorst, 2006