Sint-Maria-Latem (Zwalm), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- IJzerkotmolen
- Ligging
- Galerijpad 2
9630 Sint-Maria-Latem (Zwalm)
op de Zwalm
kadasterperceel B24 (korenmolen)
B58 (oliemolen, huidige taverne)
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.883850, 3.714537 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Jochen Delbeke & Emmanuel Meersschaut
- Gebouwd
- voor 1412 / voor 1571
- Type
- Bovenslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Opeenvolgend papier-, ijzer-, koper-, olie- en korenmolen.
- Gevlucht/Rad
- Overwelfd metalen bovenslagrad van 1 m x 3 m
- Inrichting
- Vier steenkoppels, builmolen
- Toestand
- Maalvaardig
- Bescherming
- M: monument,
14 juni 1985 - Molenaar
- Jochen Delbeke & Emmanuel Meersschaut
- Openingstijden
- Op afspraak, e-mail: ijzerkot@gmail.com, tel. 0489 11 63 74
- Database nummer
- 171
- Ten Bruggencatenummer
- 50171
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De IJzerkotmolen is een watermolen met bovenslagrad op de Zwalm in Galerijpad 2.
Deze molen kent een merkwaardige geschiedenis als industriële watermolen.
1. De Nieuwe Molen: een korenwatermolen op de Oude Zwalm (voor 1412)
De oudste bekende vermelding van een korenwatermolen in Sint-Maria-Latem dateert van 1412: tvelt der nuwer muelene up dhoude zwalme ("Nieuwe Molen op de Oude Zwalm"). Het gebouwenbestand was dan samengesteld uit een woonhuis, schuur, een poest (koeienstal) en een duufhuus (duivenhok).
De graanwatermolen werd ook aangehaald in documenten van 1417 en 1426: gheleghen ter nuwermuelene in de prochie van onser vrouwen lathem.
2. Als papiermolen (voor 1571-na 1589)
De molen op de huidige standplaats gaat zeker terug tot 1571. In de 20ste penningkohieren van dat jaar (een fiscale bron opgesteld onder de hertog van Alva) vinden we dat in de molen papier gemaakt werd. Daneel de Keysere, eerstye deurwaarder in Vlaanderen, hield de molen in pacht van Jan vanden Driessche voor 108 pond parisis (Parijse ponden) per jaar: Daneel de Keysere, eerste deurwaerdere in Vlaenderen es haudende in pachte van Jan van den Driessche ende zijne kinderen een watermuelene, daermen pampier in maect, die hij jaerlix huert 108 p. par.. De Keysere was evenwel hervormingsgezind en moest om geloofsredenen de wijk nemen. Na hem kwam Jan Flamen: we zien hem onder de benaming "Jan de Flandres" opduiken in een akte van 6 september 1589, toen op zijn molen beslag werd gelegd wegens onbetaalde schulden.
Uit een document van 1644 blijkt niet dat de papiermolen op dezelfde plek stond als de bovengemelde Nieuwe Molen: het Sint-Baafskapittel van Gent had "voor 40, 50, 60 of meer jaren" een zekere 'plaats' met een stuk land, gelegen in de parochie Sint-Maria-Latem, naast een "ader" van de Zwalm, in cijns uitgegeven om aldaar een papiermolen op te richten.
3. Als ijzersmeedmolen (na 1589 - ca. 1630)
In de procesbundel van 1643-'44 over het stuwen van het water, meldden beide partijen enkele keren dat de papiermolen door een ijzermolen werd opgevolgd. Volgens het verzoekschrift van het Sint-Baafskapittel gebeurde deze omschakeling door de cijnshouders van de papiermolen (welcken papiermeulen by de possesseurs vande voorseyde cheijns daernaer verandert synde in een ijsermeulen). Daarna werd de molen gekocht door het huys vanden ghewesen Prince van Gavere [= de graaf van Egmont]. Diens bezittingen werden echter aangeslagen, zodat de molen in het bezit kwam van Zijne Majesteit. Daarna is den selven ysermeulen voor eene wijle tyts vervallen gheweest, tot Jacques van Laerebeke in 1642 als pachter opkwam. Volgens zijn verweerschrift (april 1644) werd zijn molen tien jaar voordien niet meer als ijzermolen gebruikt.
4. Als kopermolen (1643 - tussen 1656/1675)
Rond 1630 was de ijzermolen dus om een ons onbekende reden buiten gebruik geraakt. In 1642 kwam Jacques van Laerebeke, koopman te Gent, opdagen. Hij had op 12 april 1639 octrooi verkregen van de Spaanse koning om in Gent en omgeving - met uitsluiting van alle anderen - zes koperslagerijen (voor koper en messing of geelkoper) op te richten.
Van Laerebeke ondervond echter al spoedig moeilijkheden om de bepalingen van het octrooi te kunnen waarmaken, meer bepaald om in amper drie jaar tijd zes kopermolens op te richten, gelet ook op de oorlogstoestand in ons land. Toen deze termijn al halfweg verstreken was, vroeg Van Laerebeke daarom een nieuw aangepast octrooi aan. Daarin verwees hij naar zijn zware investeringen en naar de "troebelen van deze tijd" die het handelsverkeer erg bemoeilijkten. Van Laerebeke bekwam op 12 februari 1641 zijn aangepast octrooi van koning Filips IV van Spanje, waarbij gedeeltelijk ingegaan werd op zijn vragen.
Heeft Van Laerebeke deze zes kopermolens effectief kunnen bouwen? We vonden er vijf terug: twee in Melle, twee in Gent en één in Sint-Maria-Latem. Deze van Melle (1638 - na 1646) was uitgerust met een dubbel waterrad. De twee kopermolens van Gent (1638-1656) stonden aan de Minnemeersbrug en aan de Ham.
Jacques Van Laerebeke nam in 1642 de verlaten IJzerkotmolen voor 18 jaar in pacht van de heeren vande finantien van Zijne Majesteit om er een kopermolen van te maken. De 29-jarige Bavo vanden Hecke fs Christiaens, pachter-molenaar op de watermolen ter Eken te Munkzwalm, getuigde op 23 november 1643: Dat hy deposant tsedert de twee maenden herrewaerts, dat den zelven verweerdere heeft begonnen te maelen metten zelven synen copermeulen, by hem binnen jaer ende dach herrewaerts gheërigiert, grootelick is belet gheweest in het maelen metten selven coorenwatermeulen. De kopermolen was uitgerust met hamers, waarbij er meer kracht nodig was om hem in werking te stellen dan bij de papiermolen, zo lezen we het in bovenvermeld verzoekschrift. Wellicht kon nog gebruik gemaakt worden van het mechanisme (nokkenas, hamers) van de voorgaande ijzermolen.
We twijfelen er niet aan dat veel koper voor militaire doeleinden werd gebruikt. De tijden waren ernaar. De Spaanse Nederlanden hadden vooral in 1643-1647 zwaar te lijden onder Franse en Hollandse invallen. In 1643 was Gent ternauwernood ontsnapt aan een inname door de troepen van de Verenigde Provinciën.
Wie was nu die Jacques van Laerebeke? Hij behoorde tot een Gentse familie waarvan leden gedurende eeuwen (15de-18de eeuw) als ketel- en koperslagers werkzaam waren. Jacques baatte in Gent twee vestigingen uit: sinds 1638 een kopergieterij (coperhuus) aan de Minnemeersbrug aan de Leie en sinds 1640 een kopermolen (voor hete slaan en gheriefene van koper) aan de Ham, aan de overzijde van de Leie. Jacques werd bijgestaan door zijn broer Lieven. Ze onderhielden goede contacten met de ingeweken Duitser Cornelis Rulandts uit de streek van Aken (voor de technische kennis van het koperslaan met waterkracht) en met het Gentse stadsbestuur (de twee Gentse vestigingen waren immers stadsgebouwen). De Van Laerebekes waren de grootste kanonnen- en wapenfabrikanten van de stad. Het Verdrag van Munster (1648) bracht eindelijk vrede, maar vormde voor onze kopergieters een tegenvaller! Ze legden zich dan meer toe op h et gieten van klokken. Jacques Van Laerebeke overleed in 1656. Afstammelingen van hem of van zijn broer Lieven bleven nog tot eind 18de eeuw werkzaam in de branche - op andere plaatsen in Gent - maar de bloeiperiode was voorbij.
De kopermolen in Sint-Maria-Latem was nog maar pas in werking (1643), of er kwamen klachten vanwege de gebruiker van watermolen ter Eecken in Munkzwalm, die hem pachtte van het kapittel van Sint-Baafs in Gent. Deze laatste spande een proces in, dat voorkwam voor de Raad van Vlaanderen in Gent.
We volgen even de klacht zoals die verwoord werd oor de rechtstreeks betrokkene, de 29-jairge molenaar Bavo vanden Hecke, zoon van Christiaen. De Molen ter Eken stond boven (= stroomopwaarts) de kopermolen. Sinds de start van deze laatste, was Vanden Hecke sterk belet in het malen, wegens het ophauden van het watere met de schoven van de kopermolen, om te meerderen val te hebben van het water. De koperslager had duidelijk "meerder fortse" nodig "omme syne hamers" te doen werken, dan destijds met de papaiermolen. Daardoor ging de ruysch van het wiel (= velg van het waterrad van de "grooten meulen ter Eecken" bijna twee voeten (anderen zegden: "een grote voet") in het water. Voorheen hing het waterrad beneden gheheel libre vuyt het water. Het rad kon dus niet meer soo lichtelick draijen als vroeger, waardoor hij ernstige schade leed. Nog erger was het gesteld met t'cleen meuleken ter Eecken: het water reikte tot aan zijn hasse (wateras), waardoor er niet meer mee gemalen kon worden.
Het kapittel liet de volgende personen als getuigen oproepen op de informatie preparatoire, gehouden op 23 november 1643 en volgende dagen:
- Daneel de Flaenders, zoon van Jan, ca. 56 jaar, landsman, woonde dicht bij de kopermolen van Sint-Maria-Latem
- Bavo vanden Hecke, zoon van Christiaen, ca. 29 jaar, molenaar, en toenmalige pachter van Molen ter Eken in Munkzwalm
- Adriaen vander Haeghen, zoon van Marten, ca. 46 jaar, inwoner en burgemeester van Munkzwalm
- Arent Boenbeke, zoon van Gillis, ca. 74 jaar, inwoner en burgemeester van Beerlegem, oud-molenaar
- Gheeraert Ghijs, zoon van Adriaen, ca. 45 jaar, inwoner van Beerlegem, oud-molenaar, werkte destijds als knecht op Molen ter Eken in Munkzwalm.
Op verzoek van de eiser werden beide watermolens bezocht (wettelijke visitaties) om de hoeveelheden gestuwd water vast te stellen. Dat gebeurde in aanwezigheid van deskundigen (molenaars en/of molenbouwers). Een eerste bezoek gebeurde op 15 juli 1643. De drie laatstgenoemde getuigen waren er toen bij. Bij het tweede bezoek, een maand later, werd het gebouw van de kopermolen aan een inspectie onderworpen: de gaten in de muur toonden aan dat het waterrad vroeger anderhalf voet lager hing en een yser aan het spye in de muer was de vroegere peghele (pegel, geijkte maatstok). Op het derde bezoek nodigde de eiser ook meester-molenmaker Balthazar de Poortere uit.
Op basis van die vaststellingen vroeg het kapittel van Sint-Baafs het Hof dat 1° Van Laerebeke zou veroordeeld worden om het water van de Zwalm niet meer zo hoog te stuwen en daartoe een peghel te plaatsen, waaraan hij zich zou moeten houden en dat 2° hem alle verdere nieuwicheden zou verboden worden. Van Laerebeke zou namelijk van plan zijn om nog een "ander rat" aan zijn kopermolen te plaatsen, waardoor hij nog meer water nodig zou hebben en het nog hoger zou stuwen.
Wat was nu de reactie van de verweerder, Jacques Van Laerebeke? Omdat hij een aangeslagen watermolen pachtte van de koning (Filips IV van Spanje) werd hij bijgestaan door de raeden fiscalen van desen hove (= de Raad van Vlaanderen). Aangezien de zaak behandeld werd voor hetzelfde hof, voelde hij zich dus duidelijk gesterkt, ondanks de machtige tegenpartij... Als verdediging koos hij resoluut voor het terugkaatsen van de bal. Van Laerebeke stelde dat het water ten tijde van de papier- en ijzermolen nog twee voeten hoger werd gestuwd. En toch had de molenaar van de Molen ter Eken toen geen klachten. Het was namelijk hun eigen schuld: zij hadden hun molen verandert en de cours vande waeteren deur het verlegghen van tbedde ofte kele verleeght. Deze onbehoirlicke veranderinghe gebeurde voor een tiendal jaar, toen de molen van de verweerder buiten gebruik was (dit is toen de ijzermolen niet meer werkte). Toch stelde de verweerder een vergelijk voor: hij zou akkoord gaan dat beide partijen een waterpeghele zouden plaatsen, waarbij elkeen de gestelde hoogtte zou moeten respecteren. Deze compromisbereidheid kwam ook aan bod tijdens de derde "visitatie" aan beide molens, op 3 oktober 1644. De oplossing zou erin bestaan de wateras van molen ter Eken een voet te verhogen én aan de kopermolen een pegel te plaatsen, waarbij men het water aldaar niet hoger zou mogen speyen als 6 voeten en 10 duimen (= 1,65 meter).
Of een dergelijk compromis dan ook gesloten werd, vernemen we niet: het vonnis ontbreekt. Wel weten we dat er later opnieuw moeilijkheden rezen. Bavo vanden Hecke vroeg in 1646 aan het kapittel van Sint-Baafs een gedeeltelijke pachtkwijtschelding, o.m. omdat de dienaers van Van Laerebeke alle daeghen lancx om hoogher het waeter zyn haudende. Bijna dertig jaar later vroeg de molenaar (nog steeds Bavo) hetzelfde aan, maar de "boosdoener" - de kopermolen - had ondertussen een andere functie gekregen.
5. Als oliemolen (tussen 1656/1675 - 1897), dan brouwerij, thans café-restaurant
In het verzoekschrift dat Bavo vanden Hecke in 1675 richtte aan het kapittel van Sint-Baafs lezen we ondubbelzinning: het stampkot nu competrende dhoors van Adryaen Vander Haeghen, eertyts gheweest de copermuelen.
Wanneer deze omschakeling van koper- naar oliemolen precies gebeurde, weten we niet. In ieder geval had Jacques van Laerebeke de afloop van zijn 18-jarige pachttermijn, aangegaan in 1642, niet meer kunnen beleven: hij was in 1656 overleden.
In 1675 behoorde de molen al toe aan de erfgenamen van Adriaen Vander Haeghen. Deze laatste had de verlaten kopermolen wellicht kunnen kopen van de koning om er een oliemolen van te maken. En wederom rezen er problemen met de "buurmolen" van Munkzwalm. Het was zelfs nog erger dan vroeger: zijn waterrad lag 3 1/2 voet in het water, soo dat sy nu meer dan eenen voet het waeter aen het voorseyde stamkot syn hoogher haudende dan datmen heertyts met de copermuelen plach te doen.
De Latemse oliemolen bleef in werking tot 1897. Dan werd hij omgebouwd tot brouwerij. De zolders dienden dan als droogplaats voor de grondstoffen. Rond 1960 werd de brouwerij-installatie gesloopt en gebeurde er een verbouwing tot café-restaurant dat nog steeds bestaat.
6. Toevoeging van de graanmolen (1792-heden)
In het begin van 1792 vroeg Jan Koenraad (Jean Conrad) Van der Beken uit Beerlegem, eigenaar van de oliemolen (tordoir) te Sint-Maria-Latem, toestemming aan de keizer (van Oostenrijk) om naast zijn stampkot een graanmolen met twee steenkoppels te mogen oprichten, voor het malen van alle soorten graan. Hij argumenteerde dat deze plek naast de oliemolen zeer gunstig was en dat de inwoners genoodzaakt waren hun graan naar ver afgelegen molens te brengen. De Financiële Raad en de Rekenkamer van Brussel vroegen om adviezen (8 en 15 februari 1792), maar in tegenstelling tot andere octrooibundels, is de verdere afloop niet terug te vinden. De Franse bezetting van Vlaanderen (midden 1792) gooide immers roet in het eten. Hoogstens kon er enige vertraging zijn opgetreden, want de korenmolen kwam er zeker. Hij werd gebouwd op de andere oever, zodat een dubbelmolen ontstond.
Het proces-verbaal van afpaling van de gemeente Sint-Maria-Latem in 1817 vermeldt zowel de koren- als oliemolen:
il existe dans la commune deux moulins à eau, séparés l'un de l'autre par la rivière de Zwalm, ils appartiennent eau même propriétaire etne ont point a ferme (sic = affermé). Le premier (Section B n° 284) est propre à moudre des grains et est à un tournant (grondwiel). L'autre (Son B n° 278) est une usine à huile et à un tournant (grondwiel). Elle est beaucoup plus important que celle à farine qui ne trouve trop rapprochée d'autres moulins de cette espèce situés sur la même rivière.
D'après renseignements que j'ai pris sur la valeur locative des ces deux moulins qui ne sauraient être loués séparament, j'ai estimé que leur produit doit être porté à (brut) 450.00 frs. Un tiers (150.00 frs.) à déduire pour réparation et entretien est resté en produit net 300.00 frs.
Beide molens waren toen nog uitgerust met een grondwiel (onderslagrad). Later in de 19de eeuw werd dat houten rad door een metalen bovenslagrad vervangen. Dat rad bestaat nog en werd in 1998 grondig hersteld.
De familie Van der Beken, die al voor 1792 eigenaar was, zou dat ononderbroken blijven tot 1948. Dan kwam de molen in het bezit van Louis De Clercq, die met een dochter Van der Beken gehuwd was. Hij was burgemeester van Sint-Maira-Latem, maar emigreerde naar Ontario (Canada).
Marcel De Boe (°Ophasselt 1925 - +Herentals 1989), die de pionier van het Zwalmtoerisme wordt genoemd, kocht de IJzerkotmolen in 1960 en de Zwalmmolen van Munkzwalm in 1964. Dank zij hun toeristische exploitatie wist De Boe hun behoud te verzekeren. Emiel Mareels-Demaere, handelaar te Gent, kocht de molen eind 1971 als buitenverblijf. Een paar jaar later maakte hij er samen met zijn familie een horecazaak van, waarbij de molen in eigen beheer werd hersteld.
In 1985 werd de molen met inbegrip van de keermuren van de waterradgeul, het sluiswerk, het waterrad, het roerend werk, alle werktuigen en hun aandrijving, het houten sluiswerk en de sluismuren beschermd als monument, vooral omwille van zijn industrieel-archeologische waarde. Sinds 1992 behoorde de molen toe aan de weduwe (Agnes De Maere) en kinderen Mareels.
De graanmolen ligt professioneel stil sinds 1954, maar is sinds 1999 na een maalvaardige restauratie op initiatief van de familie Mareels, regelmatig weer op zondag in werking. De inrichting als café-restaurant doet - in tegenstelling tot andere molens - hier geen afbreuk aan de authenticiteit en de werking van de molen.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Vander Beken Joseph, olieslager te Sint-Maria-Latem
- later, eigenaar: Vander Beken Amelie Colette en consoorten
- 15.01.1844, deling: Vander Beken Amelia, zonder beroep te Sint-Maria-Latem (notaris Verstraeten)
- 24.08.1887, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Amelia Vander Beken)
- 17.01.1891, deling: Vander Beken Eugenius, eigenaar te Sint-Maria-Latem (notaris Van de Velde)
- 21.11.1895, erfenis: Vander Beken-Saey Leon, brouwer te Sint-Maria-Latem (overlijden van Eugenius Vander Beken)
- 30.12.1903, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Saey)
- 03.03.1932, verkoop: Vander Beken Louise Marie, zonder beroep te Sint-Maria-Latem (notaris Verstraete)
- 01.03.1948, verkoop: De Clercq-Vander Beken Louis Urbain Aimé, eigenaar te Sint-Maria-Latem (notaris De Waele)
- 22.11.1960, verkoop: De Boe Marcel Robert Clement, advocaat te Zottegem (notaris De Waele - gebouwen van een oude watermolen en brouwerij)
- 07.12.1971, verkoop: Mareels-De Maere Emile Remi, handelaar te Gent (notaris Van der Beken - woonhuis zijnde café met afhangsels)
- 03.07.1992, erfenis: de weduwe Agnes Demaere en de kinderen: a) Mareels-De Cooman Mark Joseph, te Zandhoven, b) Mareels-Haegemans Guido André, te Gent, c) Mareels Marleen Mauricette, echtgenote De Ceukelaire Marc Arthur, te Ternat en e) Mareels Veerle Catherine, echtgenote De Vos Marc, te Oudenaarde (overlijden van Emile Remi Mareels)
- 03.09.2018, erfenis: de kinderen Mareels (overlijden van Agnes Demaere)
- 2021, verkoop: Jochen Delbeke & Emmanuel Meersschaut.
De IJzerkotmolen werd in 2021 verkocht aan Jochen Delbeke & Emmanuel Meersschaut. Zij stelden aNNo architecten uit Gent aan om de molen te restaureren en herbestemmen tot molen met bakkerij, taverne, gastenkamers en woning.
De molen is maalvaardig en produceert meel en bloem voor de eigen desembakkerij en particulieren. Er is tevens een kleine taverne waar men eenvoudige broodmaaltijden met streekproducten of een pannenkoek kan nuttigen.
Als u na het molenbezoek een consumatie nuttigt, bedenk dan dat u zich bevindt in een - weliswaar vaak verbouwde - ruimte waar sinds de 16e eeuw opeenvolgend: 1) graan werd gemalen, 2) papier werd geschept, 3) ijzer werd gesmeed, 4) koper werd geslagen, 5) olie werd geperst, 6) bier werd gebrouwen -naast 7) het (opnieuw) malen van graan in de andere ruimte. Of hoe een landelijk gebouw een rijk en gevarieerd industrieel verleden herbergt. Voor ons was het ook zeer boeiend om in archieven te ontdekken hoe de nog gangbare benaming "IJzerkotmolen" betrekking heeft op het vroegere ijzerslaan!
Lieven DENEWET
Aanvullende informatie
Jaarlijks aantal asomwentelingen:
1994: 0
1995: 2.107
1997: 0
1998: 7
1999: 1.020.321
2000: 1.035.068
2001: 884.317
2002: 1.452.368
2003: 143.227
2004: 1.352.850
2005: 1.396.353
2006: 1.309.420
2007: 1.285.128
2009: 1404364
2010: 1.701.038
2011:
Intekendatum: 14.12.2009, 10 u. 30
Molen: Sint-Maria-Latem (Zwalm, O.-Vl.), IJzerkotmolen - dubbelmolen met (metalen) bovenslagrad
Bouwheer & ontwerper: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Afd. Operationeel Waterbeheer, Brussel / Gent (Ronny De Keer)
Opdracht: Leveren en aanplanten van bomen en struiken in bosverband ter hoogte van de IJzerkotmolen op de Zwalm; cat. G of o/cat. G3; 20 dagen
Plaats aanbesteding: VMM - Afd. Operationeel Waterbeheer, Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel
Literatuur
Archieven
- Archives départementales du Nord - Lille, série B (Chambre des Comptes), n° 1663, f° 70r°-72v° (octrooi, 12.04.1639)
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 145, f° 240r° - 241v° (aangepast octrooi, 12.02.1641).
- Algemeen Rijksachief Brussel, Financiële Raad, nr. 1933. Verzoekschrift door Jan Conrad Van der Beken uit Beerlegem, eigenaar van de oliewatermolen in Sint-Maria-Latem, om naast zijn stampkot een graanmolen met twee steenkoppels te mogen oprichten, begin 1792.
- Gewestelijke Directie van het Kadaster te Gent, Kadasterdocumenten van Sint-Martens-Latem.
- Rijksarchief Gent, Bisdom Gent-Sint-Baafs, nr. 3433 (procesbundel, 1643-1644).
- Rijksarchief Gent, Bisdom Gent-Sint-Baafs, nr. 3384 (problemen tussen de IJzerkotmolen en de Zwalmmolen van Munkzwalm, 1675)
- Rijksarchief Gent, Vorstelijke Domeinen van Oost-Vlaanderen, nr. 98 (octrooi-aanvraag, 1792)
- Stadsarchief Gent, Reeks 330/15, f° 140, 301/24, II, f° 28v° en 330/19, f° 79v° (vermeldingen uit 1412, 1417 en 1426).
- Stadsarchief Gent, Reeks 63. Kohieren XXste penning, jaar 1571, Sint-Maria-Latem, f° 7 v°, 15 v°.
Landkaarten
- Antonius Sanderus, Kaart (1641), met de IJzerkotmolen vermeld als "Isermeullen".
- Ferrariskaart (ca. 1775), met twee roodgekleurde gebouwen (in steen) met de benaming "Moulin het heyskot"
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844), met twee gebouwen en de benaming "T'yzeren kot. Moulin à eau".
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850), met de benaming "t'Yzerkot molen"
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) met de benaming " 'T Yzer Kot Moulin à Eau".
Werken
- Lieven Denewet, "Als eerste watermolen van de Zwalmstreek... De IJzerkotmolen van Sint-Maria-Latem maalt opnieuw", in: Molenecho's, jg. 26, 1999, nr. 2, p. 96-101.
- Lieven Denewet, "Industrieel verleden van watermolen te Sint-Maria-Latem ontsluierd. Opeenvolgend papier-, ijzer-, koper-, olie- en graanmolen, of de IJzerkotmolen was wel degelijk een ijzermolen!", in: Molenecho's, jg. 29, 2001, nr. 2, p. 77-83.
- Lieven Denewet, "Vier koperwatermolens in en rond Gent (ca. 1640-'50)", in: Molenecho's, jg. 29, 2001, nr. 3, p. 142-150.
- Lieven Denewet, "De IJzerkotmolen van Sint-Maria-Latem: een industriële watermolen op het platteland", in: "De molens van Zwalm", Zwalm, Heemkundekring De Zwalm, 2010, p. 176-183.
- Marc Blaton, "Restauratie van de IJzerkotmolen te Sint-Maria-Latem", in: De Zwalmgalm, 1999, nr. 2, p. 16.
- Rita Baele, "Middeleeuwse akte betreffende een papierwatermolen te St-Maria-Latem", in: De Zwalmgalm, 1998, nr. 1, p. 17 e.v.
- L. Devriese, "Proto-industriële kopergieterij in de zeventiende eeuw: een korte Gentse episode (1638-1656), in: TIC (Tijdschrift voor Industriële Cultuur), jg. 18, 2000, 24. In deze nochtans degelijke studie wordt geen melding gemaakt van beide octrooien voor Van Laerebeke en ook niet van zijn kopermolens in Melle en Sint-Maria-Latem.
- Marc Blaton, "Over kerk, IJzerkotmolen en Klein-Zwitserland", in: De Zwalmgalm, 1996, nr. 1, p. 9.
- P. Bauters & R. Buysse, "De Oostvlaamse watermolens. Inventaris 1980", Gent, 1980 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 11);
- P. Bauters, "Oostvlaams molenbestand 1986", Gent, 1985 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 25);
- Julien Th. Vandeputte, "De molens van het arrondissement Oudenaarde uit hun geschiedenis", Oudenaarde, 1974, p. 72-74.
- Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Derde aflevering. De arrondissementen Oudenaarde en Sint-Niklaas", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XVI, 1962, 2 (Gent, 1963).
- Els De Kinderen, "Allerlei - Cultuur: meer sponsors, selectiever betoelaging [Kasterlee; Mol-Ezaart; Diest; Sint-Maria-Latem; Ertvelde]", in De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 77 (1982), nr. 10 (oktober), p. 217-218.
- Robert Desart, "Les Moulins à Eau du Hainaut et des Flandres", Soignies, Lemaire, 1968, p. 124.
- Michel Duprez, "IJzerkotmolen - Sint-Maria-Latem. Staat van goed van Joannes-Baptiste Cnudde", in: De Zwalmgalm, driemaandelijks tijdschrift van de Heemkundige Kring De Zwalm, jg. 8, 2003, nr. 1, p.12 e.v.
- "Zwervend doorheen de Zwalmvallei bij het ruisen der watermolens", in: Ons Volk, Weekblad voor het gezin, jg. XLVIII, 1965, nr. 33, 19 augustus, p.20-23.
- Paul Huys, "Papierwatermolens in Oost-Vlaanderen in de 16e eeuw", in: Molenecho's, jg. 18, 1990, 4, p. 220-223, overgenomen in: Paul Huys, "Molens in Veelvuldig Perspektief, verzamelde molinologische opstellen", Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993, p. 189-194.
- Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-T", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2007, p. 42-43.
- "Zwalm, Het twaalf dorpenparadijs", p. 46.
- Mola, "Aantal asomwentelingen van Oost-Vlaamse molens in 2010", in: /West-/Vlaams Molenblad, XXVII, 2011, 1, p. 51.
- John Verpaalen, "Het oude gelaat van de IJzerkotmolen in Sint-Maria-Latem", Vlaamse Molens' j 10, nr. 1 (winter 2016) (met de oudste bekende foto, van ca. 1900, voor de verbouwingen).
Persberichten
- Lotte Debrouwere, 'In Klein-Zwitserland krijgt ge nog een boterham met kop', Het Nieuwsblad, 22.07.2007.
- DCRB, "Zwalm. Geen vrachtwagens meer over bruggen van de Zwalm", Het Laatste Nieuws, 18.11.2010, p. 19.
- Pierre Penninck, "Open Monumentendag in Zwalm op 11 september", Het Nieuwsblad, 09.09.2011.
- GPP, ‘Ik dacht dat kaart van Di Rupo grap was’, Het Nieuwsblad, 09.08.2013.
- GPP, "Kinderen bezoeken molens op Open Monumentendag", Het Nieuwsblad, 28.08.2013.
Mailberichten
- Delphine Degroote, Toerisme Zwalm, 04.09.2019.
- Jochen Delbeke, 05.10.2021.
- Annelies Van Der Roost, 09.10.2021.
- Sofie De Ridder (aNNO architecten, Gent), 24.09.2021.
Websites
- Lieven Denewet, "De IJzerkotmolen van Sint-Maria-Latem", in: www.molenechos.org, Belgisch Molenbestand.