Molenechos's Homepage Molenechos.org

Knesselare (Aalter), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen

Bestaande molen

Karakteristiek

Naam
Pietendriesmolen, Molen Taets
Ligging

Pietendries 3


9910 Knesselare (Aalter)
3,2 km ZO v.d. kerk
kadasterperceel C194
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
Geo positie
51.118431, 3.444000 (Google Streetview)
Eigenaar
Gemeente Aalter
Gebouwd
voor 1563 / 1804
Type
Staakmolen met gesloten voet
Functie
Korenmolen
Kenmerken
Iepenhouten standaard
Gevlucht/Rad
Geklinknageld (fabr. Verhaeghe, Ruddervoorde, nrs. 1302-1303), uit 1983, 24 m
Inrichting
2 koppels Franse stenen, haverbreker, buil (verwijderd in 2013)
Toestand
Stilstand, verval ingezet
Bescherming
M: monument,
11.09.1968
Erfgoed id
33370
Molenaar
Maarten Osstyn, Adegem en Laurens Verheughe (thans technisch werkloos)
Openingstijden
Op afspraak
Database nummer
164
Ten Bruggencatenummer
04188  
© Foto: Mike Ekelschot, Gent, 13.09.2009

Beschrijving / geschiedenis

De Pietendriesmolen is een houten korenwindmolen op een vrij hoge wal in de Pietendries nr. 3, op de Dries, waar de grenzen van de dorpen Ursel, Knesselare en Aalter(brug) samenkomen.

Over zijn ligging lezen wij in het landboek de Merode (ca. 1800):  "26 . ..- Wat Noordwaerts van daer (landerijen van het Woestijnegoed) een woonhuis. schuere ende stallinghen. mitsgaeders boomgaardeken ende hovenierhoveken, met den meulewal daer den Pietendriesch meulen op staet, paelende Oost den herrewegh (naar Aardenburg). noort de Pietstraette, zuyt Josephus de Muldere met zijn woonhuvs. streckende ten Westheinde met d'erfve over den meulen wal bij nae te nieten jegens het uytcommen van het wegelken commende van de vaert en 't Woestijnegoet naer den Pietendriesch, 0 gemeten 101 roen".

De molen wordt voor het eerst vermeld als "Molen ter Piete" of "Pietenmolen", later ook als "Driesmolen" en thans "Pietendriesmolen" (voor het eerst in 1796). De benaming "Taetsemolen" verwijst naar de molenaarsfamilie Taets. De gecombineerde  topografische naam Pietendriesmolen is ontleend aan de uitgebreide landerijen van de kloosterorde "Goed Ter Pieten" en de ligging op de Dries(wijk). De naam "Dries"slaat op een oude nederzettingsvorm die meestal dateerde uit de middeleeuwen. Zoals ook hier het geval, vindt men bij een dries de huizen rondom een centraal middenplein met doorgaans een driehoekige vorm.

Het landgoed "Goed Ter Pieten" werd in 1453 aangeduid als "le avoir de le Pitte", het huidige Blauwgoed, welke haar naam dan weer zou ontlenen aan de ligging op de grens van de gemeenten Aalter, Knesselare en Ursel. In historische bronnen wordt dan weer over "Pietepalen" gesproken waarmee grenspalen (=bornages) werden bedoeld. Er stond vlakbij de molen ook de thans verdwenen grote "Pietkapel".

De eerste vermelding van deze windmolen stamt uit 1563 alwaar hij in een leenboek wordt vermeld als opvolger van de vroegere Oostmolen van het nabijgelegen Aalter. Op de ribben van de oude molen stond het inschrift "I.B. De Ridder - 1563". Was deze inkerving oorspronkelijk ?... De "Liste Curie Moulins Carte D. nr 1, pli 12" vermeldt ook al de molen onder de benaming "Molen ter Pieten", gebouwd in 1563.
De Oostmolen, een watermolen aan de Durme (nu Brugse Vaart), werd in 1187 vermeld als de "Molino Ex Hatra" en aldaar bevond zich ook de "mijlstaak" van de Heer van Woestijne. Iedereen binnen de straal van een mijl moest zijn graan laten malen op deze molen. In 1634 werd de Brugse Vaart voltooid en aldus verdween de Oostmolen definitief. De windmolen staat op de meest noordoostelijke grens van deze mijlstaak.

De molen wordt vermeld in het Leenboek van Biesem (Aalter) in 1587. Ook de "molenwegh" en een "molenstic" worden daarin vernoemd.

De grond en de molen waren oorspronkelijk eigendom van de heer van het Land van de Woestijne, dorpsheer van Aalter en Knesselare. We vinden de molen reeds vermeld op de kaarten van Sanderus in 1641; verder ook op een kaart van de Rijngraaf, heer van het Land van de Woestijne. In het archief van Gravin de Hemricourt-de Grunne berust een "prijsie der kosten van het maeken van den meulebergh onder den meulen genaemt ter Pieten te Knesselare, anno 1664".

Omtrent zijn ligging lezen wij in het Landboek de Merode (circa 1770): "26 - Wat Noordwaerts van daer (landerijen van het Woestijnegoed) een woonhuis, schuere ende stallingen, mitsgaders boomgaerdeken ende hovenierhoveken, met den meulewal daer den Pietendriesch meulen op staet, paelende Oost den herrewegh, Noort de Pietstraete, Zuyt Josephus de Muldere met zijn woonhuys, streckende ten Westheinde met d'erfve over den meulenwal bij nae te nieten jegens het uytcommen van het wegelken commende van de vaert en 't Woestijnegoet naer den Pietendriesch, 0 gemeten 101 roen".

In het archief de Grunne en in het gemeentelijk archief van Knesselare (Aalter) te Gent vinden we als mulders en pachters op de Pietendriesmolen:

Namen van molenaars-pachters:
- Jan Braet (1645, 1665)
- Martijnken Dhaenens, weduwe van Christiaan Braet (1665, 1669)
- Karel Heytens (1667, 1668)
- Martijn Dhaenens (1668)
- Mathijs Serlippens (1669)
- Servaas De Poorter (1676)
- Jan Goethals, afkomstig uit Sijsele (1707, 1730-1732)
- Joannes Kerckaert (1730-32)
- Joannes Caeckaert (1741)
- Pieter-Jacob Hertschap (1741)
- Pieter Jacob Herschap (1777, 1782)
- familie De Weirt (1782-1794)
- familie Gernaeys (1818-1867)
- Pieter-Bernardus De Bruyckere (1867-1877)

Blijkens een advertentie, verschenen in de Gazette van Gend van 15 en 18 februari 1796 (of 26 en 29 pluviôse jaar IV), wordt op dinsdag 23 februari 1796 werd, ten huize van Joannes Claeys aan de brug te Aalter, openbaar verpacht: een korenwindmolen, genaamd de Pietendriesmolen, te Knesselare, in gebruik te nemen met ingang van 1 mei aanstaande.

Na het omwaaien van de molen tijdens een storm werd hij in 1804 met gebruikmaking van onderdelen van zijn verongelukte voorganger herbouwd in zijn huidige verschijningsvorm. Een bijzonder onderdeel dat toen werd gerecupereerd betreft de staak  (gedateerd "P .. HERTSCHAP 1782"). Deze staak is namelijk vervaardigd uit een olm of iep, wat een eerder uitzonderlijke houtkeuze is tegenover de typische keuze voor eikenhout. Op het einde van de 18de eeuw was ook hier echter een massale sterfte van iepen vanwege de iepenziekte en vermoedelijk voldeed deze betreffende boom, ondanks de houtsoort, aan de vereiste lengte, omtrek en sterkte.

Uit het proces-verbaal van afpaling van de gemeente Knesselare in 1812: "il y a cinq moulins à vent, servant à moudre du grain. Ils sont presque tous exploités par leur propriétaire et peuvent être rangés dans la même classe. J'estime que leur revenu brut peut être porté à 300 francs. Déduisons le tiers, conformément à la loi, reste net 200 francs".

De molen werd in 1834 door de diensten van het Belgisch kadaster ondergebracht in klasse 1, met een kadastraal inkomen van 228 frank.

Naast de windmolen (op het perceel C194) werd voor 1830 een rosmolen (op het perceel C193) gebouwd, om ook in windstille periodes te kunnen malen.

Vanaf 1796 waren de Gernaeys mulders op deze molen, tot hij in 1879 aan de weduwe van Petrus De Bruyckere kwam, die reeds bij het begin van het volgende jaar overleed.   

Petrus Taets kocht de molen op 17 september 1880. Zo kwam de molen in handen van de molenaarsfamilie Taets.  Na zijn overljiden in 1920 erfde zijn weduwe Eugenie Martens de molen. Na haar overlijden in 1922 werd haar  zoon Henri Taets molenaar en eigenaar  van de molen.
Henri Taets (°Knesselare 15.02.1881 - †31.12.1965, gehuwd met Paula De Kezel) was een zeer godsvruchtig persoon en hield buitengewoon veel van zijn molen (hij voerde dan ook vele herstellingen zelf uit) en stond tot ver buiten Knesselare bekend om zijn schrandere geest en buitengewone vakmanschap. Hij had ook een grote kennis van weer en wind en hield een weerdagboek bij, dat spijtig genoeg verloren ging. Molenaars die een probleem hadden met hun molen deden dan ook nooit tevergeefs een beroep op Henri.  De oudere generatie streekbewoners kennen deze molen dan ook als de "Toatse Meuln" en dit verklaard de lokale naam.
Henri Taets was een man die zeer veel hield van zijn molen.  Hij stond in de streek bekend om zijn schrandere, spirituele geest en om zijn vakmanschap.  De meeste herstellingen knapte hij zelf op.  Hij had toch zo'n spijt dat elke steun van hogerhand uitbleef, om de meest dringende herstellingen te doen.
Hij heeft gemalen tot zijn 83ste maar moest wegens ziekte in zijn laatste levensjaar toezien hoe de molen stil bleef staan en langzaam achteruit ging. Het deed hem veel pijn te zien dat steun van hogerhand uitbleef om de molen grondig te restaureren. Op 31 december 1965 overleed hij op 84-jarige leeftijd

Noch zijn weduwe, noch zijn enige dochter Julia voelden er iets voor de stijgende kosten van deze historische windreus te blijven dragen, gezien het malen geen broodwinning meer betekende.  Zo bleef het jaren windstil rond dit Knesselaarse cultuurmonument. 

Na de dood van Henri Taets werd de staakmolen nagenoeg aan zijn lot overgelaten. Al in 1945 schreef heemkundige Alfons Ryserhove in zijn boek "Knesselare" op blz.  129: "Nog altijd maalt Driesmolen met den wind; met zijn zoevende wieken beheerscht hij gansch het gehucht.  Hij verdient werkelijk ten volle, om zijn schoonheid en hoogen ouderdom, geklasseerd te worden door de Commissie tot Behoud van Natuur- en Steden"schoon".

Veel jaren later is dat eindelijk waar geworden. In 1966 verzocht de Koninklijke Rederijkerskamer van Sint-Elooi aan de gemeente Knesselare (thans Aalter) om de molen aan te kopen. Zover kwam het niet want op 11 december 1966 werd de molen voor 80.000 Belgische frank eigendom van de heren Jozef De Mot en Gilbert Steel uit Sint-Niklaas. Geruchten deden de ronde dat de molen op de Dries naar Sint-Niklaas zou verplaatst worden, maar dat bleek evenwel voorbarig. De gemeentelijke diensten bleven ondertussen niet bij de pakken zitten en dienden op 9 december 1966 een voorstel in tot bescherming van de molen als monument. Op 11 september 1968 werd de Pietendriesmolen officieel als monument beschermd. De eigenaars wisten door dit besluit en de hoogdringende herstellingswerken geen blijf meer met hun molen. Na contact met het gemeentebestuur van Knesselage (thans Aalter) werd op 28 juni 1973 een beslissing genomen tot aankoop.  En op 16 september 1974 werd de gemeente eigenaar van de molen voor de som van 210.000 frank.

In 1975 besloot de gemeente tot herstelling van de molen en de aanstelling van architect Paul Goethals uit Brugge (1933-2911) als ontwerper. In 1979 begon molenmaker Walter Mariman uit Zele met de restauratie van de vervallen molen. De raming bedroeg toen 5.789.311 Belgische frank begonnen. Door allerlei tegenvallende en bijkomende werken duurde het tot 1983  voordat de molen hersteld was.
Uiteindelijk nam de totale restauratieperiode 9 jaar in beslag en kostte het herstel van de molen 9.178.369 Belgische frank.

Een overzicht van de lange weg van de restauratie:
- 10 juni 1875: beslissing van de gemeenteraad tot volledige herstelling van de molen
- 25 juli 1975: aanstelling van architect Paul Goethals uit Brugge
- 18 december 1978: toewijzing van de werken aan de firma Walter Mariman uit Zele voor de som van 5.789.311 frank
- 2 juli 1979: bevel tot aanvang van de werken; uitvoeringstermijn: 170 werkdagen
- 20 augustus 1979: aanvang van de afbraak van de molen, waaruit volgens de aannemer bleek dat de vier hoekstijlen niet meer voldeden. Aanvraag tot schorsing van de werken met een lijst van meerwerken ten bedrage van 550.000 frank
- 1 november 1979: schorsing van de werken voor onbepaalde tijd; de molen ligt zieltogend ten gronde
- 2 september 1980: beslissing van de gemeenteraad om een reeks meerwerken uit te voeren ten bedrage van 944.195 frank
- 14 september 1981: hervatting van de werkzaamheden
- 25 mei 1983: beslissing van het schepencollege om voor 61.450 fr. meerwerken te laten uitvoeren
- 15 juni 1983: de restauratiewerken zijn ten einde.

Op zaterdag 10 september 1983 werd de molen feestelijk ingehuldigd..  Niettegenstaande het twijfelachtige weer was er veel volk opgekomen, waaronder vele wijkbewoners van de Dries en molenvrienden.
Het feestprogramma zag er uit als volgt:
- 15 u.: molenwandeling met samenkomst aan de Pietendriesmolen
- 19 u.: toespraak door burgemeester Schrans en inhuldiging van de molen:
doorknippen van het lint
officiële aanstelling van de gediplomeerde molenaar (uit Ronsele)
overhandiging van de sleutels
- 19.30 u.: zegening van de molen door Z.E.H. Pastoor
indraaien van de molen, onder luid applaus van de menigte
optreden van de muziekmaatschappij "Willen is Kunnen"
receptie voor de genodigden.
Op het hof van de heer O. Steyaert volgden nog: Voordracht van gedichten van Gust Lips; Mefeleu-volksdans. Toneel: "De twee harten van Quinten Matsijs", door de Jeugdspeelschare van de Rederijkerskamers Sint-Elooi. Na de vertoning was er nog een diavoorstelling en waren er schilderijen, foto's en pentekeningen te bezichtigen in de feesttent van O. Steyaert. Intussen werd de ingewijde molen feestelijk verlicht. Deze inhuldiging was een organisatie van het gemeentebestuur in samenwerking met de culturele- en feestraad van Knesselare.

Sinds 2009 is de molen, na een gefaseerde restauratie, weer regelmatig in bedrijf.

De gemeente Knesselare liet in 2016 onderhoudswerken uitvoeren door Molenbouw Wieme uit Machelen (Zulte). Het probleem is dat de achtermolen een verkeerd omliggend scherpsel heeft  en van de voormolen is een heel stuk van de meelring verdwenen.

Enkele opmerkelijke technische details

- In 1899 kreeg de molen haar eerste ijzeren roeden. Bij de restauratie kreeg de molen terug geklinknagelde roeden: fabrikaat Verhaeghe, nrs. 1302 en 1303. Het zijn ongebiljoende roeden. (van het model zoals ze in 1897-1906 gemaakt werden). Deze roeden waren oorspronkelijk bedoeld voor de Prinsenmolen in Baaigem (ze hebben nog bij deze molen gelegen), maar omdat de restauratie daar vroegtijdig stopgezet werd, nam molenmaker Walter Mariman de roeden mee naar Knesselare. In 2009/2010 ging de molen opnieuw in restauratie en vervingen de molenmakers Wieme het complete hekwerk en de roedewiggen, gevolgd door een schilderbeurt van de molen en gevlucht.
- Bij de restauratie in 1983 werd de bekleding van de kast visueel veranderd: de rok werd op alle wegen van de kast gelijk, terwijl zij oorspronkelijk onder de trap open was en er werden op de steenzolder geen van de zeven lichtvensters meer aangebracht.
- Het teerlingkot (ook wel: onderkot) is na de restauratie van 2009 terug bedekt met metaalplaat welke in de restauratie van 1983 door dakpannen was vervangen.
- Het teerlingkot werd door molenaar Taets gebruikt als werkplaats om zelf herstellingen uit te voeren, hiervan is helaas alleen nog een draaibank overgebleven. Zij is niet compleet en bij de restauratie van 1983 niet gecompleteerd.
- Deze molen is de enige Oost-Vlaamse houten molen met een iepenhouten of olmen staak.
- Naast twee koppel Franse kwartsstenen bezit de molen een elektrische buil (afkomstig uit een maalderij in Tielt).
- De achtermolen heeft een spillegeloop met metalen hulzen om de spillen.
- De havercilinder op de steenzolder werd in 1983 grotendeels vervangen waarbij de aandrijving eveneens volledig gewijzigd werd op de historische situatie: het sterrewiel boven de cilinders werd nu aan de andere zijde van het molenkot geplaatst. Hierdoor werd de aandrijfriem zo lang dat ze (zelfs met spanrol niet meer kan werken...
- De luias met varkenswiel op het voorwiel drijft een binnen- en buitenluiwerk aan.
- De overbrengingsverhouding op de cilinderwals:
50 kammen voorwiel op 11 kammen sterrewiel en 101cm doorsnede poelie sterrewiel naar 33cm doorsnede op de cilinders (versnelling van 1 op 7.6)

Eigenaars sinds 1830:
- voor 1834, eigenaar: de Mérode Charles, de erfgenamen, waaronder: de Mérode Françoise, weduwe de Thiennes de Lombise, eigenares te Lombise
- 24.05.1842, verkoop: Gernaey Jean François, molenaar te Knesselare (notaris Maenhout)
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Jean François Gernaey)
- 20.07.1858, verkoop: Gernaey Karel, de kinderen (de kinderen: a) (samen voor 4/5) Gernaey Charles (die koopt voor de minderjarigen Gernaey Emiel en Gernaey Louise), geneesheer te Aarsele en b) (samen voor 1/5) de minderjarigen Gernaey Alphonse en Gernaey Jean) (notaris Goossens)
- 18.09.1866, verkoop: De Bruycker-De Sutter Pierre Bernard, landbouwer te Aalter (notaris De Grave)
- 17.01.1876, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Pierre Bernard De Bruycker)
- 17.11.1881, verkoop: Taets-Martens Pierre, molenaar te Knesselare (notaris Goeminne - "eenen houten koornwindmolen met berg; al de staande, roerende en draaiende weken met alles wat daarvanafhangt, niets anders uitgezonderd dan den aardappelkelder onder den berg en waarvan de verkoopers zich de eigendom van behouden").
- 29.05.1920, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Pierre Taets)
- 12.08.1921, deling: Taets-Dekezel Henri Emile, molenaar te Knesselare (notaris Maeyens)
- 31.12.1965, deling: erfenis: a) de weduwe Dekezel van Henri Taets (voor 5/8 vruchtgebruik + 1/8 vruchtgebruik) en b) Mouton-Taets Maurice Hector (voor 2/8 volle eigendom + 1/8 naakte eigendom), landbouwer te Kenesselare (overlijden van Henri Taets)
- 11.12.1966, verkoop: a) Steel-Hamerlynck Gilbert Joseph René Leonia, technisch leraar te Sint-Niklaas en b) De Mot-Joos Joseph Serafien Maria, vrouwenarts te Sint-Niklaas (notaris Maeyens)
- 16.09.1974, verkoop: Gemeente Knesselare, thans Aalter (beslissing burgemeester).

Vrijwillige molenaars na 1983:
- Marc Verheughe (1983 - )
- Marc De Vliegher (tot 2008)
- Amaat Degroote (2008 - 2009)
- Mike Ekelschot (2009 - 2014, beroepsmatig)
- Maarten Osstyn  (2009 - )
- Laurens Verheughe (2015 - )(neef van Marc Verheughe),
sinds 2017 tevens vrijwillig molenaar op de Hostensmolen
en het Molentje Vanpoucke te Ruiselede

De molen geraakte beschadigd door de storm van paasmaandag 2016.
De herstelling werd in 2019 uitgevoerd.
In 2020 staat de molen opnieuw stil, omwille van de slechte toestand van de iepenhouten staak of standaard.

Lieven DENEWET, Herman HOLEMANS, Mike EKELSCHOT

Aanvullende informatie

Jaarlijks aantal asomwentelingen:

1994:     3.714
1995:     6.916
1997:   37.069
1998:   70.516
1999:   18.422
2000:   22.603
2001:   43.911
2002:   30.463
2003:   34.240
2004:   60.878
2005:   36.112
2006:   41.153
2007:   47.164
2009:   53.157
2010: 149.847
2011: 245.044
2012: 134.327
2013:   96.778

Mailbericht van Danny Gernaey, Deurne-Antwerpen, 23.07.2002.
Molen te Waarschoot & Knesselare
Bij het opstellen van mijn stamboom, blijkt dat een aantal voorvaderen molenaar van beroep waren.
Mijn overgrootvader GERNAEY Alphonse is de laatste eigenaar/molenaar geweest van de "Dinnewethmolen" te Waarschoot. Ik heb 2 originele foto's van deze molen uit een molenboek van mijn grootvader. Is er mogelijk een verband met de naam van Dhr. Denewet en deze molen ?
Daarnaast bezit ik uit hetzelfde boek een originele foto van de "Driesmolen" = Pietendriesmolen in Knesselaere met op de achterzijde geschreven: 1843 eigenaar Johannes Gernaey 1859 verkocht aan Karel Gernaey van Aarseele 1867 verkocht
In dit verband zoek ik naar meer gegevens en/of foto's omtrent deze molens (mogelijk met personen erop).
Tevens zijn vader Jan Francis GERNAEY/Jean François GERNAEIJ (geboren 1761 Sint-Michiels Brugge en overleden 1847 in Knesselare) en zijn zoon met dezelfde naam (geboren 1803 Knesselare en overleden 1858 in knesselare) beide molenaar van beroep. Ik ben nog steeds op zoek naar welke molens deze bemalen hebben.
Is er een mogelijkheid om mezelf een idee te vormen hoe deze mensen leefden, zeg maar hoe zag een gemiddelde dag er uit.
Is er mogelijkheid om te achterhalen of er nog vermeldingen zijn van de naam GERNAEY in verband met molens? Zover ik weet komen al mijn voorvaderen (ong. 1600) uit gemeenten tussen Gent en Brugge (Kanegem-Ruiselede-Knesselare-Waarschoot-Sint-Michiels)

GERNAEY Danny Gabriel Vervoortstraat 23 2100 Deurne (Antwerpen)

-------------

C. Devyt, "Molenaarscijfers", Biekorf, LI, 1950, p. 65-67.
(De molenaarscijfers van Henri Taets)
Molenaar Henri Taets van Knesselare (houten molen) zond ons zijn cijfers. Links van ‘de boom’ staan de tientallen, rechts de eenheden. In totaal zijn hier slechts drie schrifttekens (een, drie en vijf). Alle andere waarden zijn eruit samengesteld, wat het schrift gemakkelijk laat lezen. Het tekent ‘een beetje min’ en ‘een beetje meer’. Op het eerste zicht kan het onmogelijk een honderdteken vormen. links zou moeten tien staan en rechts nul. Er is nu een conventioneel teken dat theoretisch, echter niet practisch, aanleiding kan geven tot verwarring met elf. Volgens mulder Taets zijn er die dit schrift op twee bomen zetten, een voor de tientallen en een voor de eenheden. Dan wordt uitsluitend rechts getekend: ontdubbeling die veel schrijfwerk vraagt.

Gazette van Gend, 15 en 18 februari 1796, of 26 en 29 pluviôse jaar IV.
Op dinsdag 23 februari 1796 wordt, ten huize van Joannes Claeys aan de brug te Aalter, openbaar verpacht: een korenwindmolen, genaamd de Pietendriesmolen, te Knesselare, in gebruik te nemen met ingang van 1 mei aanstaande

"Molen voor het eerst in honderd jaar in 'vreugdestand'", www. knesselare. be (04.11.2013)
Het is je  misschien nog niet opgevallen, maar het is feest op de molen: molenaar Mike Ekelschot is vader geworden van dochter Nienke. Voor het eerst in misschien wel honderd jaar staat de Pietendriesmolen daarom in ‘vreugdestand’. (foto Erwin Mysnberghe) ‘De vreugdestand wil zeggen dat de onderste wiek ongeveer 15 tot 20 graden stopt vóór het bereiken van het laagste punt, de rechtstand’, legt de molenaar uit in Het Nieuwsblad. ‘De symboliek is duidelijk: want de molenwiek staat dan ‘komend’ als in ‘de komst van vreugde. Bij rouw staat de molen dan weer 15 tot 20 graden voorbij dit punt, dus ‘gaande’.'
‘Het bijsteken van een vlag in vreugdestand was voorbehouden voor geboortes van koningskinderen en kinderen van de molenaar. Wat tot het begin van de Tweede Wereldoorlog traditie was omdat vele molens nog volop in bedrijf waren is dat gebruik tegenwoordig bijna volledig uitgestorven. Het is dus een unieke verschijning.’

-------

Alfons Ryserhove, "De Pietendriesmolen te Knesselare is herrezen", Ons Meetjesland, jg. 16, 1983, 4.
De jarenlange miserie is voorbij.
De Pietendriesmolen te Knesselare, een houten standaardmolen uit de 16e eeuw, draait weerom in volle glorie.  Het is de oudste, nog bestaande windmolen uit de streek.
Er wordt reeds over geschreven in het Leenboek van Biesem (Aalter) in 1587.  Ook is er dan spraak van een "molenwegh" en een "molenstic" aldaar.  Volgens de traditie zou de Pietendriesmolen de vroegere Oostmolen te Aalter vervangen hebben...
De Pietendriesmolen - genoemd naar het Goed ter Pieten (Blauwgoed) en naar de verdwenen Pietkapel op de Dries - is een houten teerlingmolen, staande op een vrij hoge berg.  Hij verrijst daar waar de grenzen van Aalter, Ursel en Knesselare samenkomen, maar op het grondgebied van de laatstgenoemde gemeente.
De grond en de molen waren oorspronkelijk eigendom van de heer van het Land van de Woestijne, dorpsheer van Aalter en Knesselare.
We vinden de molen reeds vermeld op de kaarten van Sanderus in 1641; verder ook op een kaart van de Rijngraaf, heer van het Land van de Woestijne.  In het archief van Gravin de Hemricourt-de Grunne berust een "prijsie der kosten van het maeken van den meulebergh onder den meulen genaemt ter Pieten te Knesselare, anno 1664".
Omtrent zijn ligging lezen wij in het Landboek de Merode (circa 1770):  "26 - Wat Noordwaerts van daer (landerijen van het Woestijnegoed) een woonhuis, schuere ende stallingen, mitsgaders boomgaerdeken ende hovenierhoveken, met den meulewal daer den Pietendriesch meulen op staet, paelende Oost den herrewegh, Noort de Pietstraete, Zuyt Josephus de Muldere met zijn woonhuys, streckende ten Westheinde met d'erfve over den meulenwal bij nae te nieten jegens het uytcommen van het wegelken commende van de vaert en 't Woestijnegoet naer den Pietendriesch, 0 gemeten 101 roen".
Op de ribben van de oude molen vonden wij het inschrift "I.B. De Ridder - 1563".  Was deze inkerving oorspronkelijk ?...
De "Liste Curie Moulins Carte D. nr 1, pli 12" vermeldt ook reeds de molen onder de benaming "Molen ter Pieten", gebouwd in 1563.
In het archief de Grunne en in het gemeentelijk archief van Knesselare te Gent vinden we als mulders en pachters op de Pietendriesmolen:

1665: Jan Braet
1668: Karel Heytens; Martijnken Dhaenens, weduwe van Christiaan Braet (in 1669)
1730-1732: Jan Goethals
1741: Joannes Caeckaert
1782: Pieter Jacob Hertschap
1794: de familie De Weirt

Vanaf 1796 waren de Gernaeys mulders op deze molen, tot hij in 1879 aan de weduwe van Petrus De Bruyckere kwam, die reeds bij het begin van het volgende jaar overleed.
Petrus Taets kocht de molen op 17 september 1880.  Zijn vrouw, Eugenie Martens, bleef eigenares na zijn dood in 1920.  Toen zij zelf in 1922 stierf, werd de molen op naam gezet van haar zoon, Henri Taets.  Henri bleef er malen tot op 83-jarige leeftijd.
In de ouderdom van 84 jaar overleed deze laatste molenaar op 31 december 1965. 

Het was een man die zeer veel hield van zijn molen.  Hij stond in de streek bekend om zijn schrandere, spirituele geest en om zijn vakmanschap.  De meeste herstellingen knapte hij zelf op.  Hij had toch zo'n spijt dat elke steun van hogerhand uitbleef, om de meest dringende herstellingen te doen.
Noch zijn weduwe, noch zijn enige dochter Julia voelden er iets voor de stijgende kosten van deze historische windreus te blijven dragen, gezien het malen geen broodwinning meer betekende.  Zo bleef het jaren windstil rond dit Knesselaarse cultuurmonument.  Na de dood van Henri Taets werd de staakmolen nagenoeg aan zijn lot overgelaten.
Reeds in 1945 schreven wij in ons boek "Knesselare" op blz.  129: "Nog altijd maalt Driesmolen met den wind; met zijn zoevende wieken beheerscht hij gansch het gehucht.  Hij verdient werkelijk ten volle, om zijn schoonheid en hoogen ouderdom, geklasseerd te worden door de Commissie tot Behoud van Natuur- en Steden"schoon".
Veel jaren later is dat eindelijk waar geworden...
In 1966 besloot de gemeente Knesselare de molen aan te kopen.  Door al te lang getreuzel viste het toenmalig gemeentebestuur evenwel achter het net.  Op 11 december 1966 werd de oude molen voor de geringe prijs van 80.000 fr. eigendom van Jozef De Mot en Gilbert Steel uit Sint-Niklaas.
Geruchten deden de ronde dat de molen op de Dries zou gesloopt worden om elders te worden heropgericht, doch deze geruchten bleken evenwel voorbarig.
De gemeentelijke diensten bleven ondertussen niet bij de pakken zitten en dienden op 9 december 1966 een voorstel in tot rangschikking van de molen als monument.
Op 11 september 1968 werd de Pietendriesmolen officieel als monument beschermd.  De eigenaars wisten door dit besluit en de hoogdringende herstellingswerken geen blijf meer met hun molen.  Na contact met het gemeentebestuur van Knesselage werd op 28 juni 1973 een beslissing genomen tot aankoop.  En op 16 september 1974 werd de gemeente eigenaar van de molen voor de som van 210.000 frank.

Dan volgde de lange weg van de restauratie:
10 juni 1875: beslissing van de gemeenteraad tot volledige herstelling van de molen
25 juli 1975: aanstelling van architect Paul Goethals
18 december 1978: toewijzing van de werken aan de firma Mariman uit Zele voor de som van 5.789.311 fr.
2 juli 1979: bevel tot aanvang van de werken; uitvoeringstermijn: 170 werkdagen
20 augustus 1979: aanvang van de afbraak van de molen, waaruit volgens de aannemer bleek dat de vier hoekstijlen niet meer voldeden. Aanvraag tot schorsing van de werken met een lijst van meerwerken ten bedrage van 550.000 fr.
1 november 1979: schorsing van de werken voor onbepaalde tijd; de molen ligt zieltogend ten gronde
2 september 1980: beslissing van de gemeenteraad om een reeks meerwerken uit te voeren ten bedrage van 944.195 fr.
14 september 1981: hervatting van de werkzaamheden
25 mei 1983: beslissing van het schepencollege om voor 61.450 fr. meerwerken te laten uitvoeren
15 juni 1983: de restauratiewerken zijn ten einde; het totaal aantal voorziene werkdagen was door de meerwerken opgelopen tot 285 dagen; de aannemer bracht het voor mekaar in 268 dagen en voor de totale som van 9.178.369 fr.
Bovenstaande inlichtingen werden overgenomen uit een brochuurtje, aangeboden door het gemeentebestuur aan de genodigden op de dag van de inwijding van de molen.

Die dag - zaterdag 10 september 1983 - was een hoogdag voor de wijk Dries en voor alle molenvrienden.  Niettegenstaande het twijfelachtige weer was er veel volk opgekomen.
Het feestprogramma zag er uit als volgt:
15 u.: molenwandeling met samenkomst aan de Pietendriesmolen;
19 u.: toespraak door Burgemeester Schrans en inhuldiging van de molen:
doorknippen van het lint
- officiële aanstelling van de gediplomeerde molenaar (uit Ronsele)
- overhandiging van de sleutels;
19.30 u.: zegening van de molen door Z.E.H. Pastoor
- indraaien van de molen, onder luid applaus van de menigte;
optreden van de muziekmaatschappij "Willen is Kunnen";
receptie voor de genodigden.
Op het hof van de heer O. Steyaert volgden nog: Voordracht van gedichten van Gust Lips; Mefeleu-volksdans.
Toneel: "De twee harten van Quinten Matsijs", door de Jeugdspeelschare van de Rederijkerskamers Sint-Elooi.
Na de vertoning was er nog een diavoorstelling en waren er schilderijen, foto's en pentekeningen te bezichtigen in de feesttent van O. Steyaert.
Intussen werd de ingewijde molen feestelijk verlicht. Deze inhuldiging was een organisatie van het gemeentebestuur in samenwerking met de culturele- en feestraad van Knesselare.
Jarenlang publiceerde "Ons Meetjesland" een beeld van de vervallen Pietendriesmolen, met het prangende onderschrift: "Voor wanneer de restauratie ?" (1974-1980).
Het is er nu eindelijk van gekomen.  Einde goed, alles goed !
De molen draait weer, totaal opgeknapt, in volle glorie, tot vreugde van iedereen !  Hulde en dank aan allen die ertoe hebben bijgedragen !
Spijtig maar dat Henri Taets het niet meer beleven mocht...

Foto's:
De Pietendriesmolen in 1961
Henri Taets, de laatste mulder op de Pietendriesmolen in 1954
De fraai gerestaureerde Pietendriesmolen op 10 juli 1983. Foto: Lutgart Ryserhove

-------------------------------

Alfons Rysserhove, "Molens van Knesselare", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 2, 1950, p. 49-59.

Tot op het einde van het oud regiem vermelden de omstellingen van de belastingen te Knesselare drie molens, nl. de Plaatsemolen, de Hoekestraatmolen en de Pietendriesmolen.
Eerst in de omstelling van 1796, dus reeds onder het Frans bewind, komt er een vierde molen bij. toebehorend aan Leven van Hautte, langs de Maldegemweg.

1. De Plaatsemolen.
De oude banmolen stond dus, zoals dhr. Verhoustraete in zijn voorgaand artikel zegt, aan de huidige Kloosterstraat, dichtbij het klooster, links als men naar Oedelem gaat (Kadaster van 1811, sectie F nr. 10). Hij was één van de drie oude molens, die reeds in 1365 binnen het maalgebied van de heer van het Land van de Woestijne bestonden. In 1685 brandde hij af en daarop brachten Joris Goethals en Joris de Scheerder de houten molen. die zij te Ursel, op Wulfsberge, bezaten, naar hier over (Land van de Woestijne, nr. 5, "Cheynsen"). Gedurende bijna gans de 18e eeuw en tot na 1811 werd de banmolen gebruikt door de familie Adriaensens. Hij stond op cijnsgrond van de heer van het Land van de Woestijne en kwam tenslotte aan de familie Gemaey: in 1845 behoorde hij aan Carolus D'haenens, molenaar te Knesselare.
Omstreeks 1900 was de Plaatsemolen zeer vervallen; hij was toen eiendom van de familie Martens. Tijdens een stormnacht werd hij zwaar beschadigd en in 1909 volledig afgebroken.
Nog een tijd bleef de molenberg liggen, doch thans is hij ook sedert jaren afgevoerd.

2. Hoekestraatmolen.
In 1650 werd, op cijnsgrond van de heer van het Land van de Woestijne, een houten koornwindmolen opgericht in Hoekestraat, op de noordelijke oever van de vaart (kadaster sectie F nr. 854). Reeds in 1683 brandde hij af, doch werd op dezelfde plaats herbouwd (Land vande Woestijne, nr. 5, "Cheynsen"). In het Landboek de Merode (ca. 1800) situeert men hem als volgt: "den Meulewal van Hoeckestraatmeulen paelende zuytwest den leybarm, noordoost d'hofstede van den cheynspachter Lottefier en voorts aen alle sijden den selven Lottefier landt. 0 gemeten 87 roen". (Archief de Grunne, stuk nr. 27).
In de legger van het Kadaster van 1811 wordt nopens deze molen aangegeven: "pour le fonds de Merode à Bruxelles" (laatste heer van het Land van de Woestijne); et pour le batiment: Jean Van de Kerkhove, meunier à Knesselare."
Omstreeks 1865 werd Hoekestraatmolen afgebroken, nadat een vijfjarig kind door de wieken doodgeslagen was; de famiie Martens had de molen het laatst gebruikt en kocht toen de banmolen op het dorp (zie nr. 1).
Aan de Hoekestraatmolen herinnert te Knesselare nog een landweg,die loopt van bij de Leendreef recht naar de vaart, ter hoogte waar eertijds de molen stond; deze weg wordt nu nog algemeen de ... 

3. De Pietendriesmolen.

Dhr. Verhoustraete deelde hoger reeds de oudste gegevens over deze molen mee. Hij staat ook aangeduid op de kaarten van Sanderus (1641). In het archief van Gravin de Grunne berust er een ...

"de meuleberg onder den meulen gheaemt ter Pieten te Knesselare, anno 1664".

De molen van Pietendries te Knesselare in 1936, achterkant (Foto M. Hooft).

Oorspronkelijk stond de houten Pietendriesmolen op vier stenen blokken en was dus een teerlingmolen; de ruimte tussen deze blokken werd later echter toegemetseld, zodat er nu een onderkamer is.

Omtrent zijn ligging lezen wij in het landboek de Merode (ca. 1800): 
"26 . ..- Wat Noordwaerts van daer (landerijen van het Woestijnegoed) een woonhuis. schuere ende stallinghen. mitsgaeders boomgaardeken ende hovenierhoveken, met den meulewal daer den Pietendriesch meulen op staet, paelende Oost den herrewegh (naar Aardenburg). noort de Pietstraette, zuyt Josephus de Muldere met zijn woonhuvs. streckende ten Westheinde met d'erfve over den meulen wal bij nae te nieten jegens het uytcommen van het wegelken commende van de vaert en 't Woestijnegoet naer den Pietendriesch, 0 gemeten 101 roen".

Als pachters van deze molen kennen wij: Jan Braet in 1665 en daarna de weduwe van Chrishaan Braet (1667-1669), Matthijs Serlippens (1676-1683), Servaas de Poorter (1707-1709), Jacques Goethals (1718), Jan Goethals, filius Jacques (1724-1732). Joannes Kerckaert (1741). Pieter-Jacob Hertschap (1777-1795). Van 1796 af waren de Gernaey's mulders op deze molen, tot hij in 1879 aan de weduwe van Petrus De Bruyckere kwam, die reeds bij het begin van het volgend jaar overleed. Petrus Taets kocht de molen in Februari 1880 en bleef er malen tot zijn dood. in 1920. Zijn vrouw, Eugenie Martens. bleef daarna eigenares tot in 1923, tot zij zelf stierf. De tegenwoordige eigenaar en molenaar is haar zoon. Henri Taets. Pietendriesmolen is nog altijd in volle werking; het is de oudste nog bestaande windmolen van gans de streek. (Kadaster, Sectie C nr. 384).

4. Een rosmolen.
Op het einde van de 18e eeuw was er te Knesselare een olie-paardemolen, toebehorend aan de familie van Ackere (R.A. Gent, Land van de Woestijne, nr. 35, fol. 158 en n r. 40, fol. 2-10).
Doch reeds veel vreoger treffen wij op het dorp een paardenmolen aan en wel in de "Colhieren van den tienden Penning: Knesselare, 1571 (Stadsarchief te Gent): "Proprieteyt ..- tgheweste ende wijck vande Caulsije ende ontrent de kerke; Pieter van de Velde fs. Jans de jonghe hout in proprieteyt eenen peerde muelene  gheestimeert XXV sch. tsjaers".

En de eigenaar van deze paardemolen is nog wel de pachter van de banmolen te Knesselare (zie nr. 1). zoals wat verder in hetzelfde kohier blijkt: "Eerst Pieter van de Velde fs. Jans de jonghe hout in pachte van mijn heere van Praet (heer van het Land van de Woestijne) sijn muelene inde prochie van Knesselare voor XII p. tsjaers".

Andere rosmolens zijn mij te Knesselare niet bekend en ik weet ook niet als de paardemolen van de Velde al dan niet te vereenzelvigen is met deze van de familie van Ackere in de 18e eeuw.

5. De Watermolen bij het einde van de Buntelarestraat.
Ook over deze oude watermolen heeft dhr. Verhoustraete reeds gehandeld. Wij kunnen daar enkel aan toevoegen dat de molen op Knesselare moet gestaan hebben en wel op de percelen D 430-31-32 (Kadaster van 1811). die eertijds wel één enkel perceel zullen uitgemaakt hebben. Dit blijkt duidelijk uit volgende tekst: "de zelve. Z.O. ande Buntelarestrate an de Watermeulen. ZW. an de Leye; Hoors Mons. de Wale ..-vervallen hofstede .- N. de Buntelarestrate. Z. Guille de Zutter. W. de Leye ... (enz. op Aalter)"
(R.A. te Gent, Fonds Oudburg, bundel nr. 847: de grootte ende prijsie van landen, afgesteken tot de nieuwe vaert van Ghent naer Brugge ... 1614-1615).

Molen Van der Meire in 1800 (tekening M. Molleman)

6. Molen Van der Moere.
In 1796 bouwde Lieven van Hautte een houten koornwindmolen op een berm, bij de Maldegemweg (kadaster, sectie A 772). Kort nadien werd de molen echter aangekocht door Francies Peynaert, die ook getracht heeft te Knesselare een steenbakkerij op te richten, langs de Urselweg.
Gedurende de winter van 1892 brandde deze molen 's nachts af: van uren ver werd de brand waargenomen. Oudere mensen van Knesselare spreken soms nog over.
Immers. Petrus Van der Moere, afkomstig van Sint-Joris-ten-Distel, was er de laatste eigenaar en gebruiker van; hij verongelukte op de molen. bij het vastmaken van de wieken, kort vóór de brandramp. In de volksmond heet het. dat deze brand kwaadwillig aangestoken werd door een andere mulder, om concurrentie uit te schakelen.

7. Molen Van den Kerckhove.
Deze  houten koornwindmolen werd gebouwd in de Kloosterstraat. tussen 1796 en 1811, door Judocus Bemardus Adriaenssens, een zoon van de mulder op de Plaatsemolen. Hij stond in de tegenwoordige hof van Hector Stock (Kadaster Sectie F 271) . In bouwtrant vertoonde hij veel overeenkomst met Hoekestraatmolen. In 1902 werd hij afgebroken en men verkocht de beste gedeelten, waarmede daarna in Moerkerke een molen werd opgericht of hersteld.
Na J.B. Adriaenssens, tot bij de afbraak, dus bijna een eeuw lang, waren de Van den Kerckhove's eigenaars en mulders van deze molen.

8. Watermolen Gryp.
Omstreeks het midden der 19e eeuw richtte een zekere Gryp een watermolen op, in de Hellestraat. dichtbij het Mariakapelleke, aan de grens van Sint-Joris-ten-Distel (kadasster, Sectie F 554). Doch, aangezien het water der Zwartegatbeek geen al te sterke en regelmatige stroming bezit. kende zijn inrichting geen grote bloei en verdween weer, na een twintigtal jaren. Omtrent deze watermolen te Knesselare is er een nota te vinden in een register der beraadslagingen van het Schepencollege.

9. Molen De Somer.
Deze mooie, witgekalkte stenen windmolen, gebouwd naar Hollands model bevindt ziçh in de Molenstraat. tussen het begin van de Aalterweg en het oude Kmis. langs de baan naar Hoekestraat: Kadaster, Sectie F 308.
In 1845 werd deze molen. met toestemming van het Gemeentebestuur door Karel De Somer opgericht. Altijd is hij in handen van dezelfde familie gehleven. Charles-Louis De Somer. zoon van Karel. bleef er. evenals zijn vader. mulder tot aan zijn dood. Hij werd daarna opgevolgd door zijn eigen zoon Victor. Sedert het overlijden van Victor De Somer in 1927, was zijn broer Emiel er molenaar, tot hij zelf stierf, in het najaar van 1914.
Reeds jaren maalde men machinaal in de molen. tot hij in 1948 eindelijk onttakeld werd, zodat thans nog alleen de kuip recht staat. Begin 1951 werd heel de hoeve, land en molen inbegrepen, door de weduwe De Somer publiek verkocht. 
Molen De Somer had destijds de eerste ijzeren roede in de wieken, van uren in 't ronde. Zij werd in 1880 te Ruddervoorde vervaardigd. Tot in 1892 draaide de molen met een houten en een ijzeren roede. Toen kwam er een tweede ijeren roede in de wieken, te Knesselare zelf gemaakt.

Molen De Somer in Knesselare. Foto. 

10. Molen Maeyens

Dichtbij de Tramstatie, aan de Urselweg, zien wij nog een zeer grote stenen windmolen. H ij werd er opgebouwd tijdens de winter van 1881 door Romanus Maeyens, schepen van Knesselare, die er zelf maalde (kadaster, sectie B 236). Na de dood van Romanus Maeyens, in 1897, bleef mevr. Maeyens eigenares en vervolgens, bij erfenis, kwam de molen aan mevr. Victor Van de Velde, geboren Marie-Jeannette Maeyens. Deze overleed op 7 augustus 1937; sindsdien is de molen eigendom van haar zoon, dhr. Ingenieur Gerard Van de Velde.
Reeds een twintigtal jaren geleden werd er een maalmachine geplaatst in de molen Maeyens ; naderhand vielen de wieken voor goed stil. Het gevaar voor verdwijnen werd groter en groter. Het gebouw verviel meer en meer, vooral aan de achterkant. Eindelijk, in 1939, werden kap en wieken afgenomen, zodat  thans nog alleen de logge, stenen kuip overblijft. waarin verder elektrisch gemalen wordt.

Mulders op de molen Maeyens:
Romanus Maeyens, 1859-1897;
Mevr. Romanus Maeyens, 1897-1906;
Theofiel Devreese, 1905-1912;
de familie Himschoot, 1912-1916;
Aloïs Van de Riviere, 1916-1920;
Alfons De Roo, 1920-1933;
Weduwe Alfons De Roo, 1933 tot heden.

11. Molen Devreese.

In het jaar 1867 werd in de huidige Molenstraat nog een stenen windmolen met houten gaanderij opgericht door Lowie Van Poucke, afkomstig van Sint-Joris-ten-Distel. Deze eerste eigenaar en mulder verkocht de molen later aan Alberic Van Lantschoot. die hem gebruikte tot in 1912. Een van de kinderen van Alberic Van Lantschoot stortte binnen in de molen van boven naar beneden en bleef op slag dood. In 1912 kwam deze molen door verkoop in handen van Theofiel Devreese, geboortig van Ruiselede en tevoren. sinds 1905 pachter van molen Maeyens (zie hoger). Sedert 1912 was Theophiel Devreese eigenaar en gebruiker van de molen. met medehulp an zijn zonen.

Reeds jaren maalde de molen Devreese machinaal. toen hij tijdens de winter 1936-1937 bouwvallig geworden was en door een zware februaristorm nog meer gehavend werd. Hij begon gevaar op te leveren; kap en raderwerk waren versleten.

Op zaterdag 17 juli 1937 werden kap, wieken en gaanderij afgebroken, zodat ook hier enkel nog de toegedekte kuip overblijft. (Kadaster, Sectie F 382).

De molen Devreese werd op meesterlijke wijze op het doek gebracht. in zijn voormalige toestand. door kunstschilder Verbaere.(Molen Devreese te Knesselare in 1936. Foto M. Hooft)

In de vloer van molen Devreese ligt er een oude grafsteen met zeer uitgesleten en vergaan opschrift: hij werd eertijds gebruikt voor het stampen van koolzaadolie. Waarschijnlijk was die niet van Knesselare afkomstig. Na veel moeite blijkt slechts het volgende nog leesbaar: "Sepulture vande I E I ~ 13. rila Janne Verscho. wed van Gillis  ende was audt over de 78 jaeren. R.I.P.

Met hartelijke dank aan ons medelid de Heer Alfons Ryserhove voor het bereirdwillig in bruikleen afstaan van zijn clichés over de molens.

-----------------------------------------------

Roger Moelaert, "Pietendriesmolen herrezen", in: Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 34, 1983, p. 236-237.

Thans telt het Meetjesland opnieuw twee houten windmolens. Na de gerestaureerde Westermolen te Lembeke is nu ook op 10 september '83 de Molen ter Pieten te Kne:selare maalvaadig geworden.
Over deze laatste oude wind reus dient de geschiedenis nog geschreven. Slechts enkele gegevens zijn bekend naast een fragmentarische lijst van mulders/ eigenaars. .
Een traditie wil dat hij een molen op de zuidzijde van de Hoge Kale zou hebben vervangen. Inderdaad treft men aldaar, westwaarts van het gehucht Oostmolen een toponiem 'Meulewal' aan.
Een eerste onrechtstreeks bewijs van zijn bestaan treffen we omstreeks 1550 aan: "den meulenackere byder capelen ter Pieten" (ARAB, Rekenkamer 45412,f° 83 r°; bron door de heer L. Stockman medegedeeld).
Een eerste rechtstreeks bewijs vonden we pas in 1633: Pieter Clincke betaalt er 4 p. 3 sch. 4 gr. in mindering voor wat hij schuldig is voor de pacht van de Driesmolen, verschenen 31 december van gezegd jaar. De molen had hij slechts voor de helft in huur (ARAB, Kwijtschriften uit de Rekenkamer te Rijsel, liasse 2007).
De laatste mulder in de reeks was wijlen Henri Taets (+ 31/12/65). Hij hield zijn molen slagvaardig tot het jaar vóór zijn dood. Sindsdien was de molen, zonder degelijke verzorging, aan weer en wind ten prooi. tot volledig verval gedoemd.
Stemmen tot klassering vinden we reeds vroeg. Doch pas in 1966. toen de Koninklijke Rederijkerskamer Sint-Elooi van Knesselare een brief aan het gemeentebestuur richtte, kwam er enig schot in de zaak.
Ondertussen hadden de heren Jozef De Mot en Gilbert Steel, beide uit Sint-Niklaas-Waas op 11/12/1966 deze gesloten standaardmolen aangekocht en lieten ook enkele dringende herstellingswerken uitvoeren (o.a. dekbedekking in roofing). Op 11/9/1968 werd hij door de Rijksdienst voor Monumenten en Landschapszorg geklasseerd en wellicht als gevolg hiervan werd ook op 16 september 1974 de gemeente er eigenaar van. De raad besloot toen unaniem op 16/6/,75 tot volledig herstel en wees de werken uiteindelijk toe aan de gekende firma van molenrestaurateurs, Mariman uit Zele.
Begin september 1979 begon de algehele afbraak op de vier teerlingen en de sluitmuren van de ondermolen na. Doch reeds op 1 november werden de werken geschorst. Discussies over het al dan niet bewaren van de vier hoekstijlen van het molenkot, met uiteraard meerwerken tot gevolg waren de oorzaak.
Op 14 september 1981 pas hervat, namen de restauratiewerken definitief een einde op 15 juni 1983. In het geheel 268 werkdagen en voor en som van 9.178.369 fr. Hiervan droeg de gemeente zoals gebruikelijk haar 20% of 1.835.674 frank.
Foto Marc Verheughe
Begin september '83 werd de heer Marc V rheughe als gemeentelijk molenaar aangsteld. Op de inhuldigingsplechtigheid ontving hij uit de hand van de heer burgemeester A. Schran de sleutel . Daarna zegende Z.E.H. Boudonck, pastoor, de molen in en werd door de burgemeester de vang gelost.
Het gebeuren werd opluisterd door de muziekmaatschappij.  Wij wensen de nieuwe molenaar alvast veel wind in de zeilen.

 

 

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register nr. 45412, f° 83 r° (ca. 1550, ""den meulenackere byder capelen ter Pieten").
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kwijtschriften uit de Rekenkamer te Rijsel, lias 2007 (1633)

Gedrukte bronnen
Gazette van Gend, 15 en 18 februari 1796, of 26 en 29 pluviôse jaar IV.

Werken
L. Smet, "De Pietendriesmolen te Knesselare werd verlaten", in: Molenecho's, XVII, 1989, p. 72-74.
A. Verhoustraete, "Molens binnen het maalgebied van het Land van de Woestijne", in: Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 2, 1950, p. 32-48.
A. Ryserhove, "Molens van Knesselare", in: Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 2, 1950, p. 49-59.
A. Ryserhove, "Driesmolen" (Knesselare), in: De Vrijheid, 22 en 29 oktober 1944.
A. Ryserhove, "Het Knesselare en Ursel van toen", Brugge, 1983.
Van Hooreweghe (heemkundige), onuitgegeven verslag over de molen uit 1956;
Roger Moelaert, "De Pietendries en zijn molen te Knesselare", in: Land van de Woestijne (Aalter), XI, 1986, nr. 1, p. 4-15.
Roger Moelaert, "Pietendriesmolen herrezen", in: Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 34, 1983, p. 236.
Paul Bauters, "Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen", Gent, Provinciebestuur, 1985.
Paul Bauters, "Oostvlaams molenbestand 1986", Gent, 1986 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 25).
A. Ryserhove, "Oud-Knesselare", in: Appeltjes van het Meetjesland, XXVI, 1975, p. 202-331.
R. Tondat, "De laatste houten windmolens in het Meetjesland", in: Ons Meetjesland, I, 1968, p. 4.
Lorthiois Jacques, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (120).
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Tweede aflevering. De arrondissementen Eeklo en Gent", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962).
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 4. Gemeenten K-L", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2002;.
J. D(ruyts), "15 september. Oostvlaamse Molendag", in: Levende Molens, jg. 7 (1985), nr. 11, p. 81-84.
A. Ryserhove, "De Pietendriesmolen te Knesselare is herrezen", in: Appeltjes van het Meetjesland, XVI, 1983, p. 196-201.
J. Camerlinckx, "De laatste windmolen uit het land van de Woestijne: de Pietendriesmolen te Knesselare", in: Land van de Woestijne, Zesmaandelijks tijdschrift van de Heemkundige Kring "Arthur Verhoustraete", Aalter, jg. 6 (1983), nr. 2, p. 3-7 (met plan)
M. Verheughe, "De Pietendriesmolen te Knesselare herleeft", in : Levende Molens, jg. 5 (1983), nr. 9, p. 210-211.
Marc Verheughe, "De geschiedenis van de Knesselaarse 'Pietendriesmolen' vanaf 1965 tot op heden ten dage", in De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 77 (1982), nr. 7 (juli), p. 147-148.
A. Ryserhove, "Molen Knesselare gered", in: Ons Heem, XX, 1966, nr. 6 (slachtmaand), p. 260.
Luc Stockman, artikel in "Ons Meetjesland", 1986.
Mola, "Aantal asomwentelingen van Oost-Vlaamse molens in 2010", in: /West-/Vlaams Molenblad, XXVII, 2011, 1, p. 51.
Mailbericht van Danny Gernaey, Deurne-Antwerpen, afstammeling van molenaar Gernaey, 23.07.2002.
"Molen voor het eerst in honderd jaar in 'vreugdestand'", www. knesselare. be (04.11.2013)
C. Devyt, "Molenaarscijfers", Biekorf, LI, 1950, p. 65-67.

Persberichten
BVK, "Trots van de Drieswijk heeft nieuwe molenaar", in: Het Nieuwsblad, 30.12.2008.
Erwin Meynsberghe, "Pietendries in al zijn glorie hersteld. Restauratieproject maakt drie Oost-Vlaamse molens weer maalvaardig", in: Het Nieuwsblad, 25.06.2009.
Erwin Meynsberghe, "Pietendries heeft opnieuw molenaars. Legendarische maalder Henri Taets heeft eindelijk opvolgers", Het Nieuwsblad, 02.02.2010.
Erwin Meynsberghe, "De Week van de Smaak biedt unieke kans. Smullen van de Pietendriesmolen", Het Nieuwsblad, 15.11.2012.
MYE, "Pietendriesmolen staat in ‘vreugdestand’", Het Nieuwsblad, 31.10.2013.
Erwin Mynsberghe, "Ook openingsuren uitgebreid. Groot onderhoud voor Pietendriesmolen", Het Nieuwsblad, ed. Meetjesland - Leiestreek, 22.01.2014, p. 21.
Erwin Mynsberghe, "Pietendriesmolen zoekt nieuwe wind", Het Nieuwsblad, 10.11.2015.
Erwin Mynsberghe, "Pietendriesmolen kan binnenkort weer tare en spelt malen. Molen draait voorlopig nog niet na schade door storm op paasmaandag", Het Nieuwsblad, 09.04.2016.

Mailberichten
Amaat Degroote, Sint-Laureins, vrjiwillige molenaar in 2008-2009
Maarten Osstyn, 29.01.2016, 21.01.2017.
Michiel Hooijberg, 23.12.2017.

Overige foto's

Pietendriesmolen, Molen Taets, Knesselare (Aalter), Foto: Christiaan Debusschere, Kortemark | Database Belgische molens
© Foto: Christiaan Debusschere, Kortemark
Pietendriesmolen, Molen Taets, Knesselare (Aalter), De meelzolder. Foto: Mike Ekelschot, 18.06.2011 | Database Belgische molens
© De meelzolder. Foto: Mike Ekelschot, 18.06.2011
Pietendriesmolen, Molen Taets, Knesselare (Aalter), De steenzolder. Foto: Mike Ekelschot, Aalter, 18.10.2008  | Database Belgische molens
© De steenzolder. Foto: Mike Ekelschot, Aalter, 18.10.2008
Pietendriesmolen, Molen Taets, Knesselare (Aalter), Foto ca. 1973. Vezameling Ons Molenheem | Database Belgische molens
© Foto ca. 1973. Vezameling Ons Molenheem
Pietendriesmolen, Molen Taets, Knesselare (Aalter), Foto voor 1965 met molenaar Henri Taets. Verzameling Ons Molenheem | Database Belgische molens
© Foto voor 1965 met molenaar Henri Taets. Verzameling Ons Molenheem