Molenechos's Homepage Molenechos.org

Grazen (Geetbets), Vlaanderen - Vlaams-Brabant

Bestaande molen

Karakteristiek

Naam
Grazenmolen, Lutzemolen, Laermolen, Molen van Oriënte, Oriëntenmolen
Ligging
Lutzestraat 53
3450 Grazen (Geetbets)
op de Melsterbeek
1,2 km O v.d. kerk
kadasterperceel A20


Vlaanderen - Vlaams-Brabant
Geo positie
50.876961, 5.143793 (Google Streetview)
Eigenaar
Dina Spruyt, Rummen
Gebouwd
1269 / 1712
Type
Middenslag watermolen
Functie
Korenmolen
Kenmerken
Bakstenen gebouw
Gevlucht/Rad
Metalen middenslagrad (verwijderd)
Inrichting
Drie maalstoelen, aandrijfwerk, builmolen, galg
Toestand
In gebruik als woning (met vrijwaring molengedeelte)
Bescherming
M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
18.04.1994
Molenaar
Geen
Openingstijden
Het molengedeelte op aanvraag (tel. 011 587090)
Database nummer
1422
© Foto: Frans Van Bruaene, 24.02.2008

Beschrijving / geschiedenis

De Grazenmolen (vroeger ook: Lutzemolen, molen van Oriënte, Oriëntenmolen) is een watermolen met een (verwijderd) metalen middenslagrad op de Melsterbeek . De straatzijde (Lutzestraat 53) ligt evenwel in Rummen - een andere deelgemeente van Geetbets.

In een keure van 1234 lezen we dat ridder Libert (alias Berton), heer van Grazen, met toestemming van zijn echtgenote en 2 zonen verschillende goederen overmaakt aan de abdij van Oriënte te Rummen waaronder de helft van de Laermolen, gelegen op de Cicindria of Laerbeek.

Jan, de oudste zoon van de graaf van Loon, gaf in augustus 1269 de toestemming aan de abdij van Oriënte om de loop van de beek die de molen aandreef  te verleggen, op voorwaarde geen schade aan de aangelanden toe te brengen. Hierop werd de Laermolen afgebroken en werd de (nog bestaande) Grazen- of Lutzemolen gebouwd.

Deze molen bleef in handen van de abdij. Deze liet in 1712 het huidige molengebouw optrekken.

In 1753 op O.H. Hemelvaartdag, werd hier door een zevental leden van de Bokkenrijders (een Limburgse roversbende) een nachtelijke overval gepleegd met knevelarij, mishandeling en doodslag. De hoofdman van de rovers was Sus van Lewe uit Rummen. De molenaar Jacobus Van der Bemptden bezweek een paar dagen na de overval aan de opgelopen verwondingen. De andere slachtoffers waren Catharina Croes (echtgenote van de molenaar), Catharina Hardy en Catharina van Tilt (dienstmeiden), Petrus Moreau, Joannes Celis en Petrus Franssen (molenaarsknechten).

We zien de molen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) als "Moulin de Rummen", in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) als "Orienten Molen, Moulin", op de topgrafische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) als "M(oul)in d'Oriente" en de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860) als "Orienten water Molen".

Na de Franse Revolutie werd de molen met 12 bunders grond en weiden als zwartgoed" verkocht aan Petrus Josephus Cappuyns, notaris te Brussel tegen betaling van 8.400 fr.
Omstreeks 1815 komt de molen met ongeveer 5 ha gronden in het bezit van Joannes Vanderhoeft, een eigenaar eveneens uit Brussel. Zijn zoon Jacobus is lange tijd mulder' en burgemeester van Grazen geweest.

Eigenaars na 1800:
- tot ca. 1796, eigenaar: klooster van Oriënten
- ca. 1800, verkoop: Cappuyns Josephus, notaris te Brussel
- ca. 1815, verkoop: Van der Hoeft Joannes, eigenaar te Brussel
- voor 1834, eigenaar: Crockaerts Marie Anne
- 24.10.1835, erfenis: Van der Hoeft Jan-Baptist, molenaar te Grazen
- 19.02.1836, dling: Van der Hoeft-Schoels Jacques, molenaar (en burgemeester) te Grazen (notaris Coenen)
- 20.03.1877, verkoop: a) Van der Hoeft François Arnold Jean, b) Van der Hoeft Marie Emerence, c) Van der Hoeft Henri Jacques, d) Van der Hoeft Theophiel, e) Van der Hoeft Mathieu Gustave en f) Van der Hoeven-Van der Hoeft Eloi (notaris Van Goidsenhoven)
- 19.01.1893, verkoop: Coenen Eugenius Augustinnus, rentenier te Tienen (notaris Van Goidsenhoven)
- 22.01.1894, erfenis: a) Blijkaets-Coenen Marie François Gustave Amaury, te Tienen (overlijden van Eugenius Coenen)
- 04.06.1894, erfenis: a) Blijckaerts Eugeen Juliaan Gustaaf, eigenaar te Tienenn en b) Blijckaerts Maria Hendrik Frans Gustaaf, eigenaar te Tienen (overlijden van Marie François Blijckaerts)
- 07.09.1901, erfenis: Blijckaerts Eugeen Victor Gustaaf, eigennaar te Tienen (overlijden van Hendrik Blijckaerts)
- 04.02.1963, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Eugeen Blijckaerts)
- 09.12.1963, deling: a) Noppe Marcelle Hélènne Jane Ghislaine (voor 2/3), zonder beroep te Ukkel, b) Corthouts Jeanne Marie Thérèse Louise Josephina (voor 1/9), c) Corthouts Mruice Emile Marie Auguste Ferdinand (voor 1/9) en d) Corthouts Gaston Adolphe Henri Armand (voor 1/9), (notaris Jacobs en Monoyer)
- 12.03.1964, verkoop: Bungeneers-Verdonck Joseph Henri, beenhouwer te Rummen (notaris Rosseeuw)
- 12.12.1972, verkoop: Van de Poel Louis Guillaume Joseph, verzekeringsmakelaar te Geetbets (notaris Tallon)
- voor 1990: Charlier Georges & Spruyt Dina, Geetbets
- 2015, eigenaar: Spruyt Dina, Rummen

Sindsdien heeft er steeds een Vanderhoeft de molen uitgebaat. De laatste onder hen, Edmond, heeft de molen doen draaien tot 1970.

Enkele jaren geleden werden de gebouwen aangekocht door de familie Charlier-Spruyt. De inboedel van de molen is nog volledig intact, alleen het aandrijfwiel is spijtig genoeg verdwenen. Het werd in 1949 vernieuwd en in 1975 werd het gietijzeren rad in stukken gebrand en als oud ijzer verkocht.
Omstreeks 1958 werd door de dienst Oppervlaktewaters druk uitgeoefend op de watermolens om over te schakelen op een andere aandrijfbron of hun sluizensysteem te verbeteren zodat de vuilnis in de waterloop minder zou worden opgehouden. Bij de meeste watermolens werd ook het waterrecht afgekocht voor soms zeer grote bedragen. Deze mochten dan de waterkracht niet meer gebruiken maar moesten overschakelen op een alternatieve kracht zoals elektriciteit. Deze molen bezit nog steeds haar waterrecht.

Op 18 april 1994 werd de molen beschermd als monument en samen met zijn omgeving als dorpsgezicht.

De huidige eigenaar had plannen voor een maalvaardige restauratie en een inrichting voor elektriciteitsopwekking, maar de uitvoering ervan is onzeker. Het gaande werk (aandrijfwerk, drie steenkoppels, galg, buil) is nog aanwezig. De builmolen is in slechte toestand.

Technische en bouwkundige beschrijving (Jo De Schepper, Agentschap Onroerend Erfgoed)

Betreft een middenslagmolen in een gaaf bewaard en gerenoveerd vroeg 18de-eeuws gebouw in traditionele regionale stijl. Het gaande werk werd in 1947 gedeeltelijk door een ‘tweedehands' ouder gietijzeren radarwerk vervangen en hulptoestellen werden voorzien.
Molen en woning (datum van oprichting 1712 op de plaats van een oudere molen) bevinden zich in éénzelfde langgevelig gebouw. Het is een baksteenbouw van één bouwlaag en zeven traveeën op natuursteen plint. Rechthoekige muuropeningen, voorgevel met acht met natuursteenomlijste stellinggaten. In het dak zitten velux-ramen); er zit een luideur op de verdieping. De watergevel is gedeeltelijk in hout opgetrokken, met verticale planken op stevig houten skelet.
Dit gebouw maakt deel uit van een erf met grote schuur, kleine schuur en stalling.

A. GEBOUW

1. Gebouw uitwendig
Molen en woning (datum van oprichting 1712 op de plaats van een oudere molen) bevinden zich in éénzelfde langgevelig gebouw (1 bouwlaag en 7 traveeën opgetrokken in baksteen, natuurstenen plint en omlijstingen) met zadeldak (gewijzigde S-pannen, velux-ramen); doorbrekingen horizontaal afgedekt; voorgevel voorzien van 8 met natuursteen omlijste stellinggaten;
luideur op de verdieping; gedeeltelijk houten watergevel met verticale planken op stevig houten skelet.
Dit gebouw maakt deel uit van een erf met grote schuur, kleine schuur en stalling.

2. Gebouw inwendig
- vloeren: molenruimte gelijkvloers: beton
- molenruimte zolder: smalle houten planken
- dakstructuur - ambachtelijke constructiewijze met ruw bewerkte balken en houten verbindingen
- zolderstructuur: - maalzolder op lange frontaal geplaatste moerbalk en twee verticale houten steunbalken
- houten tussenwand tussen molen en woning
- geen asput (of hel)
- lateraal geplaatste houten trap naar maalvloer

B. SLUIS
- sluiswerk grotendeels ontmanteld; de sluismuren en dorpel bestaan echter nog
- de keermuren van de aanvoergeul zijn gedeeltelijk in hout; - waterrad (middenslagrad) weggenomen.

C. GAANDE WERK
Gelijkvloers
gietijzeren raderwerk ( + 1900) geplaatst in 1947; konische overbrenging op horizontale as waarop 3 onderijzers aansluiten evenals riemaansluitingen naar de houten jakobsladder voor het graantransport, de houten jakobsladder naar de builmolen op zolder 1, de builmolen zelf en het uitwendige luiwerk;
- lichtsysteem van het type' vork + schroef +handwieltje'
- de onderijzers draaien in verstelbare taatspotten op gemetselde teerlingen
- 3 houten meelgoten met regelbare zakkenstaanders
- smeedijzeren hangende weegschaal (balans).
Zolder 1
- 3 koppels maalstenen (natuursteen + 2-takse rijnen), houten steenkisten met gedraaide stijltjes + houten toebehoren
-de stenen worden door middel van jakobsladders (zie hoger) van graan voorzien
- 1 houten galg
- sporen van rolgalg
- houten builmolen met riemaandrijving (voorzien van reductiesysteem toerental)
- luiwerk: riemwiel, rol, reep die over hoekgeleiders naar de luikap loopt
- koekbreker
- weegschaal.

D. OMGEVING
Gewestplan
Tienen-Landen: agrarisch, Landschappelijk waardevol gebied.

Betreft een middenslagmolen in een gerenoveerd vroeg 18de -eeuws gebouw in traditionele regionale stijl.
Het gaande werk werd in 1947 gedeeltelijk door een 'tweedehands' ouder gietijzeren raderwerk vervangen en hulptoestellen werden voorzien.
Het gaande werk heeft enkele bijzondere kenmerken:
- een uitgewerkt systeem van riemen die vanop de horizontale as vertrekken (i. p. v. het veel voorkomende systeem met een verticale as die over beide verdiepingen doorloopt)
- het luiwerk met zware hoekgeleiders
- de houten steenkisten met gedraaide stijltjes
- de aanwezigheid van 2 jakobsladders in een relatief kleine molen
- de houten watergevel met de nog aanwezige oude houten structuur.
De huidige eigenaar is van plan het waterrad en de stuwsluis te herstellen.
Het gaande werk bevindt zich in een goede staat van bewaring en is, mits het uitvoeren van enkele kleine herstellingen, maalvaardig.

Lieven DENEWET, Jo DE SCHEPPER & Herman HOLEMANS

Aanvullende informatie

Uit het beschermingsdossier van 1993-1994:
ADMINISTRATIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING HUISVESTING EN MONUMENTENZORG
Bestuur Monumenten en Landschappen
Hoofdbestuur: Afdeling Industrieel Erfgoed
Provo Afdeling: Limburg
Gemeente :GEETBETS (Grazen)
Betreft: Watermolen - Lutzestraat 53 - als monument en de onmiddellijke omgeving als dorpsgezicht
Dossier nr.: B062
Inspecteur: J. De Schepper
I IDENTIFICATIE:
Kadastergegevens: - Molen: GEETBETS (Grazen), 3de afdeling, sectie A, perceelnummer 21d
Omgeving: zie afbakening (2de afd., Sect. E enig blad, nrs. 24f, 50a, 5lb, 52a, 53 k & 1
eigendomstoestand: Dhr. en Mevr. CHARLIER Georges SPRUYT Lutzestraat 53 3450 GEETBETS (Grazen)
II. OVERZICHT VAN DE PROCEDURE
Voorontwerp van lijst:
Betekening
Advies P.C.M.L
Ontwerp van lijst Betekening
B.S.
Advies K.C.M.L.
III. NOTA: HISTORISCHE GEGEVENS + BESCHRIJVING
A. GEBOUW
1. Gebouw uitwendig
Molen en woning (datum van oprichting 1712 op de plaats van een oudere molen) bevinden zich in éénzelfde langgevelig gebouw (1 bouwlaag en 7 traveeën opgetrokken in baksteen, natuurstenen plint en omlijstingen) met zadeldak (gewijzigde S-pannen, velux-ramen); doorbrekingen horizontaal afgedekt; voorgevel voorzien van 8 met natuursteen omlijste stellinggaten;
luideur op de verdieping; gedeeltelijk houten watergevel met verticale planken op stevig houten skelet.
Dit gebouw maakt deel uit van een erf met grote schuur, kleine schuur en stalling.
2. Gebouw inwendig
- vloeren: molenruimte gelijkvloers: beton
- molenruimte zolder: smalle houten planken
- dakstructuur - ambachtelijke constructiewijze met ruw bewerkte balken en houten verbindingen
- zolderstructuur: - maalzolder op lange frontaal geplaatste moerbalk en twee verticale houten steunbalken
- houten tussenwand tussen molen en woning
- geen asput (of hel)
- lateraal geplaatste houten trap naar maalvloer
B. SLUIS
- sluiswerk grotendeels ontmanteld; de sluismuren en dorpel bestaan echter nog
- de keermuren van de aanvoergeul zijn gedeeltelijk in hout; - waterrad (middenslagrad) weggenomen.
C. GAANDE WERK
Gelijkvloers
gietijzeren raderwerk ( + 1900) geplaatst in 1947; konische overbrenging op horizontale as waarop 3 onderijzers aansluiten evenals riemaansluitingen naar de houten jakobsladder voor het graantransport, de houten jakobsladder naar de builmolen op zolder 1, de builmolen zelf en het uitwendige luiwerk;
- lichtsysteem van het type' vork + schroef +handwieltje'
- de onderijzers draaien in verstelbare taatspotten op gemetselde teerlingen
- 3 houten meelgoten met regelbare zakkenstaanders
- smeedijzeren hangende weegschaal (balans).
Zolder 1
- 3 koppels maalstenen (natuursteen + 2-takse rijnen), houten steenkisten met gedraaide stijltjes + houten toebehoren
-de stenen worden door middel van jakobsladders (zie hoger) van graan voorzien
- 1 houten galg
- sporen van rolgalg
- houten builmolen met riemaandrijving (voorzien van reductiesysteem toerental)
- luiwerk: riemwiel, rol, reep die over hoekgeleiders naar de luikap loopt
- koekbreker
- weegschaal.
D. OMGEVING
Gewestplan
Tienen-Landen: agrarisch, Landschappelijk waardevol gebied.
IV. EVALUATIE
Betreft een middenslagmolen in een gerenoveerd vroeg 18de -eeuws gebouw in traditionele regionale stijl.
Het gaande werk werd in 1947 gedeeltelijk door een 'tweedehands' ouder gietijzeren raderwerk vervangen en hulptoestellen werden voorzien.
Het gaande werk heeft enkele bijzondere kenmerken:
- een uitgewerkt systeem van riemen die vanop de horizontale as vertrekken (i. p. v. het veel voorkomende systeem met een verticale as die over beide verdiepingen doorloopt)
- het luiwerk met zware hoekgeleiders
- de houten steenkisten met gedraaide stijltjes
- de aanwezigheid van 2 jakobsladders in een relatief kleine molen
- de houten watergevel met de nog aanwezige oude houten structuur.
De huidige eigenaar is van plan het waterrad en de stuwsluis te herstellen.
Het gaande werk bevindt zich in een goede staat van bewaring en is, mits het uitvoeren van enkele kleine herstellingen, maalvaardig.
Deze molen bezit ontegensprekelijk industrieel-archeologische waarde.
De omgeving omvat het erf met fraaie beeldbepalende gebouwen, het beeklandschap met op de rechteroever tegenover de molen een éénlagig gebouw met karakteristiek beeldbepalend volume en een gebied met landelijk karakter.
V. BOUWFYSISCHE TOESTAND
Het geheel bevindt zich in een goede staat van bewaring.
VI. GEMOTIVEERD ADVIES
Dient als monument te worden beschermd:
de watermolen met inbegrip van het molengebouw, de sluis met stroomopwaartse damwanden, het bedieningsbrugje, alle gaande werk met toebehoren;
gelegen Lutzestraat 53 te Geetbets (Grazen);
bekend ten kadaster: GEETBETS, 3de afdeling, sectie A, perceelnummer 21c;
omwille van het algemeen belang gevormd door de industrieel-archeologische waarde als watermolen met een vroeg 18de-eeuws gebouwen een volledig bewaard molenwerk met specifieke kenmerken.
Dient te worden beschermd als dorpsgezicht:
de omgeving van de watermolen te Geetbets (Grazen), Lutzestraat 53; zoals afgebakend op plan in bijlage;
omwille van het algemeen belang gevormd door de industrieel-archeologische waarde als goed bewaard watermolensite met beeldbepalende elementen en beeklandschap met historisch landelijk karakter.

------------

-------------------------

Cisterciënzinnenabdij Oriente, Galgestraat 59. Beschermd als monument op 30.09.2014
(Agentschap Onroerend Erfgoed, Greta Paesmans, Marjolijn Van Damme & Maarten Van Dijck, 2013)

De voormalige cisterciënzinnenabdij 'Oriente' uit de 13de eeuw, opgeheven onder de Franse Revolutie, is sinds de 19de eeuw in gebruik als herenhoeve door de familie Vinckenbosch. Het complex werd sterk uitgebreid met een distilleerderij, stallen en verschillende bijgebouwen.

Historiek

Over het precieze ontstaan en verdere ontwikkeling van de voormalige cisterciënzerinnenabdij Oriënte - in de volksmond het Klooster genoemd – is weinig bekend. Aangenomen wordt dat ze rond 1234 werd gesticht door Arnold VII, graaf van Loon en heer van Rummen. Volgens archivalia werd de nieuwe abdij bij haar ontstaan geestelijk begeleid door religieuzen van de in 1219 opgerichte zusterabdij van Maagdendal in Oplinter (Tienen). Omwille van haar ligging ten oosten van het iets oudere Oplinter raakte de nieuwe stichting in Rummen bekend als Sorores domus Orientis ('het zusterhuis in het oosten') of kortweg Oriënte. Om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien werd Oriënte door de lokale heren royaal begiftigd met diverse goederen waaronder de een 100-tal meter noordwaarts, eveneens aan de Melsterbeek gelegen beschermde Grazenmolen. De incorporatie, in 1275, van de zusterabdijen van Bautershoven (Sint-Truiden) en Oeteren (Maaseik) zorgde bijkomend voor een aanzienlijke domeinuitbreiding. Het feit dat er gemiddeld slechts een twaalf- à twintigtal religieuzen verbleven belette niet dat deze kleine stichting in de loop van de eerste decennia van de 16de eeuw was uitgegroeid tot een van de grootste domeinen van monialen in de Nederlanden, met bezittingen verspreid over een 30-tal locaties in het land van Loon, Brabant en het prinsbisdom Luik. In Rummen zelf beschikte Oriënte over een uitgebreid areaal dat in één blok rond de abdij(hoeve) lag geconcentreerd met daarnaast de hoger vermelde Grazenmolen en de hoeven Ter Lenen (beschermd als monument) en Ter Borg. Een eerder bedenkelijke reputatie verwierf Oriënte met haar mondaine abdis Margaretha van Oostenrijk (circa 1558-1604), natuurlijke dochter van de prins-bisschop van Luik, zelf onwettelijke zoon van keizer Maximiliaan van Oostenrijk.

Tijdens de godsdienstoorlogen grotendeels verlaten, liepen de gebouwen, zoals veelal elders, zware schade op waarna de abdij in de loop van 17de- en 18de eeuw grondig werd vernieuwd. De Ferrariskaart (1771-1775) en een 18de-eeuwse plattegrond, bewaard in het Rijksarchief en in 1951 door Borgers schetsmatig gepubliceerd, vormen de enige iconografische bronnen die een algemeen beeld geven van het voormalige abdijcomplex. De Ferrariskaart toont, omarmd door een haakse bocht in de Melsterbeek, en toegankelijk via een dreef vanaf de oude weg van Binderveld naar Grazen, een omvangrijk, langgerekt en vrij grillig uitgewerkt ensemble van rond diverse binnenkoeren ingeplante volumes. Een eveneens langwerpige moestuin sluit aan op de grote noordwestvleugel terwijl de ruimere omgeving bestaat uit akkers, weiden en grote boomgaarden. Aan de zuidzijde komen vier vijvers voor. De enigszins fout georiënteerde en niet nader te dateren, 18de-eeuwse plattegrond - ogenschijnlijk ouder dan Ferraris - schetst een verschillend en meer gedetailleerd beeld van een volgens een klassiek, regelmatig patroon georganiseerd abdijcomplex, met ter hoogte van de toegang een groot neerhof met moestuin en 'hoplochting' waarop respectievelijk het kloosterpand met kerk en het abdisverblijf aansluiten. De zuidelijke helft van de site wordt in beslag genomen door een volledig omgrachte tuin en omvatte een boomgaard met washuis, een "bosquet d’agrément", de parterretuin van de abdis met bakkerij en ten slotte drie rechthoekige vijvers met tussenin een "pépinière". Het smalle perceel en de boogvormige gracht aan de rand van de primitieve percelen 31 en 32 vormen nog steeds herkenbare sporen van de zuidelijke tuingrens. Waarschijnlijk gaat het om de oude loop van de Melsterbeek, want op deze plattegrond wordt de huidige loop van de Melsterbeek omschreven als "nouvelle beke". Indien ook het smalle perceel 38a een relict van de vroegere Melsterbeek is, dan verklaart dit de haakse bocht die de Melsterbeek maakt alvorens het interfluvium van Grazen te doorkruisen.

In 1798 als nationaal goed in twee loten verkocht werd de abdij nadien - volgens sommigen in 1816 - grotendeels afgebroken. Op de Primitieve kadasterkaart (1828) resten er nog twee gebouwen: een langgerekt volume aan noordwestzijde - volgens Wauters, de oudste literatuurbron, de vroegere keuken, volgens anderen een dienstgebouw of een restant van het abdisverblijf - met daarnaast een inmiddels verdwenen kleiner gebouw aan de overzijde van de binnenkoer. Volgens de oudste kadastrale omschrijving (1831) was de grote lust- en siertuin intussen gereduceerd tot een amper 25 are groot hofperceel terwijl de rest van de omgeving bestond uit weiland, akkers en vijvers, in feite resten van de vroegere omgrachting.

In 1841 kwam Oriënte in het bezit van notaris Pierre-Louis Vinckenbosch uit Tienen. De daarop volgende jaren zou de familie Vinckenbosch - tot op heden eigenaar en uitbater - het geheel uitbreiden tot een indrukwekkende herenhoeve met een omvangrijk circa 100 hectare groot areaal van akkers en weiden dat nog steeds in een blok rond de hoeve lag geconcentreerd. Aan de hand van het kadasterarchief kan het bouwverloop in grote lijnen worden gereconstrueerd. Reeds in 1842 werd de vergunning verleend voor een distilleerderij. Rond 1846 werd het resterende abdijgebouw – nu woonvleugel - in noordoostelijke richting aanzienlijk verlengd met de bouw van schuur en stallingen om na een verdere uitbreiding in 1869 de indrukwekkende lengte van 100 meter te bereiken. Eveneens rond 1846 werd aan de overzijde van het immense rechthoekige erf de vroegere distilleerderij opgetrokken alsook de naastliggende stalvleugel die later achteraan werd uitgebreid tot het huidige H-vormige complex. De bouw van een volière en/of kippenren, bakhuis en de huidige garage vooraan op het erf werd in 1869 geregistreerd, die van het tuinpaviljoen in 1879. De zogenaamde dagloners- of dienstwoning ter hoogte van de Galgestraat zou volgens dezelfde gegevens rond 1859 zijn opgericht. In 1901(2) werd de distilleerderij met een stoommachine uitgerust. Begin vorige eeuw beschikte het landbouwbedrijf dat inmiddels zijn definitieve vorm had aangenomen nog steeds over een aanzienlijk weide- en akkerareaal van om en bij de 82 hectare.

De huidige Galgestraat werd aangelegd tijdens de Eerste Wereldoorlog op het tracé van een oude voetweg. Hierdoor boette de oude toegangsdreef in aan belang. Tijdens de storm van augustus 2010 liepen niet alleen de daken aanzienlijke schade op maar sneuvelde eveneens een oude tweestammige esdoorn.

Beschrijving

Vanaf de Galgestraat leidt een gekasseide oprit en een recente bakstenen brug over de Melsterbeek via een smeedijzeren pijlpunthekken naar een groot, rechthoekig gekasseid erf, aan weerszijde (noordwest en noordoost) omsloten door parallel ingeplante, langgerekte, okerkleurig of witgeschilderde bakstenen vleugels met zadeldak en wit/groen geschilderd houten en metalen schrijnwerk. Centraal op het erf, ter plaatse van een verdwenen open hooiloods, een groenperk met vijvertje en achteraan, het erf visueel afsluitend, het kleine rechthoekige volume van de volière en/of kippenren voorafgegaan door de ovaalvormig ommuurde mestvaalt. De gekasseide ruimtes worden gedomineerd door streekeigen bestratingsmateriaal, namelijk 'Tiense kassei' of kwartsiet van Tienen.

Een 50-tal meter ten zuiden van het complex staat het vrijstaande bakhuis, in zuidoostelijke richting bevindt zich ter hoogte van de Galgestraat een voormalige dienstwoning.

Herenhoeve met distilleerderji en aanhorigheden

Woonhuis

Het  ruime, okerkleurig geschilderde woonhuis (1846) met oudere kern en wingerdbegroeiing bestaat uit twee, onderscheiden rechthoekige volumes met zadeldak (zwarte pan en kunstleien). De hogere linkerhelft telt zes traveeën en twee bouwlagen waarboven een door een hardstenen kordon en een geprofileerde houten bakgoot belijnde mezzanine. De nagenoeg symmetrische erfgevel op gecementeerde plint - de twee middelste traveeën, licht vooruitspringend en met hardstenen hoekblokken afgewerkt - wordt geritmeerd door beluikte, rechthoekige vensters met hardstenen dorpel, houten latei en deels bewaarde T-vormig houten ramen met fijne glasroeden. Twee beglaasde, dubbele paneeldeuren met bovenlicht, gevat in een lichtgetoogde, hardstenen Louis XV-omlijsting met trapeziumvormige sluitsteen verzorgen de toegang. Bovenaan de gevel is er een klein luiklokje. Het algemene aspect van de achtergevel, met rechthoekige vensters met vernieuwd houten schrijnwerk waaronder twee deurvensters, wordt gemarkeerd door het centraal geplaatste grote, rondbogige en decoratief uitgewerkte metalen traplicht, geflankeerd door eveneens rondbogige blindnissen. Tegen de zijgevel met drie rechthoekige vensters op de verdieping en een bekronend, verdiept halfradvenster vervangt een veranda de oorspronkelijke serre.

De lagere rechterhelft van het woongedeelte telt twee bouwlagen van vijf traveeën onder zadeldak. Ook hier wordt de ordonnantie bepaald door een dubbel register van beluikte, rechthoekige vensters (bakstenen of houten dorpels; houten lateien) met karakteristieke T-vormige ramen met diamantkopmotief en tussenin een rij decoratieve spiegels. Een vlakke hardstenen omlijsting omkadert de twee houten deuren met bovenlicht. Boven een van de vensters een wapensteen met klimmende, gekroonde leeuw omringd door bloemen en een banderol met opschrift "CUM FORTITVDINE SUAVITAS". Wapen en initialen links en rechts onderaan verwijzen naar abdis Mathilde de Roest (1667-1696) alhoewel het bovenvermelde jaartal 1722 niet overeenstemt met haar ambtsperiode. Links van de deur staat een gietijzeren waterpomp. De sobere achtergevel heeft een rechthoekige deur en zes vensters conform de erfgevel.

Afgezien van de oude, gewelfde kelder met natuurstenen vloer getuigt het interieur van diverse tijdsgebonden ingrepen: houten vloeren, decoratieve cementtegels in combinatie met granito, ingekaste moerbalken, dubbele, hoge driedelige paneeldeuren, rondboogdeuren met bovenlicht en lage opgeklampte deuren, twee roodbruin geaderde marmeren schouwen waarvan met een met bekronende spiegel en een neorégence omlijsting met geschilderd bloemstuk, gesigneerd Coulon alsook een neo-Vlaamserenaissance-schouw, een plint in geperst karton en ten slotte een sobere, witgeschilderde houten wenteltrap met slanke spijlen. De twee rechtse traveeën met hun bakstenen tongewelven sluiten functioneel aan bij de aansluitende bedrijfsvleugel.

Bedrijfsvleugel

De aanleunende, lange, witgeschilderde en in verschillende fasen gerealiseerde bedrijfsvleugel (1846-1879) is afgedekt met een slechts door een aandak onderbroken zadeldak (rode handvorm en mechanische pan) en opengewerkt met diverse laadvensters waaronder een opgaand dakvenster met katrol. Momenteel voornamelijk in gebruik als koestal bestond deze vleugel oorspronkelijk uit een schuur, stalling voor een tiental paarden en een wagenhuis. Palend aan de woning en herkenbaar aan de grote rechthoekige poort met zware hardstenen stijlen en houten latei bevindt zich een kleine schuur met dwarse, hardstenen dorsvloer en twee houten spanten, waaronder een muurspant. Een lage dubbele houten deur met hardstenen stijlen en houten latei leidt via enkele natuurstenen treden naar de onderliggende aardappelkelder met drie haakse bakstenen tongewelven en een datumsteen met het jaartal 1873. Het middengedeelte met zijn laadvensters, lichtgetoogde deur in natuurstenen omlijsting, kleine metalen verluchtingsvensters en drie grote rechthoekige openingen onder een metalen latei omvat de vroegere paardenstal met houten zoldering, en langs de wand staan de obligate drinkbak en ruif. Het uiteinde van de vleugel met een gedrukte rondboogpoort, sporen van twee dichtgemetselde poorten en een groot metalen venster met tuimelend bovengedeelte was ogenschijnlijk in gebruik als wagenhuis. Binnenin zijn er bakstenen gewelven op I-liggers en een groot houten raam met metalen roeden in de kopgevel.

De overzijde van het erf wordt in beslag genomen door de in één lijn opgestelde volumes van respectievelijke distilleerderij en koe- en varkensstallen, van elkaar gescheiden door een bakstenen, gedrukte rondboogdoorgang met afgeronde dagkanten.

Distilleerderij

Vooraan het erf bevindt zich de vroegere distilleerderij (1846) met haar twee aanbouwen onder lessenaarsdak, één tegen de kopgevel en één in de vorm van een afdak op bakstenen pijlers tegen de achtergevel. Het rechthoekige hoofdvolume telt twee bouwlagen van zes traveeën onder zadeldak (rode mechanische pan). De erfgevel is op symmetrische wijze opengewerkt met lichtgetoogde openingen met respectievelijke hardstenen en bakstenen dorpels en grotendeels voorzien van het originele houten schrijnwerk: grote vensters op het gelijkvloers, kleinere op de verdieping en daarnaast een deur met bovenlicht. Boven de hoofdtoegang - een dubbele rechthoekige deur met hardstenen stijlen en metalen bovenlicht - bevindt zich de grote laaddeur met in metalen porte-à-faux uitgewerkte overluifeling. Bovenaan in de achtergevel zijn er vijf lichtgetoogde blindvensters en een houten venster; in de vrijstaande zijgevel een venstertje en twee deuren waarvan een ter hoogte van de metalen passerelle die voor de verbinding zorgt met de zolder van de naastliggende stallingen. Binnenin liggen gele en rode vloertegels of een betonvloer, een houten draagstructuur met blijkbaar deels gerecupereerde spanten en moerbalken, gestut met ijzeren kolom, een open houten trap naar de zolderverdieping en opgeklampte deuren - op het gelijkvloers in combinatie met een vierkant bovenlicht met metalen roedeverdeling.

M. Vinckenbosch kreeg op 15 september 1842 de toelating om een stokerij op te richten. In 1901 werd de stokerij met een stoommachine uitgerust. Van de vroegere bedrijvigheid zijn enkel de maalstoel en de centrale transmissie-as bewaard. De maalstoel bestaat uit een gietijzeren onderstel met houten maalstoel gebouwd door het Luikse constructiebedrijf G.J. Pasteger et Fils en werd gebruikt voor het malen van granen en mout voor de stokerij. Op de zolder is nog de graantrechter zichtbaar waardoor het graan via de kaar in de maalstoel werd gegoten. De centrale transmissie-as met hangende lagersteunen bevestigd aan het plafond, bracht de beweging van de stoommachine over naar de graanmolen. De riem bracht de beweging over via assen en kammen op de loper (bewegende molensteen). De as werd in het verleden wellicht ook gebruikt voor het in beweging stellen van het roerwerk van de beslagkuip, de beslagpomp en de takel (het sleepluiwerk) voor het naar bovenbrengen van het graan naar de graanzolder. De verschillende riemschijven op de centrale transmissie-as zijn nog zichtbaar.

Stallen

Naast de distilleerderij bevinden zich de H-vormig aaneengeschakelde koe- en varkensstallen (1846-?). Het rechthoekige volume van de op het erf uitgevende, voor een 120-tal runderen geconcipieerde koestal telt dertien traveeën onder een licht overkragend zadeldak (platte rode handvormpan), doorbroken met drie, als opgaande dakvensters uitgewerkte laadvensters. Zowel erf- als achtergevel tonen een symmetrische schikking van lichtgetoogde, zesdelige houten ramen met metalen roeden - sommige met neerklappend bovengedeelte - en een hardstenen dorpel terwijl een schuifpoort de toegang van op het erf verzekert. Ook schuifpoorten - telkens drie - in de zijgevels met in de geveltop respectievelijk een verbindingsdeur via de passerelle naar de naastliggende distilleerderij en een lichtgetoogd laadvenster. Kruisvormige, gietijzeren muurankers verwijzen naar een overspanning met bakstenen troggewelven op metalen liggers terwijl het dak rust op met schroefbouten vergaarde, houten spanten. De indrukwekkende koestal bestaat uit een brede centrale voedergang, aan weerszijden doorbroken met een lange reeks grote, getoogde muuropeningen waarlangs de aanliggende voederbakken kunnen worden bediend. In de as van de erfpoort leidt een brede dwarsgang via een klein verbindingsvolume naar de achterliggende, deels tot schuur omgevormde varkensstal.

Het rechthoekige volume onder overkragend zadeldak (rode handvormpan) met houten spantstructuur met trekstangen, is aan de langszijden opengewerkt met lichtgetoogde houten deuren (deels dichtgemetseld) en kleine bakstenen lunetvormige verluchtingsvensters. Beide kopgevels tonen een steekbogig laadvenster en een later toegevoegde rechthoekige poort met ijzeren latei. Achteraan werd het volume U-vormig uitgebreid met een afdak en twee flankerende aanbouwen met lessenaarsdak. Het noordwestelijke gedeelte werd na verwijdering van de wellicht oorspronkelijke troggewelfjes omgevormd tot schuur. In de andere helft bleef de centrale voedergang met aanliggende stallen met hun steekboogdeur- en venstertje grotendeels bewaard.

Bijgebouwen

Aan de smalle zijde van het erf, vooraan rechts bij het binnenkomen is er ten slotte, een rechthoekig gebouwtje (1869) dat werd omgevormd tot twee garages. Achteraan, het erf visueel afsluitend, is er het lage rechthoekige volume van een volière en/of kippenren(?) (1869) onder licht overkragend, afgesnuit zadeldak (zwarte pan) met houten sierrand, grote rechthoekige muuropeningen en drie rondboogdeurtjes met bovenlicht, het geheel voorafgegaan door de ovaalvormig ommuurde mestvaalt met metalen poort.

Op enige afstand van het erf bevinden zich nog twee dienstgebouwen. Het in onbruik geraakte en ontmantelde bakhuis (1869) - een bakstenen constructie met zadeldak (rode handvormpan), sporen van vlechtingen, recentere muuropeningen en bakstenen haard - ligt geïsoleerd, een 50-tal meter bezuiden de herenhoeve.

Eveneens meer zuidwaarts, iets achterin gelegen ten opzichte van de straat en voorafgegaan door een smeedijzeren hekken, situeert zich een vroegere dienstwoning (1859) met achterliggend bijgebouw. Beide zijn opgetrokken in baksteen op gecementeerde plint en afgedekt met een overkragend zadeldak (respectievelijk rode handvormpan en golfplaten). Het drie traveeën brede, éénlaagse woonhuis wordt geritmeerd door lichtgetoogde, aan straatzijde beluikte vensters en een rechthoekige deur met bovenlicht in een hardstenen omlijsting. Het schrijnwerk is grotendeels vernieuwd. Het bijgebouw ten slotte met links een recente, lagere aanbouw is aan erfzijde opengewerkt met een rechthoekige deur met hardstenen omlijsting, twee kleine lichtgetoogde venstertjes en een laadvenster in een houten omkadering.

De informele tuin

Aansluitend op de woonvleugel en zich zuidwaarts uitstrekkend tot tegen het bakhuis bevindt zich een circa één hectare grote tuin  die rond 1850 werd geconcipieerd in functie van de pas gerealiseerde herenwoning. Uit deze periode dateren een monumentale, laagvertakte esdoorn (Acer pseudoplatanus), een witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') op een heuveltje, en een door gele kornoeljes (Cornus mas) gevormd prieel achter de woning.

Eveneens behorend tot het originele tuinconcept is het ter hoogte van de woning ingeplante, 1861 gedateerde tuinpaviljoen: een zeshoekige, met hoeklisenen verlevendigde bakstenen constructie onder tentdak (kunstleien) met decoratieve houten randafwerking en een beglaasde houten steekboogdeur. De letters A en V bovenop de windwijzer verwijzen naar bouwheer Alphonse Vinckenbosch.

Andere kenmerken van de informele tuinaanleg zijn het uitgesproken reliëf, vooral tegen de gracht aan en de kleurrijke stinzen- en voorjaarsflora. Het huidige cirkelvormig wandelpad zou volgens stafkaarten pas tijdens het interbellum zijn aangelegd. Vermeldenswaardig is een zware gele kornoelje (Cornus mas) die tegen het westelijk deel van de gracht staat.

-------------------

Nota over de abdij van Oriënten

De abdij van Oriënten, in de volksmond kortweg "Het Klooster" genoemd, werd opgericht rond 1234 in een tamelijk vlakke, gedeeltelijk beboste streek op het grondgebied der gemeente Rummen, grenzend aan Grazen. Beide gemeenten behoorden toen tot het graafschap Loon en later tot het Prinsbisdom Luik. Een bochtig helder riviertje : de Laarbeek ook Cicindria en thans Melsterbeek geheten, kronkelde doorheen het domein van de abdij. Buiten het natuurschoon bezorgde deze kleine waterloop aan de gemeenschap drijfkracht voor hun graanmolen.

Over het juiste ontstaan van de abdij bestaat nog onzekerheid. Volgens Wolters in zijn "Notices Historiques sur la commune de Rummen", zou op die plaats eerst een kloostergemeente, afhankelijk van de abdij van Averbode, bestaan hebben. Dit wordt nochtans door geen enkele oorkonde bevestigd. Algemeen wordt aanvaard dat de abdij van Oriënten gesticht werd door Arnold VII, graaf van Loon en Heer van Rummen, dank zij zijn godsvrucht en vrijgevigheid. Volgens een keure van 1234 wordt door de graaf bevestigd, dat Libertus van Grazen, met toestemming van zijn echtgenote en zonen Godefridus en Libertus, aan het klooster van Oriënten afstaat: drie hofsteden, een aandeel in de rivier en elf bunder land, gelegen tussen Grazen "en Oriënten.

Vanwaar de benaming Oriënten?
Volgens oude akten van de zusterabdij Maagdendal te Oplinter, die enige jaren voor Oriënten nl., in 1219 gesticht was, zou de abdij van Oplinter enkele zusters naar Oriënten gestuurd hebben, om de bewoners aldaar beter met de regel van Citeau vertrouwd te maken. Van toen af werd deze abdij vermeld als Sorores domus Orientis (het zusterhuis in het oosten), zodat de naam "Oriënten" veeleer bepaald werd door de ligging nl. oostwaarts tenopzichte van Oplinter.
Alhoewel onder de kleine stichtingen (12 à 20 zusters) gerekend, heeft Oriënten een zekere vermaardheid gekend wegens haar uitgestrekte bezittingen en de voorname families die er verbleven. Daarom werd ze ook onder de zeldzame "edele abdijen" gerangschikt en vinden we daarvan talrijke sporen in oude akten, op blazoenen en grafstenen terug.

In 1374 bevatte de abdij volgende onderdelen: een kerk, een slaapzaal, een eetzaal, een ziekenzaal, een keuken, een brouwerij, een tuin, een vijver en enkele bijbehorigheden zoals schuren, zolders, stallen, ...
Tijdens de godsdienstoorlogen in de 16de eeuw heeft de abdij het meermaals erg te verduren gehad, zodat ze meer dan eens geheel of gedeeltelijk verlaten was. Na de doortocht van de legers van Willem van Oranje bevond de abdij zich in een erbarmelijke toestand.
Volgens plannen uit de 17de - 18de eeuw hebben er nadien grondige verbouwingswerken plaatsgehad en kreeg de abdij daardoor een heel ander uitzicht.

In de nabijheid van de kerk bevond zich een kerkhof, waar ook personen, die niet tot de abdij behoorden, mochten begraven worden. Enkele grafstenen getuigen hiervan.
Tijdens de Franse Revolutie werden de abdijen verbeurd verklaard en verkocht. Voor de openbare veiling was de abdij van Oriënten verdeeld in 2 loten: het eerste lot werd gekocht door Everard Tops uit Brussel voor de som van 316 000 fr.F en het tweede lot door Ch. Vanderfosse en Godfried Walckiers, beide ook uit Brussel, voor de som van 755 000 fr.

In 1816 werden al de gebouwen, uitgezonderd het huidige woonhuis, afgebroken en werd er een stokerij opgericht. In 1857 werd het goed aangekocht door Petrus Ludovicus Vinckenbosch, notaris te Tienen en tot op heden bleef het eigendom van deze familie.
De nadien volgende eigenaars waren: Alfons Vinckenbosch-Dumont, Victor Vinckenbosch-Vleminckx, Paul Vinckenbosch-Bartholeyns, Victor Vinckenbosch-De Lane, Victor Vinckenbosch-Versteylen.
Niettegenstaande het goed door deze familie als boerderij werd uitgebaat en er van de abdij niet veel meer is overgebleven, heeft het plaatselijk toch de benaming "Het Klooster" behouden.

 

Literatuur

Archieven
Agentschap Onroerend Erfgoed, Beschermingsdossier DB000062, Geetbets - Grazenmolen (Jo De Schepper, 1993-1994)

Werken
- F. Borgers, "Abdij Oriënten onder Rummen", Eigen Schoon en de Brabander, jg. 34, 1951, 1-2, p. 3-10.
- E. Brouette, "Abbaye d’Orienten, à Rummen", Monasticon Belge, IV, Province de Brabant, 2, 1968, p. 499-509.
- C. Buvé, "Beschrijving der kloostergoederen van Oriënten gelegen te Rummen", Hageland Gedenkschriften, IX, 1915, 187-197.
- G. Ceuleers, "Grazen", in: Oost-Brabant, II, 1957, p. 58-59;
- R. Deneef (red.), "Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Vlaams-Brabant, Zuidoostelijk Brabant – Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw", Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed, 2008, p. 40-42 (M&L Cahier, 16)
- M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961, p. 262.
- L.F. Genicot, S. Van Aerschot, A. De Crombrugghe, H. Sansen & J. Vanhove, "Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 1, Luik, 1971.
- Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 5: arrondissement Leuven (M-Z)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1994.
- Infotekst, opgesteld naar aanleiding van Open Monumentendag Vlaanderen 1993.
- Guy Leus, "Grazenmolen - een grensgeval viert zijn 300ste verjaardag", Limes Gatia (Genealogische en geschiedkundige kring Geetbets), XXI, 2012, 3, p. 92-126.
- J. Melchior, "De Bokkerijders": in Limburgse Bijdragen - Deel 12 - 1915;
- L. Ruytinx e.a., "Geetbets, Rummen, Grazen. Het is niet meer zoals het was", s.l., 1985.
- Louis Ruytinx, ‘Dorpswandeling door Grazen’, 1988, 18 blz.;
- Louis Ruytinx ‘Grazen – Een eeuw trouw aan O.L.Vrouw Bezoeking’, 1998, 200 blz.
- W.D., "Toerisme in het Hageland. Geetbets kan troeven uitspelen", in: Het Volk, 05.01.1993;
- A. Wauters, "Géographie et histoire des communes belges. Arrondissement de Louvain. Canton de Léau", Brussel, 1963 (facsimile herdruk van 1887), p. 198-203.
- M.J. Wolters, "Notice historique sur l’abbaye d’Orienten à Rummen et sur l’abbaye de Baltershoven, près de Saint-Trond, "Messager des Sciences historiques et archives des arts de Belgique", Gent, 1846, p. 1-27.
- M.J. Wolters, "Notice historique sur la commune de Rummen et sur les anciens fiefs de Grasen, Wilre, Bindervelt et Weyer en Hesbaye", Gent, 1846.

Persberichten
PPG, "Water vreet aan beschermde Grazenmolen", in: Het Nieuwsblad, 18.08.2004.
PPG, "Graenmolen 300 jaar jong", Het Nieuwsblad, 07.09.2012.
Paul Pans, "Viering 300-jarig bestaan. Grazenmolen toont haar geschiedenis", Het Nieuwsblad, 06.09.2012.

Overige foto's

Grazenmolen, Lutzemolen, Laermolen, Molen van Oriënte, Oriëntenmolen, Grazen (Geetbets), Foto: Frans Van Bruaene, 24.02.2008 | Database Belgische molens
© Foto: Frans Van Bruaene, 24.02.2008
Grazenmolen, Lutzemolen, Laermolen, Molen van Oriënte, Oriëntenmolen, Grazen (Geetbets), Foto: Niels Wennekes | Database Belgische molens
© Foto: Niels Wennekes
Grazenmolen, Lutzemolen, Laermolen, Molen van Oriënte, Oriëntenmolen, Grazen (Geetbets), Foto: Niels Wennekes | Database Belgische molens
© Foto: Niels Wennekes
Grazenmolen, Lutzemolen, Laermolen, Molen van Oriënte, Oriëntenmolen, Grazen (Geetbets), Het drijfwerk. Foto: Urbain Radelet, Holsbeek | Database Belgische molens
© Het drijfwerk. Foto: Urbain Radelet, Holsbeek
Grazenmolen, Lutzemolen, Laermolen, Molen van Oriënte, Oriëntenmolen, Grazen (Geetbets), Maalstoel. Foto: Urbain Radelet, Holsbeek | Database Belgische molens
© Maalstoel. Foto: Urbain Radelet, Holsbeek